Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/19.2.2
19.2.2 Definities van pot- of poolovereenkomsten in de literatuur
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS370528:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Asser/Maeijer 5-V (thans 7-VII), 1995, nr. 34.
C.P. Tuk, Wetgeving op de omzetbelasting, Kluwer, Deventer, 1959, blz. 93 en Van Ooijen, noot onder TC 22 december 1953, nr. 6915 O, BNB 1954/132.
A.L. Mohr, Van maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap, Gouda Quint, Deventer, 1998, blz. 50.
Kamerstukken II, 2003/04, 28 746, nr. 5 (NaV), blz. 9-10.
Wj. Slagter e.a., Personenassociaties, Kluwer, Deventer (losbl.), Onderdeel 1, hoofdstuk 1, par. 3, nr. 6 (Maatschap of participatie-overeenkomst).
Wj. Slagter e.a., Personenassociaties, Kluwer, Deventer (losbl.), Onderdeel 1, hoofdstuk 1, par. 3, nr. 6 (Maatschap of participatie-overeenkomst).
Conclusie van A-G Groeneveld van 27 juni 2003, nr. 38 059, BNB 2005/73 (overdrachtsbelasting).
H.W.L. Hillebrandt, Nog eens: potovereenkomsten, TVVS 1959, nr. 8, blz. 194.
M.A. Wisselink en J. Spaanstra, Overdrachts- en liquidatiewinst, Kluwer, Deventer, 2002, blz. 182.
Besluit staatssecretaris van Financiën van 30 november 1998, nr. DB98/841, BNB 1999/28, zoals gewijzigd bij besluit van 5 februari 1999, DB99/235, V-N 1999/11.15, en bij besluit van 12 april 1999, nr. DB99/1140, V-N 1999/20.8 (Ondernemerschap bij maatschappen tussen echtgenoten).
M.V.M van Leeuwe en W.C.L. van der Grinten, Fusies van ondernemingen, Kluwer, Deventer (losbl.), Hoofdstuk V.3.
In de literatuur worden verschillende definities van “potovereenkomst”, “poolovereenkomst” en “pot- of poolovereenkomst” gehanteerd. Zo maakt Maeijer geen onderscheid tussen “pot- of poolovereenkomsten”. Hij definieert deze overeenkomsten als:
'overeenkomsten waarbij partijen zich verbinden bepaalde inkomsten in een 'pot” of 'pool” te storten en deze pot onderling te verdelen”.1
Ook Tuk en Van Ooijen maken geen onderscheid tussen potovereenkomsten en poolovereenkomsten. Zij definiëren “pot- of poolovereenkomsten” als:
“overeenkomsten waarbij een aantal personen zich verbindt om de vruchten van de arbeid welke zij ieder voor zich verrichten, te verenigen in een pot en daarna volgens een bepaalde formule uit te delen”.2
Mohr definieert de pot- of poolovereenkomst als de
“overeenkomst waarbij partijen zich verbinden om bepaalde inkomsten, die ieder van hen door eigen verrichtingen verwerft, samen te voegen, teneinde deze in een bepaalde, onderling overeengekomen verhouding, te verdelen”.3
Hij merkt daarbij op dat het voordeel dat wordt bereikt, niet wordt verkregen door te handelen op basis van of met hetgeen werd ingebracht. De minister van Justitie acht het kenmerkend voor een pot- of poolovereenkomst dat ieder van de deelnemers inkomsten in een pot stort, maar niet de bedoeling heeft met het aldus gevormde vermogen te gaan handelen om daarmee voordeel te behalen, maar om dit vermogen onderling te verdelen.4 A-G Groeneveld hanteert voor de omschrijving van de pot- of poolovereenkomst een omschrijving die letterlijk gelijk is aan die van Slagter. Laatstgenoemde gaf echter een omschrijving van enkel de potovereenkomst.5 A-G Groeneveld hanteert dus voor de definitie van de pot- of poolovereenkomst de definitie die Slagter gegeven heeft aan de potovereenkomst. Slagter omschrijft de potovereenkomst als:
“een overeenkomst krachtens welke enige partijen zich verbinden de door hen individueel gemaakte winsten in een pot of een “pool” te stoppen met de afspraak om deze pot of “pool” vervolgens volgens een bepaalde sleutel – anders dan op basis van de inbreng – tussen hen te verdelen”.6
Zoals aangegeven, hanteert A-G Groeneveld dezelfde definitie, zij het voor het begrip “pot- of poolovereenkomst”, maar voegt daar nog aan toe:
“Men streeft wel naar een gemeenschappelijk vermogensrechtelijk voordeel, maar met hetgeen men inbrengt wordt niet gehandeld teneinde een gemeenschappelijk voordeel te behalen. De inbreng is juist de individuele winst van ieder der deelgenoten, terwijl de overeenkomst strekt ter verdeling van het totaal van die winsten”.7
Hillebrandt definieert enkel het begrip “potovereenkomst”. Hij merkt als potovereenkomst aan:
“de overeenkomst waarbij twee of meer partijen de door ieder individueel te behalen winst in gemeenschap brengen, teneinde deze gezamenlijk te delen”.8
Ook Wisselink en Spaanstra definiëren alleen het begrip “potovereenkomst”. Zij omschrijven de potovereenkomst als een overeenkomst waarbij ondernemers overeenkomen winst (en verlies) in een (contractuele) gemeenschap te brengen en die winst samen te delen volgens bepaalde verdeelsleutels.9
De staatssecretaris van Financiën omschrijft het begrip “poolovereenkomst” als:
“een overeenkomst waarbij de deelnemers zich verbinden om bepaalde inkomsten - die zij ieder met eigen activiteiten vergaren - samen te voegen en deze in een overeengekomen verhouding te verdelen”.10
Daaraan voegt de staatssecretaris toe:
“bij de deelnemers bestaat echter niet de intentie om met of op basis van hetgeen zij inbrengen de te verdelen inkomsten te vergroten”.
Een enigszins vergelijkbare definitie van het begrip “poolovereenkomst” geven Van Leeuwe en Van der Grinten. Zij omschrijven de poolovereenkomst als een
“overeenkomst waarbij twee of meer vennootschappen overeenkomen hun winst en verlies te poolen en in een bepaalde verhouding te verdelen”.11