Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/22.2.4.2
22.2.4.2 Vruchten van de samenwerking delen
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS371722:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie bijvoorbeeld: TC 27 september 1955, nr. 7928 O, BNB 1955/403, TC 13 december 1960, nr. 8995 O, BNB 1961/59 en TC 30 mei 1961, nr. 9110 O, BNB 1961/289.
Art. 7A:1672 lid 1 BW, “Het beding, waarbij aan een der vennooten alle de voordeelen mogten toegezegd zijn, is nietig”. Vgl. Art. 815 lid 4 wetsvoorstel personenvennootschappen: “Het beding dat een vennoot niet in de winst zal delen, is nietig, niet echter het beding dat een vennoot niet of slechts tot een bepaald bedrag in het verlies zal delen”.
Art. 7A:1672 lid 1 BW, “Maar het is geoorloofd te bedingen dat alle de verliezen bij uitsluiting door een of meer der vennooten zullen gedragen worden”. Vgl. art. 815 lid 4 wetsvoorstel personenvennootschappen.
E.H. van den Elsen en R.N.G. van der Paardt, Het begrip ondernemer in de omzetbelasting, FED, Deventer, 1998, blz. 22 en G.B. Markink en P.F. Zijlstra, BTW bij samenwerking, BTW-bulletin 2003, nr. 2, blz. 11.
Zie onder andere: HR 14 september 1988, nr. 25 005 BNB 1989/213 (Kosten voor gemene rekening). De vergelijking met kosten voor gemene rekening gaat slechts in zoverre op dat bij kosten voor gemene rekening voor wat betreft het recht op aftrek het irrelevant is wie de kosten in eerste instantie maakt (het aftrekrecht wordt beoordeeld op het niveau van de samenwerkende ondernemers; er bestaat transparantie) en dat bij partage de heffing van btw op de uitgaande prestaties op het niveau van de samenwerkende ondernemers plaatsvindt (er bestaat transparantie).
Partijen bij een partageovereenkomst moeten de vruchten van de samenwerking delen. Gelet op de jurisprudentie van de Tariefcommissie, vloeit dit vereiste voort uit de eis dat de belastingplichtigen voor gezamenlijke rekening en risico moeten handelen, hetgeen inhoudt dat alle in partage handelende belastingplichtigen het risico ten aanzien van de hoogte van zowel de kosten als de opbrengsten aan moet gaan.1
Voor vennootschappen geldt het verbod één of meer van de vennoten uit te sluiten van de voordelen uit de samenwerking.2 Wel is toegestaan één of meer van de vennoten uit te sluiten van de verliezen van de samenwerking.3 De door de Tariefcommissie geformuleerde definitie van partageovereenkomsten duidt erop, dat niet één of meer van de in partage handelende belastingplichtigen mag / mogen worden uitgesloten van de nadelen.
Van den Elsen en Van der Paardt, alsmede Markink en Zijlstra menen dat de verdeling van de opbrengsten moet geschieden aan de hand van een van te voren vastgestelde verdeelsleutel.4 Deze eis, die afkomstig lijkt te zijn uit de jurisprudentie inzake de verdeling van voor gemene rekening gemaakte kosten (zie hoofdstuk 21)5, is noch elders in de literatuur, noch in de jurisprudentie terug te vinden. Weliswaar dient er een verdeling plaats te vinden en zal er dus op enig moment een verdeelsleutel worden vastgesteld, maar het lijkt niet vereist dat deze verdeelsleutel van tevoren moet zijn vastgesteld.