HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102; HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426 en HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:102, NJ 2016/102.
HR, 19-12-2017, nr. 16/02995
ECLI:NL:HR:2017:3190, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-12-2017
- Zaaknummer
16/02995
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:3190, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑12‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1116, Contrair
ECLI:NL:PHR:2017:1116, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑07‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:3190, Contrair
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑09‑2016
- Vindplaatsen
NJ 2018/322 met annotatie van T. Kooijmans
SR-Updates.nl 2018-0018
NbSr 2018/51
Uitspraak 19‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Verdachte n-o in h.b. op de grond dat bijzondere volmacht tot instellen h.b. niet voldoet aan adresvereiste. Kantooradres advocaat aan te merken als adresopgave a.b.i. art. 450.3 Sv? In aanmerking genomen dat het als schriftelijke bijzondere volmacht aangemerkte faxbericht een adres voor de toezending van een afschrift van de appeldagvaarding inhoudt, namelijk het kantooradres van een advocaat, zijn het oordeel van het Hof dat voormelde volmacht een adres voor de toezending ontbeert en het daarop gebaseerde oordeel van het Hof dat verdachte n-o is in het h.b. niet begrijpelijk. HR staat, met verwijzing naar ECLI:NL:HR:2015:3320, stil bij het onderscheid tussen adresopgave a.b.i. art. 450.3 Sv en adresopgave a.b.i. art. 588a.1.c Sv. Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG: anders.
Partij(en)
19 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/02995
SG/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 18 maart 2016, nummer 21/005119-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.T. Pel, advocaat te Hattem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.
2.2.1.
De verdachte is door de Politierechter in de Rechtbank Gelderland bij vonnis van 25 augustus 2014 ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken. Het Hof heeft bij zijn bij verstek gewezen arrest de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het tegen voormeld vonnis ingestelde hoger beroep.
2.2.2.
De bestreden uitspraak houdt onder het opschrift "ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep" in:
"Op 8 september 2014 heeft de griffie van de rechtbank Gelderland een akte rechtsmiddel opgemaakt, gericht tegen het vonnis van de rechtbank, op verzoek van mr. P.T. Pel.
Aan de akte rechtsmiddel is een schriftelijke bijzondere volmacht om namens de verdachte het hoger beroep in te stellen gehecht.
Op grond van artikel 450 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient in een dergelijke bijzondere volmacht te zijn opgenomen de mededeling:
1. dat de advocaat bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep;
2. dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep;
en
3. een adres van de verdachte voor toezending van een afschrift van de appeldagvaarding.
Bij gebrek daaraan kan het hoger beroep niet ontvankelijk worden verklaard. (HR 22 december 2009, LJN BJ7810).
Er bestaat onvoldoende grond voor een niet-ontvankelijkverklaring van het appel indien sprake is van één of meer verzuimen maar ter terechtzitting in hoger beroep de verdachte of een door hem op de voet van artikel 279 Sv gemachtigd raadsman is verschenen, die verklaart dat aan de verlening van de onvolkomen volmacht de wens van de verdachte ten grondslag heeft gelegen om op rechtsgeldige wijze hoger beroep te doen instellen (o.a. HR 20 maart 2012, LJN BV6999, HR 29 januari 2013, LJN BY8897).
In de onderhavige bijzondere volmacht is niet voldaan aan het onder 3 vermelde.
Ter terechtzitting in hoger beroep is de verdachte niet verschenen. Wel is verschenen mr. P.T. Pel. Daarnaar gevraagd heeft de raadsman te kennen gegeven niet uitdrukkelijk te zijn gevolmachtigd door de verdachte om namens deze op te treden.
Het hof zal de verdachte gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep."
2.2.3.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een "Akte instellen hoger beroep" van 8 september 2014 inhoudende:
"Op 08 september 2014 kwam ter griffie van deze rechtbank, [betrokkene 1], griffiemedewerkster te Zutphen, die - daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht - verklaarde namens
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats]
Vertrokken, onbekend waarheen,
hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis, door de politierechter in deze rechtbank, locatie Zutphen, op 25 augustus 2014 gewezen."
(ii) een bij deze akte gevoegde - door de griffier als schriftelijke bijzondere volmacht als bedoeld in art. 450, eerste lid onder b, Sv aangemerkt - faxbericht van 8 september 2014 van mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem, inhoudende:
"Geachte heer, mevrouw,
In dezen treed ik op voor [verdachte], geboren op [geboortedatum]/1966.
