Einde inhoudsopgave
RvdW 2014/46
Doorbreking verschoningsrecht advocaat bij verdenking ernstig strafbaar feit: ernst verdenking niet doorslaggevend.
HR 10-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1740
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 december 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
13/00595
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
Politierecht / Toezicht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1740, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑12‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1759, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑10‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑03‑2013
- Wetingang
Essentie
Zeer uitzonderlijke omstandigheden waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt, moet prevaleren boven het verschoningsrecht van een advocaat kunnen zich voordoen indien jegens de advocaat sprake is van een redelijk vermoeden van schuld aan een ernstig strafbaar feit. De mate van ‘stevigheid van de tegen de verschoningsgerechtigde bestaande verdenking’ is daarbij niet van doorslaggevende betekenis.
Partij(en)
Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 19 juli 2012, nummer RK 12/356, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door: M. Adv. mr. W.H. Jebbink, te Amsterdam. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.