Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/283
Huwelijksvermogensrecht. Huwelijkse voorwaarden. Afrekening niet-uitgevoerd periodiek verrekenbeding (art. 1:141 lid 1 BW); verrekening van schulden; bewijsvermoeden (art. 1:141 lid 3 BW).
HR 08-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:338
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 maart 2024
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, F.R. Salomons, G.C. Makkink
- Zaaknummer
23/01395
- Conclusie
A-G mr. G. Snijders
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:338, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑03‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1075, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 24‑11‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑06‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑04‑2023
- Wetingang
Art. 1:136, 1:141, 1:143 BW; art. 674 Rv
Samenvatting
Partijen hebben aan het in art. 6 van de huwelijkse voorwaarden opgenomen periodieke verrekenbeding geen uitvoering gegeven, zodat de huwelijkse voorwaarden moeten worden afgewikkeld op de voet van art. 1:141 lid 1 BW. Art. 1:141 lid 3 BW bepaalt dat het bij het einde van het huwelijk aanwezige vermogen wordt vermoed te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.