In bovengenoemde zaak is dd. 25/08/2014 onder bovengenoemd parketnummer tegen cliënt een strafvonnis gewezen door de Politierechter van uw Rechtbank. Cliënt wenst tegen dit strafvonnis appel in te stellen.
Ondergetekende verklaart hierbij bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van het appel.
Ondergetekende verleent hierbij volmacht aan iedere medewerker van de strafgriffie van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, tot het instellen van bovengenoemd appel.
Indien en voor zover vereist, wordt hierbij verklaard dat cliënt instemt met de wijze van ontvangst van de akte van uitreiking als bedoeld in art. 450 lid 3 Sv.
Afschrift van de dagvaarding kan worden verzonden aan bovengenoemd kantooradres."
(iii) drie aktes van uitreiking, betreffende de dagvaarding in hoger beroep. Die aktes houden in dat die dagvaarding op 5 februari 2016 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank Gelderland omdat "van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is" en voorts op 12 februari 2016 tevergeefs is aangeboden op het adres [a-straat 1], Hoogeveen en op 13 februari 2016 tevergeefs is aangeboden op het adres [b-straat 1], Apeldoorn met in beide gevallen als reden dat "volgens mededeling van degene die zich op het door mij ingevulde adres bevond, de geadresseerde daar niet woont noch verblijft", waarna in beide gevallen de dagvaarding op 18 februari 2016 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank Gelderland op de wijze als voorzien in art. 588, derde lid aanhef en onder c, Sv met verzending van een afschrift van de appeldagvaarding op diezelfde datum per gewone brief aan de eerder genoemde adressen;
(iv) een ID-staat SKDB van 7 maart 2016 inhoudende dat de verdachte is "Vertrokken Onbekend Waarheen" met als datum van ingang 4 november 2011.
2.3.
Art. 450, derde lid, Sv luidt:
"Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding."
2.4.
In aanmerking genomen dat het als schriftelijke bijzondere volmacht aangemerkte faxbericht van 8 september 2014 een adres voor de toezending van een afschrift van de appeldagvaarding inhoudt, namelijk het kantooradres van mr. P.T. Pel, zijn het oordeel van het Hof dat voormelde volmacht een adres voor de toezending ontbeert en het daarop gebaseerde oordeel van het Hof dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, niet begrijpelijk.
2.5.
Het middel is gegrond.
2.6.
Opmerking verdient nog dat de opgave van een adres voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding als bedoeld in art. 450, derde lid, Sv zich onderscheidt van de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid onder c, Sv. Eerstgenoemde opgave is verplicht indien het instellen van het hoger beroep geschiedt door middel van een schriftelijke bijzondere volmacht aan een medewerker ter griffie. Deze verplichting houdt verband met de in art. 450, derde lid, Sv voorziene mogelijkheid dat aanstonds na het instellen van het hoger beroep een oproeping aan de verdachte om tegen een bepaalde datum ter terechtzitting te verschijnen wordt uitgereikt aan een medewerker ter griffie. Die uitreiking geldt als uitreiking in persoon aan de verdachte, waarbij een afschrift van de oproeping aan het namens de verdachte opgegeven adres als bedoeld in art. 450, derde lid, Sv wordt verzonden (art. 450, vijfde lid, Sv). Dat mag ook het kantooradres van de advocaat betreffen die namens de verdachte een schriftelijke volmacht heeft verleend aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen.
