Einde inhoudsopgave
Besluit DNA-onderzoek in strafzaken
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
13-06-2017, Stb. 2017, 263 (uitgifte: 21-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2017, Stb. 2017, 263 (uitgifte: 21-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
Het instituut vernietigt het DNA-profiel van een verdachte terstond, zodra zich een omstandigheid voordoet die meebrengt dat hij niet langer kan worden aangemerkt als verdachte ter zake van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van de wet en in het kader van het misdrijf het DNA-profiel is verwerkt en het een kennisgeving als bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft ontvangen.
2.
Van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake bij een beslissing tot niet-vervolging, een kennisgeving van niet verdere vervolging, een onherroepelijke buitenvervolgingstelling, een rechterlijke verklaring dat de zaak geëindigd is, een onherroepelijke vrijspraak of een onherroepelijk ontslag van alle rechtsvervolging waarbij niet een maatregel als bedoeld in artikel 37, 37a juncto 37b of 38, 38m of 77s van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd.
3.
In afwijking van het eerste lid bewaart het instituut het DNA-profiel indien dat profiel in een andere zaak overeenkomt met het DNA-profiel van een onbekende verdachte en degene wiens DNA-profiel het betreft, in die zaak als een verdachte is aangemerkt ter zake van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van de wet.
4.
Het instituut vernietigt met het DNA-profiel van de verdachte, bedoeld in het eerste lid, tevens de gegevens over hem, bedoeld in artikel 6, het celmateriaal waaruit dat DNA-profiel is verkregen, het afschrift van het verslag, bedoeld in artikel 10, eerste lid, indien het verslag is opgesteld door een deskundige die aan het laboratorium van het instituut is verbonden, en de andere gegevens die het instituut over hem heeft bewaard in het dossier over de strafzaak in het kader waarvan zijn DNA-profiel is bewaard.
5.
Artikel 13, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.