Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/1021 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen
Artikel 7 Afvalbeheer
Geldend
Geldend vanaf 15-07-2019
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 169 (uitgifte: 25-06-2019, regelingnummer: 2019/1021)
- Inwerkingtreding
15-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 169 (uitgifte: 25-06-2019, regelingnummer: 2019/1021)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Producenten en houders van afval verrichten alle redelijke inspanningen om, waar mogelijk, verontreiniging van dit afval met in bijlage IV opgenomen stoffen te voorkomen.
2.
Onverminderd Richtlijn 96/59/EG van de Raad (1) wordt afval dat geheel of gedeeltelijk uit een in bijlage IV bij deze verordening vermelde stof bestaat of daarmee verontreinigd is, zo spoedig mogelijk en in overeenstemming met deel 1 van bijlage V bij deze verordening zodanig verwijderd of nuttig toegepast dat ervoor wordt gezorgd dat de POP's daarin worden vernietigd of onomkeerbaar worden omgezet, zodat het resterende afval en de vrijkomende stoffen geen kenmerken van POP's vertonen.
Bij de uitvoering van een dergelijke verwijdering of nuttige toepassing kan elke in bijlage IV opgenomen stof uit het afval worden geïsoleerd mits deze stof vervolgens in overeenstemming met de eerste alinea wordt verwijderd.
3.
Handelingen van verwijdering of nuttige toepassing die kunnen leiden tot nuttige toepassing, recycling, terugwinning of hergebruik van in bijlage IV opgenomen stoffen als zodanig, worden verboden.
4.
In afwijking van lid 2:
- a)
kan afval dat een in bijlage IV opgenomen stof bevat of daarmee verontreinigd is, op een andere manier in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving van de Unie worden verwijderd of nuttig worden toegepast, mits het gehalte van de vermelde stoffen in het afval onder de in bijlage IV vastgelegde concentratiegrenswaarden ligt;
- b)
kan een lidstaat of de bevoegde instantie van een lidstaat in uitzonderlijke gevallen toestaan dat een in deel 2 van bijlage V opgenomen afvalstof die een in bijlage IV opgenomen stof bevat of daarmee verontreinigd is, tot in deel 2 van bijlage V vastgelegde concentratiegrenswaarden volgens een in deel 2 van bijlage V opgenomen methode wordt beheerd, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- i)
de betrokken houder heeft op voor de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat bevredigende wijze aangetoond dat zuivering van het afval met betrekking tot in bijlage IV opgenomen stoffen niet haalbaar is, vernietiging of onomkeerbare omzetting van de POP's in overeenstemming met de beste milieutechnische praktijken of de beste beschikbare technieken niet de uit milieuoogpunt wenselijke optie is, en de bevoegde instantie heeft vervolgens ingestemd met de alternatieve handeling;
- ii)
de betrokken houder heeft aan de bevoegde instantie informatie verstrekt over het gehalte van POP's in het afval;
- iii)
de handeling is in overeenstemming met de van toepassing zijnde wetgeving van de Unie en met de voorwaarden die zijn vastgelegd in de van toepassing zijnde aanvullende maatregelen zoals bedoeld in lid 5;
- iv)
de betrokken lidstaat heeft de andere lidstaten, het Agentschap en de Commissie op de hoogte gesteld van zijn instemming met en de rechtvaardiging daarvoor.
5.
De Commissie kan, in voorkomende gevallen en met inachtneming van technische ontwikkelingen en relevante internationale richtlijnen en besluiten en eventuele vergunningen verleend door een lidstaat of de door die lidstaat overeenkomstig lid 4 en bijlage V aangewezen instantie, uitvoeringshandelingen vaststellen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van dit artikel. De Commissie kan met name het formaat vaststellen van de door de lidstaten in te dienen informatie overeenkomstig lid 4, onder b), iv). Dergelijke uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 20, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
6.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om, overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 2008/98/EG, de controle en de traceerbaarheid te waarborgen van afval dat een in bijlage IV bij deze verordening opgenomen stof bevat of daarmee verontreinigd is.
Voetnoten
Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB's/PCT's) (PB L 243 van 24.9.1996, blz. 31).