Indien de betekening van de dagvaarding of de oproeping niet aanstonds na het instellen van het hoger beroep geschiedt, doch op een nadien gelegen moment, vindt de regeling van art. 450, vijfde lid, Sv geen toepassing maar bestaat op grond van art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv wel de verplichting - behoudens in de gevallen genoemd in art. 588a, derde lid, Sv - om een afschrift van de dagvaarding of oproeping toe te zenden aan een door of namens de verdachte bij het instellen van het hoger beroep opgegeven adres in Nederland waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. In HR 17 november 2015, ECLI:NL: HR:2015:3320, NJ 2016/18, is overwogen dat aangenomen moet worden dat art. 588a, eerste lid onder c, Sv niet het oog heeft op het kantooradres van een advocaat dat is vermeld in de akte rechtsmiddel of de door hem verstrekte schriftelijke bijzondere volmacht tot het instellen van het rechtsmiddel, waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. Met betrekking tot de ontvangst van (afschriften van) dergelijke mededelingen geldt immers de regeling van art. 48 Sv. Dat laat overigens onverlet, naar in voornoemd arrest is overwogen, dat - gelet op het grote belang van de verdachte bij het kunnen uitoefenen van zijn aanwezigheidsrecht - in het specifieke geval dat de appeldagvaarding op de voet van art. 588, eerste lid sub b onder 3°, Sv ter griffie is uitgereikt om reden dat de verdachte niet is ingeschreven in een BRP en niet is gedetineerd in Nederland, noch een feitelijke woon- of verblijfplaats van hem in Nederland of een adres in het buitenland bekend is, de appelrechter bij afwezigheid van de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman de zaak niet in behandeling mag nemen dan nadat een afschrift van de appeldagvaarding is verzonden naar het in de akte rechtsmiddel dan wel in de schriftelijke volmacht vermelde kantooradres van de advocaat opdat de verdachte mogelijk langs die weg op de hoogte komt van het tijdstip van de behandeling van zijn zaak.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2017.
Conclusie 04‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Verdachte n-o in h.b. op de grond dat bijzondere volmacht tot instellen h.b. niet voldoet aan adresvereiste. Kantooradres advocaat aan te merken als adresopgave a.b.i. art. 450.3 Sv? In aanmerking genomen dat het als schriftelijke bijzondere volmacht aangemerkte faxbericht een adres voor de toezending van een afschrift van de appeldagvaarding inhoudt, namelijk het kantooradres van een advocaat, zijn het oordeel van het Hof dat voormelde volmacht een adres voor de toezending ontbeert en het daarop gebaseerde oordeel van het Hof dat verdachte n-o is in het h.b. niet begrijpelijk. HR staat, met verwijzing naar ECLI:NL:HR:2015:3320, stil bij het onderscheid tussen adresopgave a.b.i. art. 450.3 Sv en adresopgave a.b.i. art. 588a.1.c Sv. Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG: anders.
Nr. 16/02995 Zitting: 4 juli 2017 (bij vervroeging) | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 18 maart 2016 door het hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het hof het hoger beroep van verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat de schriftelijke bijzondere volmacht volgens het hof niet voldoet aan de eisen van art. 450, derde lid, Sv.
Het arrest van het hof houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
“Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Op 8 september 2014 heeft de griffie van de rechtbank Gelderland een akte rechtsmiddel opgemaakt, gericht tegen het vonnis van de rechtbank, op verzoek van mr P.T. Pel.
Aan de akte rechtsmiddel is een schriftelijke bijzondere volmacht om namens de verdachte het hoger beroep in te stellen gehecht.
Op grond van artikel 450 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient in een dergelijke bijzondere volmacht te zijn opgenomen de mededeling:
1. dat de advocaat bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep;
2. dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep; en
3. een adres van de verdachte voor toezending van een afschrift van de appeldagvaarding.
Bij gebrek daaraan kan het hoger beroep niet ontvankelijk worden verklaard. (HR 22 december 2009, LJN BJ7810).
Er bestaat onvoldoende grond voor een niet-ontvankelijkverklaring van het appel indien sprake is van één of meer verzuimen maar ter terechtzitting in hoger beroep de verdachte of een door hem op de voet van artikel 279 Sv gemachtigd raadsman is verschenen, die verklaart dat aan de verlening van de onvolkomen volmacht de wens van de verdachte ten grondslag heeft gelegen om op rechtsgeldige wijze hoger beroep te doen instellen (o.a. HR 20 maart 2012, LJN BV6999, HR 29 januari 2013, LJN BY8897).
In de onderhavige bijzondere volmacht is niet voldaan aan het onder 3 vermelde.
Ter terechtzitting in hoger beroep is de verdachte niet verschenen. Wel is verschenen mr. P.T. Pel. Daarnaar gevraagd heeft de raadsman te kennen gegeven niet uitdrukkelijk te zijn gevolmachtigd door de verdachte om namens deze op te treden.
Het hof zal de verdachte gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.”
5. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een op 8 september 2014 opgemaakte appelakte waarbij een ambtenaar van de griffie van de rechtbank Gelderland, daartoe gemachtigd blijkens een aan de akte gehechte brief, welke dient te worden beschouwd als bijzondere volmacht, verklaarde namens verdachte hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis van de politierechter. Aan deze akte is een faxbericht gehecht dat het volgende inhoudt:
“Geachte heer, mevrouw,
In dezen treed ik op voor [verdachte], geboren op [geboortedatum]/1966.
In bovengenoemde zaak is dd. 25/08/2014 onder bovengenoemd parketnummer tegen cliënt een strafvonnis gewezen door de Politierechter van uw Rechtbank. Cliënt wenst tegen dit strafvonnis appel in te stellen.
Ondergetekende verklaart hierbij bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van het appel.
Ondergetekende verleent hierbij volmacht aan iedere medewerker van de strafgriffie van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, tot het instellen van bovengenoemd appel.
Indien en voor zover vereist, wordt hierbij verklaard dat cliënt instemt met de wijze van ontvangst van de akte van uitreiking als bedoeld in art. 450 lid 3 Sv.
Afschrift van de dagvaarding kan worden verzonden aan bovengenoemd kantooradres.”
6. Vooropgesteld dient te worden dat de Hoge Raad in zijn arrest van 22 december 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010, 102 m.nt. Borgers) eisen heeft geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om namens de verdachte hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Die volmacht moet inhouden:
(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv); en
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).1.
7. Voorts geldt dat in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet.2.De vraag die in deze zaak aan de orde wordt gesteld is of de vermelding van het kantooradres van de raadsman van de verdachte in voormelde brief bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan als de opgave van een adres door de verdachte als bedoeld in art. 450, derde lid, Sv?
8. Een brief van een raadsman aan de griffier houdende een schriftelijke volmacht met een soortgelijke mededeling zoals hier was eveneens aan de orde in het arrest van uw Raad van 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1589. De laatste zin luidde: “Ik verzoek mij een afschrift van de 'akte instellen rechtsmiddel' te doen toekomen. De oproeping kan te zijner tijd eveneens aan mijn kantooradres worden verzonden.” De klacht dat hiermee sprake was van de opgave van een adres als bedoeld in art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden, werd verworpen. Opmerkelijk is dat de Hoge Raad daarbij in aanmerking nam dat voormelde brief − in strijd met het derde lid van art. 450 Sv − niets inhoudt omtrent de instemming van de verdachte met het door de griffiemedewerker aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping noch omtrent een adres van de verdachte voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.
9. De hiervoor onder 5 weergegeven brief houdende de schriftelijke volmacht vermeldt niet een door verdachte opgegeven adres voor de toezending van het afschrift van de dagvaarding. Enkel is vermeld dat een afschrift van de dagvaarding naar het kantooradres van de raadsman kan worden verzonden. In de brief zou bijvoorbeeld vermeld kunnen worden: verdachte heeft mij, zijn raadsman, opgegeven dat een afschrift van de dagvaarding gezonden kan worden aan (volgt adres). De slotzin van de onder 5 weergegeven brief biedt geen duidelijkheid over de vraag of het de verdachte is die het adres heeft opgegeven. De in het middel vervatte klacht dat het hof in zijn oordeel tot uitdrukking heeft gebracht dat geen adres is opgegeven, dan wel dat geen eigen adres van verdachte is opgegeven, berust aldus op een onjuiste lezing van het bestreden arrest. Gelet hier op is het oordeel van het hof dat “in de onderhavige bijzondere volmacht [niet] is voldaan aan het onder 3 vermelde” onjuist noch onbegrijpelijk.
10. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
11. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
12. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑07‑2017
HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426 en HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:102, NJ 2016/102.
Beroepschrift 19‑09‑2016
CASSATIESCHRIFTUUR
inzake
[requirant],
geboren [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman: mr. P.T. Pel te Hattem
uw kenmerk:
Griffienummer : S16/02995
Instantie : Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle
Uitspraak : 18 maart 2016
Nummer : 21/005119-14
Requirant tot cassatie van het hem betreffende arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, zittingsplaats Zwolle, uitgesproken d.d. 18 maart 2016 onder ressortsparketnr. 21/005119-14 dient hierbij het navolgende middel van cassatie in:
A. cassatiemiddelen
Middel 1
Het recht is geschonden en/of vormen zijn verzuimd, zoals bedoeld in art. 79 RO, waardoor het arrest van het Hof niet in stand kan blijven. In het bijzonder is art. 450 lid. 3 Sv geschonden, doordat het Hof requirant tot cassatie niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep omdat de schriftelijke bijzondere volmacht volgens het Hof niet voldoet aan de eisen van art. 450 lid 3 Sv.
