Ik begrijp dat het vinkje bij “uitgereikt aan de geadresseerd in persoon” is doorgehaald.
HR, 14-04-2020, nr. 19/03298
ECLI:NL:HR:2020:631
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-04-2020
- Zaaknummer
19/03298
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:631, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑04‑2020; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:377
ECLI:NL:PHR:2020:377, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:631
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Caribische zaak. Diefstal met geweld van pakken garnalen en een pak kip uit een minimarket in Curaçao, art. 2:291 Sr Curaçao. Betekening oproeping nadere tz. in h.b. (op tegenspraak). Kan uitreiking op kantooradres raadsvrouw, waar verdachte domicilie heeft gekozen, worden aangemerkt als rechtsgeldige betekening? HR: Op gronden vermeld in CAG is middel terecht voorgesteld. CAG: Oproeping nadere tz. in h. b. is uitgereikt aan advocaat op kantooradres van haar raadsvrouw (adres A), waar verdachte blijkens eerdere tz. domicilie heeft gekozen, terwijl verdachte andere feitelijke woon- of verblijfplaats (adres B) heeft en ook ander BRP-adres (adres C) heeft. In art. 644 SvNA staat onder b aanbieding aan woon- of verblijfplaats voorop. Daaronder wordt mede begrepen adres waarop persoon voor wie schrijven is bestemd op de dag van aanbieding stond ingeschreven in bevolkingsregister. Een regeling a.b.i. art. 588a (oud) Sv (thans art. 36g Sv) ontbreekt. Voor het kiezen van domicilie is geen wettelijke basis. Gelet hierop moet er van worden uitgegaan dat niet is uitgereikt aan woon-of verblijfplaats (daaronder begrepen adres van inschrijving in bevolkingsregister). Uitreiking had dienen te geschieden op adres van inschrijving in bevolkingsregister op dag van aanbieding (adres C) en/of op laatst opgegeven woonadres van verdachte (adres B), althans achterwege blijven van die uitreiking aldaar is onbegrijpelijk. Nadere motivering was ook aangewezen wegens afwezigheid van verdachte ttz. en gelet op omstandigheid dat wel verschenen raadsvrouw zich heeft “gedesisteerd” en niet woord ter verdediging heeft gevoerd. HR verklaart betekening oproeping nadere tz. in h.b. nietig.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/03298
Datum 14 april 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 21 maart 2019, nummer H-148/2017, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D. Greven, advocaat te Borne, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot nietigverklaring van de oproeping in hoger beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep van 28 februari 2019 geldig is betekend (uitgereikt).
2.2
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 12 tot en met 14 is het cassatiemiddel terecht voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- verklaart de betekening van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep van 28 februari 2019 nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2020.
Conclusie 03‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Caribische zaak. Diefstal met geweld van pakken garnalen en een pak kip uit een minimarket op Curaçao, art. 2:291 Sr. Betekeningsperikelen t.a.v. oproeping voor de tz. in h.b. HR: middel slaagt op gronden als vermeld in CAG. CAG: In art. 644 SvNA staat onder b aanbieding aan de woon- of verblijfplaats voorop. Daaronder wordt mede begrepen het adres waarop de persoon voor wie het schrijven is bestemd op de dag van aanbieding stond ingeschreven in het bevolkingsregister. Een regeling a.b.i. art. 588a oud Sv (thans art. 36g Sv) ontbreekt. De oproeping om op 28-02-2019 te verschijnen is uitgereikt aan de raadsvrouw van verdachte op het adres van de raadsvrouw waarop verdachte ttz. van het hof van 27-09-2018 domicilie koos. Voor het kiezen van domicilie is geen wettelijke basis. Gelet hierop moet er van worden uitgegaan dat niet is uitgereikt aan een woon-of verblijfplaats (daaronder begrepen het adres van inschrijving in het bevolkingsregister). Uitreiking had dienen te geschieden op het adres van inschrijving in het bevolkingsregister op de dag van de aanbieding en/of op het laatst opgegeven woonadres van verdachte, althans is het achterwege blijven van die uitreiking aldaar onbegrijpelijk. Nadere motivering was ook aangewezen wegens de afwezigheid van verdachte ter zitting en het niet voeren van het woord ter verdediging door de raadsvrouw ttz. Volgt vernietiging van de uitspraak van het hof en nietigverklaring van de betekening van de oproeping voor de tz. in h.b. van 28-02-2019.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/03298 A
Zitting 3 maart 2020
CONCLUSIE
P.C. Vegter
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij vonnis van 21 maart 2019 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wegens “diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren”, veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte en mr. D. Greven, advocaat te Borne, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt over de in het vonnis van het hof besloten liggende beslissing waarbij de oproep om ter terechtzitting van 28 februari 2019 van het hof te verschijnen geldig is geoordeeld.
