Einde inhoudsopgave
Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming 2016
VII Situaties in het buitenland
Geldend
Geldend vanaf 15-09-2016
- Bronpublicatie:
06-09-2016, Kamerstukken 2016, 30821 (uitgifte: 15-09-2016, kamerstukken: 30821-32)
- Inwerkingtreding
15-09-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-09-2016, Kamerstukken 2016, 30821 (uitgifte: 15-09-2016, kamerstukken: 30821-32)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Crisismanagement
1
De nationale crisisorganisatie kan ook worden ingezet bij (dreigende) situaties in het buitenland met (mogelijke) gevolgen voor Nederland. Leidend daarbij zijn door Nederland geratificeerde verdragen en afgesloten bi- en multilaterale overeenkomsten en afspraken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een bijzondere rol in deze situaties. Andere ministeries kunnen ook betrokken zijn omdat zij een specifieke (eerste) verantwoordelijkheid hebben, of vanwege hun inhoudelijke kennis, expertise of middelen (bijstand). Daarbij valt te denken aan een overstroming (IenM), een infectieziekte (VWS), een nucleair ongeval (IenM), cyber security incidenten (Nationaal Cyber Security Centrum) of uitval van grensoverschrijdende vitale infrastructuur.
2
Het ministerie van Buitenlandse Zaken is in het buitenland ter plaatse verantwoordelijk voor de consulaire dienstverlening, de diplomatieke inspanningen en eventuele repatriëring.
Bij situaties in het buitenland waarop MCCb en/of ICCb regie voeren, participeert het ministerie van BZ in de MCCb en/of ICCb. In een situatie waarbij sprake is van een door BZ gecoördineerde repatriëring naar Nederland, betrekt BZ het NCC en de andere ministeries bij de coördinatie van de opvang in Nederland met het oog op de te bieden hulp aan teruggekeerde getroffenen en mogelijke reacties hier te lande. In dergelijke gevallen is BZ verantwoordelijk voor de repatriëring tot het moment dat men voet op Nederlandse bodem zet; de hulp in Nederland vindt plaats onder coördinatie van het ministerie van VenJ. De uitvoering is neergelegd bij het LOCC, in nauwe samenwerking met betrokken operationele en bestuurlijke partners.
3
De nationale crisisorganisatie kan ook worden geactiveerd bij situaties in een conflictgebied met gevolgen voor Nederland. De ministeries van Defensie, BZ en Veiligheid en Justitie brengen dan hun expertise in op het gebied van militaire en civiele missies. Daarnaast is Defensie in staat om zo nodig grootschalig en hoog in het geweldsspectrum op te treden. Ook kunnen BZ en Defensie hun internationale contacten inzetten om desgewenst samen met andere landen op te treden.
4
De Minister van Buitenlandse Zaken (BZ) is beleidsverantwoordelijk voor internationale humanitaire bijstand wereldwijd. De beleidsverantwoordelijkheid voor civiele bescherming binnen de Europese Unie ligt bij de Minister van Veiligheid en Justitie.
5
Het desbetreffende ministerie is verantwoordelijk voor de afhandeling van verzoeken om hulp en/of informatie uit het buitenland. Voor dergelijke verzoeken van of via het Emergency Response Coordination Centre (ERCC) van de Europese Commissie en het Euro-Atlantic Disaster Response Coordination Centre (EADRCC) van de NAVO fungeert het NCC als single point of contact. Het NCC zorgt voor directe doorgeleiding naar het ministerie van BZ, het DCC van het desbetreffende vakdepartement en het LOCC.