B. toelichting
1.
Tegen requirant tot cassatie is in eerste aanleg een strafvonnis gewezen en uitgesproken door de Politierechter in de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, d.d. 25 augustus 2014, in de gevoegde strafzaken met de parketnummers 06/260254-10 en 05/040473-14.
2.
Bij schrijven d.d. 8 september 2014, verzonden per fax, gericht aan de strafgriffie van de Rechtbank, is door de bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman namens requirant tot cassatie schriftelijke bijzondere volmacht verleend aan iedere medewerker van de strafgriffie tot het instellen van appel tegen het vonnis a quo.
3.
De raadsman heeft in genoemd schrijven letterlijk meegedeeld:
‘(…) Ondergetekende verklaart hierbij bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van het appel.
Ondertekende verleent hierbij volmacht aan iedere medewerker van de strafgriffie van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, tot het instellen van bovengenoemd appel.
Indien en voor zover vereist, wordt hierbij verklaard dat cliënt instemt met de wijze van ontvangst van de akte van uitreiking als bedoeld in art. 450 lid 3 Sv.
Afschrift van de dagvaarding kan worden verzonden aan bovengenoemd kantooradres.’
4.
Het briefpapier van de raadsman, waarop het genoemde schrijven per fax is afgedrukt, vermeldt als ‘bezoek-adres: Dorpsweg 20, Hattem’.
5.
Op basis van de verleende bijzondere volmacht heeft M. Potman, griffiemedewerkster ter griffie van de Rechtbank, bij Akte instellen hoger beroep d.d. 8 september 2014 hoger beroep ingesteld, zoals verzocht.
6.
De zaak is ter terechtzitting van het Hof op 18 maart 2016 behandeld. Requirant tot cassatie is niet verschenen; de raadsman wel.
7.
Het Hof heeft, na verleend verstek en na een dienovereenkomstige vordering van de advocaat-generaal, requirant tot cassatie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
8.
Het Hof heeft daartoe overwogen dat op grond van artikel 450 lid 3 Sv in de schriftelijke bijzondere volmacht tot het instellen van appel dient te zijn opgenomen:
- 1e.
de mededeling dat de advocaat bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep;
- 2e.
de mededeling dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep;
- 3e.
‘een adres van de verdachte voor toezending van een afschrift van de appeldagvaarding’ (citaat bij Hof).
In de onderhavige bijzondere volmacht is niet voldaan aan het onder 3 vermelde, aldus het Hof.
9.
Indien en voor zover het Hof in zijn oordeel tot uitdrukking heeft willen brengen dat in de schriftelijke bijzondere volmacht van de raadsman in strijd met art. 450 lid 3 Sv namens de verdachte geen adres is opgegeven voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding, is dit oordeel in het licht van de gedingstukken onbegrijpelijk en kennelijk onjuist. Immers bevat de schriftelijke bijzondere volmacht van de raadsman tot het instellen van appel de uitdrukkelijke vermelding dat ‘Afschrift van de dagvaarding kan worden verzonden aan bovengenoemd kantooradres’, zijnde het adres als vermeld op het briefpapier van de advocaat.
10.
Indien en voor zover het Hof in zijn oordeel tot uitdrukking heeft willen brengen dat in de schriftelijke bijzondere volmacht van de raadsman in strijd met art. 450 lid 3 Sv namens de verdachte geen adres van de verdachte is opgegeven voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding, getuigt dit oordeel van een onjuiste lezing van de wet en mitsdien van een onjuiste rechtsopvatting. Immers stelt de wet niet de eis dat een (‘eigen’) adres van verdachte wordt opgegeven voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding, maar dat verdachte (dan wel zijn bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman; zie hierna, PTP) een adres opgeeft.
11.