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich:
- een akte van uitreiking van de dagvaarding van verdachte om op 24 mei 2018 te 10.00 uur in hoger beroep te verschijnen met als mededeling dat de deurwaarder het gerechtelijk schrijven op 17 mei 2018 niet heeft kunnen uitreiken op het adres [a-straat 1] te [plaats] , omdat op dat adres niemand werd aangetroffen. Een afschrift van het gerechtelijk schrijven is terstond ter hand gesteld aan de officier van justitie/ advocaat-generaal;
- een proces-verbaal van de zitting van het hof van 24 mei 2018 waaruit blijkt dat verdachte is verschenen en dat in het kader van het antwoord op vragen naar haar personalia vermeldt: “ter zitting opgegeven [b-straat 1] ”. Voorts blijkt dat de behandeling van de zaak is aangehouden en dat de voorzitter de verdachte heeft aangezegd om op de terechtzitting van 27 september 2018 te 16.00 uur aanwezig te zijn;
- een proces-verbaal van de zitting van het hof van 27 september 2018 waaruit blijkt dat verdachte is verschenen en dat in het kader van het antwoord op vragen naar haar personalia vermeldt: “domicilie kiezend ten kantore van haar raadsvrouw”. Voorts blijkt dat de behandeling van de zaak is aangehouden voor onbepaalde tijd.
- een akte van uitreiking van de oproeping hoger beroep van verdachte (domicilie kiezend ten kantore van zijn [lees: haar; PCV] raadsvrouw mr. T.F. Smeulders, Lyraweg #76 om 28 februari 2019 te 14.00 uur te verschijnen (kennelijk1.) met de mededeling dat omdat de geadresseerde niet werd aangetroffen op het bovenstaande adres werd uitgereikt aan advocaat Smeulders;
- een proces-verbaal van de zitting van het hof van 28 februari 2019 waaruit blijkt dat verdachte niet is verschenen en dat in het kader van haar personalia vermeldt: “wonende op het adres [b-straat 1] .” Voorts is vermeld dat mr. T. Smeulders, advocaat in Curaçao, is verschenen en dat zij meedeelt: “Omdat verdachte er vandaag niet is, desisteer ik. Ik had gehoopt dat zij er vandaag zou zijn aangezien ik de afgelopen tijd zelf geen contact meer met haar heb kunnen krijgen.” In het proces-verbaal is verder het verloop van het onderzoek ter terechtzitting gerelateerd en is de mededeling gedaan dat de uitspraak van het hof zal plaatsvinden ter terechtzitting van 21 maart 2019 te 13.45 uur.
5. In een opgevraagde Informatiestaat SKBD-persoon met gegevens uit het SKBD op 6 augustus 2019 is als huidig BRP-adres [c-straat 1] [plaats] vermeld met als ingangsdatum 26 januari 2012.2.
6. Artikel 643 van het Wetboek van Strafvordering Nederlandse Antillen3.(Sv NA) luidt als volgt:
“1.Betekening van gerechtelijke mededelingen vindt alleen plaats in de gevallen bij wettelijke regeling bepaald.
2.Dagvaardingen en aanzeggingen die aan het openbaar ministerie zijn opgedragen, worden steeds betekend.
3.In alle gevallen waarin een gerechtelijke mededeling moet worden betekend, geschiedt de betekening door uitreiking van een gerechtelijk schrijven.
4.De uitreiking van het gerechtelijk schrijven, als bedoeld in het derde lid, wordt door het openbaar ministerie opgedragen aan een deurwaarder of ambtenaar van politie.
5.Ingeval de met de betekening belaste ambtenaar noch de verdachte, noch een van diens huisgenoten aan zijn woon- of verblijfplaats aantreft, zal hij een afschrift van het gerechtelijk schrijven terstond ter handstellen aan de officier van justitie bij het gerecht in eerste aanleg waar de rechter waarvoor gedagvaard wordt, zitting houdt. De officier van justitie zal het oorspronkelijk schrijven voor gezien tekenen en het afschrift zo mogelijk aan de verdachte doen toekomen, zonder dat van ontvangst door deze in rechte zal behoeven te blijken.
6.Indien de verdachte geen bekende woon- of verblijfplaats in de Nederlandse Antillen heeft, geschiedt de betekening van het gerechtelijk schrijven door middel van aanplakking van het afschrift aan het gebouw, waar de rechter waarvoor gedagvaard wordt, zitting houdt.
