Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/390
Verordening Brussel IIbis. Bevoegdheid inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. Begrip ‘gewone verblijfplaats van het kind’ als bedoeld in art. 8 lid 1; vereiste van fysieke aanwezigheid; uitzondering?
HvJ EU 17-10-2018, ECLI:EU:C:2018:835 (UD)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
17 oktober 2018
- Magistraten
R. Silva de Lapuerta, J.-C. Bonichot, E. Regan, C.G. Fernlund, S. Rodin
- Zaaknummer
C-393/18 PPU
- Roepnaam
UD
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2018:835, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 17‑10‑2018
- Wetingang
Art. 8 Brussel II-bis
Essentie
UD tegen XB.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door de High Court of Justice of England and Wales, Family Division (Verenigd Koninkrijk) bij beslissing van 6 juni 2018.
Verordening Brussel IIbis. Bevoegdheid inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. Begrip “gewone verblijfplaats van het kind” als bedoeld in art. 8 lid 1; vereiste van fysieke aanwezigheid; uitzondering?
Art. 8, lid 1, Verordening Brussel IIbis moet aldus worden uitgelegd dat een kind fysiek aanwezig moet zijn geweest in een lidstaat opdat het kan worden geacht zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.