Art. 450 lid 3 Sv is in zijn huidige redactie ingevoerd bij de Wet van 11 april 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen van de telastlegging (Wet stroomlijnen hoger beroep) (Stb. 2006, 470). Hoewel de wettekst luidt dat ‘de verdachte’ een adres opgeeft voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding, komt deze bevoegdheid krachtens de Memorie van toelichting tevens toe aan de voor de verdachte als gevolmachtigde optredende advocaat (Kamerstukken II 2005–2006, 32320, nr. 3, p. 28). Aldus ook HR 22-12-2009 ECLI:NL:HR:2009:BJ7810 r.o. 3.4. Noch de wettekst noch de toelichting daarop stellen de eis dat de verdachte dan wel de namens hem bijzonder gevolmachtigde raadsman ‘een adres van de verdachte’, laat staan ‘het adres van de verdachte’ dient op te geven. Art. 450 lid 3 Sv stelt slechts de eis dat de verdachte (dan wel zijn bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman, PTP) ‘een adres voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding’ opgeeft. Deze uitleg strookt ook met doel en strekking van de wet.
12.
(1e) De Wet stroomlijnen hoger beroep beoogt, voor zover hier relevant, te voorkomen dat een verdachte door niet in persoon ter griffie te verschijnen zich onttrekt aan de uitreiking van een oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep en aldus zorgt voor bemoeilijking en/of vertraging in het proces in hoger beroep. Om die reden dient de verdachte er mee in te stemmen dat, als hij niet in persoon ter griffie verschijnt, de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep op de griffie van het gerecht in eerste aanleg wordt uitgereikt. Van zijn instemming daarmee moet blijken uit de schriftelijke bijzondere volmacht. Daarmee is het strafvorderlijk belang van de stroomlijning van het hoger beroep gewaarborgd.
13.
(2e) De daarnaast plaats vindende kennisgeving aan de verdachte is geen essentiale voor het doorgang vinden van het hoger beroep. Dat blijkt ook uit het feit dat de verdachte slechts ‘een afschrift’ van de dagvaarding krijgt toegezonden (art. 450 lid 3 Sv) en dat dit afschrift ‘als gewone brief over de post aan het door of namens de verdachte daartoe opgegeven adres wordt toegezonden’ (art. 450 lid 4 Sv). Er is geen sprake van een voorgeschreven uitreiking aan de verdachte dan wel een aangetekende verzending aan de verdachte.
14.
(3e) In deze lijn past dat de verdachte (dan wel zijn bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman, PTP) ‘een adres’ kan opgeven ten behoeve van de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding. Er wordt geen ‘eigen adres’ van de verdachte verlangd. Er wordt geen ‘BRP-adres’ van de verdachte verlangd. Er wordt geen feitelijke woon- of verblijfplaats van verdachte verlangd. Er wordt überhaupt geen adres ‘van verdachte’ verlangd, zoals het Hof ten onrechte overweegt. De verdachte (dan wel zijn bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman, PTP) dient ‘een adres’ op te geven. Niet meer en niet minder, Het al dan niet ontvangen van het afschrift van de appeldagvaarding door de verdachte ligt in de optiek van de wetgever in de risicosfeer van verdachte zelf. Als de schriftelijke bijzondere volmacht van de raadsman als adres het kantooradres van de raadsman aanwijst, zoals in casu het geval is, dan is daarmee aan de wettelijk verplichte opgave van ‘een adres’ voldaan.
15.
Ten overvloede merkt de raadsman nog op dat zijn mededeling ter terechtzitting van het Gerechtshof, desgevraagd, dat hij niet uitdrukkelijk was gevolmachtigd door de verdachte om namens deze ter terechtzitting op te treden, betrekking had op zijn optreden ter terechtzitting. Dit regardeert niet en strekt niet in mindering op de eerdere schriftelijke bijzondere volmacht die aan het instellen van het hoger beroep ten grondslag ligt en die voor het Hof de aanleiding heeft gevormd om requirant tot cassatie niet ontvankelijk te verklaren.
C. slotsom
16.
Op grond van al het bovenstaande heeft het Hof ten onrechte geoordeeld dat requirant tot cassatie niet-ontvankelijk is in het hoger beroep.
17.
De bestreden uitspraak kan niet in stand blijven, maar behoort te worden vernietigd.
Deze cassatieschriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem en kantoorhoudende aldaar aan de Dorpsweg 20, 8051 XV, die verklaart tot deze ondertekening en indiening door requirant tot cassatie bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Hattem, 19 september 2016
mr. P.T. Pel,
advocaat