Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/1021 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen
Artikel 10 Toezicht
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2019
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 169 (uitgifte: 25-06-2019, regelingnummer: 2019/1021)
- Inwerkingtreding
15-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 169 (uitgifte: 25-06-2019, regelingnummer: 2019/1021)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Commissie, met de ondersteuning van het Agentschap, en de lidstaten zorgen in nauwe samenwerking voor de opstelling of, naargelang het geval, de instandhouding van geschikte, met de stand van de wetenschap en de techniek verenigbare programma's en mechanismen voor de regelmatige verstrekking van vergelijkbare toezichtsgegevens over de aanwezigheid van de in deel A van bijlage III opgenomen stoffen in het milieu. Bij de opstelling of instandhouding van deze programma's en mechanismen wordt naar behoren rekening gehouden met de ontwikkelingen in het kader van het protocol en het verdrag.
2.
De Commissie beoordeelt regelmatig in hoeverre verplicht toezicht op een in deel B van bijlage III opgenomen stof noodzakelijk is. In het kader van een dergelijke beoordeling en wanneer er gegevens aan haar beschikbaar worden gesteld door de lidstaten, is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 18, teneinde bijlage III te wijzigen en een stof zo nodig te verplaatsen van deel B van bijlage III naar deel A ervan.