Einde inhoudsopgave
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/7.4.3
7.4.3 Cessie belastingclaims met clearing systeem
Mr. dr. F.G.F. Peters, datum 01-03-2007
- Datum
01-03-2007
- Auteur
Mr. dr. F.G.F. Peters
- JCDI
JCDI:ADS366232:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Buitenlands belastingplichtige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Heffingsbevoegdheid
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Voetnoten
Voetnoten
Zie onder meer Wattel 2002, blz. 420-423; en Terra & Wattel 2005, blz. 119-120.
Zie Wattel 2002, blz. 420.
Hierbij moet worden bedacht dat Nederland onder zijn eigen unilaterale regeling van de conserverende aanslag in veel gevallen niets van de aanmerkelijkbelangclaim zal realiseren vanwege de kwijtschelding na tien jaar. Voorts bestaat nog steeds onzekerheid of de emigratieheffing wel geoorloofd is in het kader van belastingverdragen.
Zie Wattel 2002, blz. 421.
De met ingang van 11 maart 2004 aangepaste Nederlandse emigratieheffing kent geen voorziening voor dooremigratie naar een niet-EU-staat. Nederland zal moeten terugvallen op de bepalingen inzake wederzijdse bijstand bij invordering in het desbetreffende bilaterale belastingverdrag of in het multilaterale WABB-verdrag (Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken, Straatsburg 25 januari 1988, Trb. 1991,4).
Het vrije kapitaalverkeer is mijns inziens niet van toepassing bij de emigratie van de aanmerkelijkbelanghouder; zie paragraaf 7.1.1, onder ‘Mogelijk inroepbare verdragsvrijheden’. Daarnaast kan worden gewezen op artikel 57, lid 2, EG, dat beperking van het vrije kapitaalverkeer met derde landen door middel van het gemeenschapsrecht toestaat.
Een andere oplossing zou kunnen zijn het opstellen van een richtlijn of verordening op grond waarvan de aankomststaat de claim van de vertrekstaat op de aanmerkelijkbelanghouder overneemt. Met name Wattel heeft zich hiervoor sterk gemaakt.1 In het door hem voorgestane systeem wordt bij de overname van de claim op de nominale waarde daarvan een aantal correcties toegepast. De claim zal op de contante waarde moeten worden gesteld, aangezien in ieder geval rekening dient te worden gehouden met het tijdsverloop tot realisatie van de meerwaarde (en dus onder meer met de leeftijd van de aanmerkelijkbelanghouder op het emigratietijdstip). Daarnaast zouden ook tal van andere onzekere factoren waaraan de aanmerkelijkbelangclaim onderhevig is, kunnen worden verdisconteerd, zoals het debiteurenrisico, de kans dat de claim nooit gerealiseerd wordt als gevolg van waardedaling van de aandelen na emigratie, en mogelijke belastingontduiking.2 Ingeval bij emigratie sprake is van een latent aanmerkelijkbelangverlies, dient de vertrekstaat een bedrag te betalen aan de aankomststaat voor de overname van de claim. Het meest praktisch zal zijn alle overgenomen claims tussen twee lidstaten aan het eind van het belastingjaar te salderen en het saldo uit te keren aan de staat met de hoogste claim, eventueel onder vergoeding van het rentenadeel.
De voordelen van een dergelijk systeem waarin de aanmerkelijkbelangclaim als het ware meereist met de aanmerkelijkbelanghouder, zijn evident. De aanmerkelijkbelanghouder behoeft niet af te rekenen bij emigratie, noch zekerheid te stellen en wordt dus niet belemmerd in de uitoefening van de verdragsvrijheden; uiteraard dient hij na emigratie dezelfde verkrijgingsprijs aan te houden als daarvóór. De vertrekstaat heeft zijn belastingclaim bij emigratie direct (gedeeltelijk) gerealiseerd3 en blijft de rompslomp en onzekerheid van het volgen en innen van de aanmerkelijkbelangclaim in de aankomststaat (en mogelijke volgende aankomststaten) bespaard. De aankomststaat verkrijgt een belastingclaim en zal deze eventueel tegen een hoger bedrag kunnen verwezenlijken dan is verdisconteerd bij de overname ervan. Uiteraard is het omgekeerde ook mogelijk, maar een juiste berekening van de waarde van de aanmerkelijkbelangclaim bij de cessie zal ertoe moeten leiden dat deze kansen elkaar in evenwicht houden.4
Het probleem van dooremigratie van de aanmerkelijkbelanghouder naar een derde staat zou het hoofd kunnen worden geboden door in dat geval de laatste EUwoonstaat een exitheffing te laten toepassen met onmiddellijke afrekening of met een conserverend karakter inclusief zekerheidstelling.5 Naar mijn mening komt een dergelijke exitheffing voor aanmerkelijkbelanghouders niet in strijd met het vrije kapitaalverkeer.6 Het verdient uiteraard de voorkeur een dergelijke emigratieheffing vast te leggen in bilaterale belastingverdragen met derde landen. Dooremigratie binnen de EU levert geen problemen op, aangezien dan hetzelfde kan geschieden als bij de eerste emigratie.
Deze oplossing veronderstelt wel enige harmonisatie op Europees niveau, hetgeen meteen ook een van de belangrijkste nadelen is. De belastingstelsels van de lidstaten verschillen onderling sterk; ook op het punt van de aanmerkelijkbelangheffing. Zo betrekt bijvoorbeeld België aanmerkelijkbelangwinst (tenzij het de vervreemding van een aanmerkelijk belang in een in België gevestigd lichaam aan een niet in België gevestigd lichaam betreft) niet eens in de heffing. België zal niet willen betalen voor een Nederlandse belastingclaim die het zelf niet te gelde kan maken. Een min of meer vergelijkbaar systeem in de lidstaten op het punt van aanmerkelijkbelangwinst verdient dan ook aanbeveling bij een dergelijk clearingstelsel. De veronderstelling lijkt gerechtvaardigd dat dit vooralsnog een brug te ver zal blijken te zijn. Volstaan zou echter ook kunnen worden met een vorm van minimum-harmonisatie: ingeval een staat aanmerkelijkbelangwinst niet belast, zou het een bepaling moeten opnemen op grond waarvan hij dit wél doet ten aanzien van een geïmmigreerde aanmerkelijkbelanghouder op wie een belastingclaim is overgenomen. Vanwege de tariefsverschillen tussen de lidstaten zou de verrekening kunnen plaatsvinden tegen een uniform, gemiddeld tarief of zou een bandbreedte voor het tarief kunnen worden vastgesteld. Een ander nadeel is dat het voor aanmerkelijkbelanghouders in een dergelijk systeem wel heel eenvoudig wordt om naar de lidstaat met de laagste heffing te vertrekken. Aldus beschouwd zullen de landen met een substantiele aanmerkelijkbelangheffing wellicht niet warm lopen voor een dergelijk voorstel. Dat laatste geldt echter minstens zozeer voor de (zuidelijke) immigratielanden; voor het afschudden van aanmerkelijkbelangclaims (en vergelijkbare belastingclaims) wordt emigratie naar die landen immers hoe dan ook minder interessant.