Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/668
Poging tot zware mishandeling door ander meermalen met bezemsteel op hoofd en lichaam te slaan, art. 302 lid 1 Sr. Verwerping beroep op noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr) noch onjuist noch onbegrijpelijk, nu het hof daaraan kennelijk ten grondslag heeft gelegd dat weliswaar een hevige gemoedsbeweging direct na het beëindigen van de noodweersituatie niet kon worden uitgesloten, maar dat daarvan ten tijde van de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling met een bezemsteel geen sprake meer was.
HR 19-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:904
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 mei 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M. Kuijer
- Zaaknummer
18/04828
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:904, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:180, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑2020
Essentie
Poging tot zware mishandeling door ander meermalen met bezemsteel op hoofd en lichaam te slaan, art. 302 lid 1 Sr. Verwerping beroep op noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr) noch onjuist noch onbegrijpelijk, nu het hof daaraan kennelijk ten grondslag heeft gelegd dat weliswaar een hevige gemoedsbeweging direct na het beëindigen van de noodweersituatie niet kon worden uitgesloten, maar dat daarvan ten tijde van de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling met een bezemsteel geen sprake meer was.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/04828
Datum 19 mei 2020
ARREST ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.