7.Bij bekende verblijfplaats van de verdachte in het buitenland wordt het gerechtelijk schrijven door tussenkomst van de procureur-generaal aan zijn ambtgenoot in het andere land ter betekening verzonden.”
7. Artikel 644 Sv NA luidt als volgt:
“De uitreiking geschiedt:
a. aan hen die in de Nederlandse Antillen in verband met de strafzaak waarop het uit te reiken stuk betrekking heeft, rechtens hun vrijheid is ontnomen: in persoon;
b. aan alle anderen: in persoon of, indien betekening in persoon niet is vereist en het stuk wordt aangeboden in de Nederlandse Antillen aan hun woon- of verblijfplaats en zij daar niet worden aangetroffen, aan degene die zich in het huis bevindt en die zich bereid verklaart om het stuk onverwijld aan hem voor wie het bestemd is te doen toekomen. Onder woon- of verblijfplaats wordt mede begrepen het adres waarop de persoon voor wie het schrijven bestemd is op de dag van aanbieding stond ingeschreven in het bevolkingsregister.”
8. Voor Nederland geldt het volgende. Art. 588, eerste lid, oud van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering en art. 36e Sv van het thans geldige Wetboek van Strafvordering stellen in geval dat een verdachte niet zijn vrijheid is ontnomen uitreiking aan het adres waar de geadresseerde als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) voorop. Indien de geadresseerde niet als ingezetene in de BRP geschiedt de uitreiking aan de woon- of verblijfplaats van de geadresseerde. In een conclusie uit 2011 valt onder randnummer 84.te lezen: “Overigens lijkt het mij aangewezen streng vast te houden aan de hoofdregel dat moet worden betekend op het GBA-adres, ook al staat met zekerheid vast dat dit er niet toe leidt dat het schrijven de verdachte bereikt. Afwijking van die hoofdregel schept voor de praktijk onduidelijkheid en bovendien is nooit absolute zekerheid te geven dat een verdachte door een op voorhand nutteloze betekening achteraf toch op de hoogte blijkt te zijn gekomen van de inhoud van het gerechtelijk schrijven.”
9. Ik wijs op twee in ieder geval voor Nederland relevante uitspraken van de Hoge Raad en begin met een vooropstelling uit HR 29 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4064, NJ 2011/3955.die naar ik meen tevens van betekenis is voor de oproeping van een verdachte voor een nadere terechtzitting in hoger beroep:
“2.3. Vooropgesteld moet worden dat de betekeningsvoorschriften strekken tot bescherming van het belang dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat een verdachte buiten zijn schuld onbekend blijft met het feit dat een tegen hem lopende strafzaak ter terechtzitting aanhangig is gemaakt, dientengevolge niet verschijnt en daardoor in zijn verdediging kan worden benadeeld. De nietigheid van de dagvaarding wegens een betekeningsgebrek wordt niet gedekt doordat ter terechtzitting een op de voet van art. 279 Sv tot de verdediging gemachtigde raadsman is verschenen (vgl. HR 11 februari 2003, LJN AE9649, NJ 2003/390, rov. 3.5.1 en 3.5.5).
Niet-naleving van de betekeningsvoorschriften leidt in de regel tot nietigverklaring van de dagvaarding, ook al volgt dat niet dwingend uit art. 590 Sv. Nietigverklaring blijft evenwel achterwege indien de verdachte ondanks het betekeningsgebrek ter terechtzitting is verschenen. Dit geldt eveneens indien ter terechtzitting de raadsman van de aldaar niet aanwezige verdachte is verschenen en deze niet heeft geklaagd over het betekeningsgebrek (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317, rov. 3.5 en 3.26).”
10. Voorts is van belang HR 19 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM0781. Het betrof de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie in een beklagzaak. De bestreden beschikking was wel aan het kantooradres van de raadsman overeenkomstig de domiciliekeuze uitgereikt, maar niet tevens ingevolge de betekeningsvoorschriften aan de griffier. Aldus was er naar het oordeel van de Hoge Raad in afwijking van de conclusie van mijn voormalig ambtgenoot Jörg geen sprake van een rechtsgeldige uitreiking.6.
