De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief
Einde inhoudsopgave
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/7.4.0:7.4.0 Introductie
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/7.4.0
7.4.0 Introductie
Documentgegevens:
Mr. dr. F.G.F. Peters, datum 01-03-2007
- Datum
01-03-2007
- Auteur
Mr. dr. F.G.F. Peters
- JCDI
JCDI:ADS369900:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Buitenlands belastingplichtige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Heffingsbevoegdheid
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie Betten 2004, blz. 155.
Zie Wattel 2002, blz. 415-416. Zie ook Lang 2005 A, blz. 294-295.
Kamerstukken II 2004/05, 29 758, nr. 7, blz. 22. Zie ook Kamerstukken I 2004/05, 29 758, C, blz. 5.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Zoals reeds vermeld in de inleiding van dit hoofdstuk, leidt de totstandkoming van de gemeenschappelijke markt paradoxaal genoeg tot het opwerpen van allerlei barrières door de lidstaten om hun eigen fiscale jurisdicties af te schermen. De Nederlandse wetgever doet hieraan voluit mee en heeft met name in de inkomstenbelasting talrijke afrekenverplichtingen bij emigratie ingevoerd. Dit is op zichzelf beschouwd begrijpelijk. De staat waar de onbelaste opbouw van de meerwaarde in aanmerkelijkbelangaandelen – en daarnaast ook van pensioenen, lijfrentekapitaal, en reserves en goodwill in ondernemingsvermogen – heeft plaatsgevonden, is dikwijls niet de staat waarin de gerechtigde de desbetreffende meerwaarde uiteindelijk (belast) realiseert. De veronderstelling dat de verschuivingen in belastinginkomsten tussen de lidstaten elkaar per saldo min of meer opheffen1, lijkt onjuist. Nog afgezien van de verschillen tussen de belastingstelsels van de lidstaten, die niet alle aanmerkelijkbelangwinst belasten en waarin de fiscale behandeling van de genoemde categorieën niet eender is, is het een gegeven dat met name de groep emigranten met aanmerkelijk belangen en pensioenkapitalen zich richting het zuiden van Europa begeeft.2 Anderzijds doen deze door de lidstaten gecreëerde fiscale grenzen uiteraard afbreuk aan de ongestoorde uitoefening van de verdragsvrijheden door de Europese burgers. Uit de voorafgaande paragrafen volgt voorts dat aan de wijze waarop de Nederlandse wetgever heeft gepoogd de aanmerkelijkbelangclaim in grensoverschrijdende situaties te behouden, de nodige haken en ogen zitten.
Vooralsnog heeft de Europese eenwording op fiscaal gebied voornamelijk plaatsgevonden door middel van de rechtspraak van het HvJ EG. Duidelijk is evenwel dat deze zogenoemde negatieve Europese integratie geen structurele oplossing biedt. Zonder positieve harmonisatie van wetgeving blijft voor de lidstaten onzekerheid bestaan. Hoe zorgvuldig zij hun wetgeving ook vormgeven, steeds blijft het risico bestaan van afbraak door het HvJ EG, waarna zij deze moeten aanpassen, met het risico dat de nieuwe maatregelen wederom niet houdbaar blijken. De uitspraken van het HvJ EG gelden ook slechts voor de concreet voorgelegde casus. Een weinig gestructureerde aanpak derhalve die niet zal leiden tot coherentie binnen het gehele ‘Europese’ belastingsysteem. Een gecoördineerde aanpak door de instellingen van de EG verdient veruit de voorkeur. Zeker ook vanuit het oogpunt van rechtszekerheid voor de Europese burger, over wiens rug de negatieve integratie tenslotte plaatsvindt. Overigens is ook de staatssecretaris van mening dat de Nederlandse heffingsbevoegdheid niet slechts op unilateraal niveau door middel van de conserverende aanslag moet worden verzekerd. In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2005 geeft hij aan op dit punt een driesporenbeleid te volgen: de door Nederland gewenste verdeling van de heffingsbevoegdheid in de sfeer van het aanmerkelijk belang en de pensioen- en lijfrentesfeer wordt nagestreefd door middel van zowel de unilaterale oplossing als oplossingen op bilateraal niveau (belastingverdragen) en Europees niveau.3 Zoals ook de staatssecretaris opmerkt, is evenwel een gezamenlijke Europese oplossing voor onder meer het probleem van de ongerealiseerde vermogenswinsten op aanmerkelijkbelangaandelen nog ver weg. In deze paragraaf passeren enkele mogelijkheden voor oplossingen op Europees niveau de revue. Beoogd is slechts enkele mogelijkheden aan te stippen; er zijn uiteraard meer opties denkbaar.