Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/22.2.4.3
22.2.4.3 Samenwerkende partijen zijn belastingplichtigen
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS366944:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HR 5 juni 1991, nr. 26 574, BNB 1991/243.
Dit betekent dat bij partage tussen een niet-belastingplichtige en een belastingplichtige, cumulatie van belasting op kan treden, indien de niet-belastingplichtige degene is die jegens de afnemers optreedt en de belastingplichtige btw in rekening brengt aan de niet belastingplichtige.
Vgl. Fiscale Encyclopedie De Vakstudie, Wet op de omzetbelasting 1968, Kluwer, Deventer (losbl.), art. 4, aantekening 13.6.21, Rapport van de Commissie Samenwerkingsverbanden in de omzetbelasting, Geschriften van de Vereniging voor Belastingwetenschap, nr. 214, Kluwer, Deventer, 2000, blz. 31, Gj. van Norden, De personenvennootschap ten opzichte van enige andere samenwerkingsvormen in de BTW, TFO 2005, nr. 77, blz. 39. Zie ook: conclusie van A-G Overgaauw van 12 september 2002, nr. 37 800, BNB 2004/66, punt 5.2.
Een belang zou wel gelegen kunnen zijn in de gevolgen voor de heffing van omzetbelasting ter zake van de handelingen jegens derden. Als sprake is van partage, dan is ieder van de in partage handelende partijen btw verschuldigd over zijn aandeel in de totaalprestatie. Is één van beide géén belastingplichtige, dan zal hij over zijn aandeel geen btw verschuldigd zijn.
Niets belet niet-belastingplichtigen een partageovereenkomst te sluiten. Zo zou een toneelvoorstelling kunnen worden opgevoerd in de samenwerking op partage tussen een niet belastingplichtige toneelgroep en een belastingplichtige exploitant van een schouwburg. Een dergelijke situatie is echter niet terug te vinden in de jurisprudentie. Met het arrest van 5 juni 1991 lijkt de Hoge Raad aangegeven te hebben dat partagebenadering in de btw slechts mogelijk is, indien sprake is van twee of meer belastingplichtigen, aangezien de Hoge Raad oordeelde dat een bedrijfsmiddel deel uitmaakte van zowel het bedrijf van de ene als van de andere belastingplichtige.1 Dit duidt erop dat de partijen bij een partageovereenkomst belastingplichtigen dienen te zijn.2 Ook in de literatuur wordt algemeen aangenomen dat de deelnemers aan een partageovereenkomst belastingplichtigen dienen te zijn, willen aan die overeenkomst de voor het partageleerstuk kenmerkende gevolgen worden verbonden.3
Zouden de partijen bij een partageovereenkomst geen belastingplichtigen zijn, dan komt aan de specifieke btw behandeling van partageovereenkomsten geen belang meer toe voor wat betreft de verdeling van de opbrengsten.4 De vraag bij partage is immers of de verdeling van de opbrengsten tussen de in partage handelende partijen de vergoeding vormt voor een belastbare handeling van de één aan de ander. Handelingen tussen niet-belastingplichtigen zijn niet aan de heffing van btw onderworpen. De eis dat de partijen bij een partageovereenkomst belastingplichtigen moeten zijn, acht ik vanuit die gedachte dan ook verklaarbaar.