12. Dan de regeling van de uitreiking van de dagvaarding en oproeping op Curaçao. De onder randnummer 7 geciteerde voor Curaçao geldende regeling wijkt in ieder geval naar de bewoordingen af van de Nederlandse regeling. In art. 644 Sv NA staat onder b aanbieding aan de woon- of verblijfplaats voorop. Daaronder wordt mede begrepen het adres waarop de persoon voor wie het schrijven is bestemd op de dag van aanbieding stond ingeschreven in het bevolkingsregister. Een regeling als bedoeld in art. 588a oud Sv (thans art. 36g Sv) ontbreekt.
13. De oproeping om op 28 februari 2019 te verschijnen is uitgereikt aan de raadsvrouw van verdachte op het adres op het adres Lyraweg #76 [plaats] . Er kan van worden uitgegaan dat de uitreiking plaatsvond op het adres waarop verdachte ter terechtzitting van het hof van 27 september 2018 domicilie koos.8.Het kiezen van domicilie is niet geregeld in art. 644 Sv NA en ook elders heb ik er geen wettelijke basis voor gevonden. Gelet hierop moet er van worden uitgegaan dat niet is uitgereikt aan een woon-of verblijfplaats (daaronder begrepen het adres van inschrijving in het bevolkingsregister). Het komt mij voor dat uitreiking tevens had dienen te geschieden op het adres van inschrijving in het bevolkingsregister op de dag van de aanbieding te weten [c-straat 1] Willemstad Curaçao en/of op het laatst opgegeven woonadres [b-straat 1] , althans dat zonder nadere motivering het achterwege blijven van die uitreiking aldaar onbegrijpelijk is.
14. Nadere motivering was ook in verband met het volgende aangewezen. Mr. Smeulders, die ter terechtzitting van 28 februari 2019 is verschenen, heeft, zoals onder randnummer 4 al is opgemerkt, daar meegedeeld: “Omdat de verdachte er vandaag niet is, desisteer ik. Ik had gehoopt dat zij er vandaag zou zij er vandaag zou zijn aangezien ik de afgelopen tijd zelf geen contact meer met haar heb kunnen krijgen.” Het desisteren betekent in ieder geval dat zij tijdens die zitting niet het woord ter verdediging heeft gevoerd.9.Of mr. Smeulders de verdachte op de hoogte heeft gesteld van de oproeping die aan haar is uitgereikt blijft echter in het midden. Indien voor het hof bijvoorbeeld in verband met eigen wetenschap de noodzaak ontbrak te vragen of verdachte op de hoogte was van de zitting, zou daarvan mijns inziens uit het proces-verbaal of vonnis behoren te blijken.
15. Het middel slaagt. De Hoge Raad kan de oproeping in hoger beroep om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
16. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
17. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot nietigverklaring van de oproeping in hoger beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑03‑2020
Een aan de akte van cassatie gehechte kopie van het rijbewijs Curaçao van 13 november 2018 vermeldt als adres [a-straat 1] [plaats] .
Landsverordening van de 5de november 1996 houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafvordering (geconsolideerde versie, geldend vanaf 1-8-2000). Het WvSv N.A. is op 10 oktober 2010 van kracht gebleven op het onafhankelijke land Curaçao op grond van art. 1 van de Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur (bijlage a bij Eilandsverordening vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao, A.B. Curaçao 2010, 87) omdat de Landsverordening WvSv niet was opgenomen in de bijlage bij de Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur.
Vgl. HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1550: “Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 6 en 9 is het in de bestreden, bij verstek gewezen, uitspraak besloten liggende oordeel dat de verdachte behoorlijk is gedagvaard in het licht van de inhoud van de onder 3.2 bedoelde stukken van het geding onbegrijpelijk.”
In de schriftuur van cassatie wordt gewezen op de parafrasering van deze overwegingen in mijn conclusie van 21 mei 2013, ECLI:NL:PHR:2013:535.
Zie voor de betekening aan de rechtspersoon HR 22 november 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9868. Bijzonder is daarbij dat de uitreiking kan geschieden op een andere plaats dan de woonplaats als het maar is aan een gemachtigde als bedoeld in art. 529, tweede lid, Sv.
Daarbij geldt de eigen problematiek van het onderscheid tussen de opgave van een adres voor de toezending van de appeldagvaarding als bedoeld in art. 450, derde lid, Sv en de opgave van een adres als bedoeld in art. 588, eerste lid, onder c, Sv. Zie HR 6 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2048, NJ 2018/445, HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3190, NJ 2018/322 en HR 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3320, NJ 2016/18.
Uit openbare bronnen is kenbaar dat op het adres Lyraweg 76 Curaçao is gevestigd Smeulders Advocaten.
Of het tevens betekent dat zij niet meer kan worden aangemerkt als de advocaat van de verdachte is niet duidelijk.