Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/19.5:19.5 Conclusie
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/19.5
19.5 Conclusie
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS364462:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Onder de noemer pot- en poolovereenkomsten komt een breed spectrum aan samenwerkingsovereenkomsten voor. Dit bemoeilijkt een onderzoek naar de generieke btw-gevolgen die moeten worden verbonden aan handelingen die uit pot-of poolovereenkomsten voortvloeien. Het begrip “pot- en poolovereenkomst” is in dit onderzoek daarom nader afgebakend. Omdat het wezen van een potovereenkomst niet verschilt van dat van een poolovereenkomst, heb ik de pot- en poolovereenkomsten eenvoudigweg als “poolovereenkomsten” aangeduid. Die aanduiding omvat in ieder geval overeenkomsten die zien op het bijeenbrengen van geld en die overeenkomsten die zien op het bijeenbrengen van andere vermogensbestanddelen.
De centrale vraag die zich bij poolovereenkomsten voordoet is, of het bijeen brengen van vermogensbestanddelen in een pool, dan wel het toelaten van het gebruik van het ingebrachte door de andere participanten, het verrichten van prestaties onder bezwarende titel inhoudt. Ik heb deze vraag bevestigend beantwoord. Een poolovereenkomst tussen slechts twee participanten is niet wezenlijk anders dan een barterovereenkomst (ruilovereenkomst). Deze vaststelling brengt met zich mee dat er geen rechtvaardiging gevonden kan worden om een poolovereenkomst fiscaal anders te behandelen dan een barterovereenkomst. De Btw-richtlijn biedt ook geen ruimte voor een andere fiscale behandeling. Het is in overeenstemming met de fiscale neutraliteit te noemen indien poolovereenkomsten tussen twee participanten hetzelfde worden behandeld als barterovereenkomsten tussen twee contractanten. Het algemene karakter van de btw gebiedt dat heffing van btw plaatsvindt, ook in die gevallen waarin de vergoeding niet in geld, maar in natura luidt. De complicatie dat de maatstaf van heffing niet goed vast te stellen is, doet daar niet aan af.
Wanneer niet slechts twee, maar drie of meer participanten betrokken zijn bij de overeenkomst, vinden, net als in het geval slechts twee participanten betrokken zijn, tussen alle partijen handelingen over en weer plaats. De handelingen vinden in beginsel nog steeds onder bezwarende titel plaats, zij het dat met iedere extra participant die toetreedt, evenzoveel extra rechtsbetrekkingen waarneembaar zijn als dat er participanten bij de poolovereenkomst zijn betrokken. Er treedt een multiplier effect op, waardoor op enig moment nauwelijks meer een identificeerbaar voordeel voor een identificeerbare verbruiker is te bepalen. Bovendien is dan nog nauwelijks na te gaan welk voordeel de betreffende participant van welke andere participant ontvangt. Het rechtstreekse verband is dan moeilijk, en wellicht zelfs in het geheel niet meer vast te stellen, zodat de conclusie dan mogelijk moet luiden dat er dan geen heffing van btw optreedt. Gesteld zou kunnen worden dat het in die gevallen bovendien niet meer doelmatig is om tot heffing van btw over te gaan. Het is niet uit te sluiten dat het doelmatigheidsbeginsel dan zwaarder moet wegen dan het beginsel dat soortgelijke handelingen een gelijke belastingdruk ondervinden (een element van het neutraliteitsbeginsel).
Noch uit de nationale en Europese regelgeving, noch uit de nationale en Europese jurisprudentie valt op te maken in hoeverre het nationale positieve recht in overeenstemming is met het Europese recht voor wat betreft de heffing van btw met betrekking tot handelingen in het kader van pot- en poolovereenkomsten. De nationale doctrine duidt erop, dat pot- en poolovereenkomsten voor de heffing van btw “irrelevant” zijn. Dat uitgangspunt acht ik vanuit een Europeesrechtelijk perspectief echter niet zonder meer juist. Handelingen die voortvloeien uit pot- en poolovereenkomsten kunnen heel wel aanleiding geven tot heffing van btw.