Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/3.7.7.4
3.7.7.4 Enige opmerkingen over beslag en uitwinning van vorderingen tot levering van andere goederen op naam
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS394478:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Het proces-verbaal van de deurwaarder zal, zoveel mogelijk, moeten voldoen aan de in de art. 2:86 en 2:196 gestelde vereisten voor de notariële akte van levering. De registratie geschiedt overeenkomstig art. 5 Registratiewet 1970.
Zie daarvoor de art. 68-69 Rijksoctrooiwet 1995, resp. de art. 50-50a Zaaizaad- en Plantgoedwet 1966. Deze bepalingen zijn vrijwel gelijkluidend. Bij H.A. Stein (in Beslag en executie, 2002, § 68, p. 112) zijn niet de juiste wetsartikelen vermeld.
Een en ander als bedoeld in art. 65 lid 3 Rijksoctrooiwet 1995, resp. art. 48 lid 4 Zaaizaad- en Plant-goedwet 1966.
Dit volgt uit de art. 11 onder C Eenvormige Beneluxwet op de merken, en art. 13 lid 3 Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen.
In deze zin ook Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 2 bij art. 474bb; TTYC Rv (Gieske), 2002, aant. 2 bij art. 474bb; zie ook CJJ.C. van Nispen, 'Bijblad Industriële Eigendom', 1990, p. 357; Gielen/Wichers Hoeth, Merkenrecht, 1992, nrs. 767-769; zie ook nog CJJ.C. van Nispen, 'Beslag op en executie van rechten van intellectuele eigendom', TW/Special, november 2002, p. 270 e.v. (waar het derdenbeslag overigens niet is besproken).
Onder 'rechten' worden blijkens de MvT Inv. bij deze bepaling verstaan 'alle groepen van goederen waarvoor geen uitdrukkelijke regel in de wet is opgenomen' (Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 146); zie over toepassing van art. 474bb ook § 933.1 (nr. 534) bij uitwinning van een aandeel in een eenvoudige gemeenschap.
Zie ook Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. 3 bij art. 474bb; zie ook hiervoor noot 482.
Dit is uitdrukkelijk bepaald in art. 2 lid 1 Auteurswet 1912 en art. 9 Wet op de naburige rechten. Het akte-vereiste is tevens in deze bepalingen neergelegd (voor het auteursrecht in art. 2 lid 2).
Zie daarover Spoor/Verkade, Auteursrecht, 1993, nr. 236.
Zie daarover DJ.G. Visser, Naburige rechten, 1999, § 9.3 (overdracht) en § 10.7 (beslag), in welke monografie overigens het derdenbeslag niet onder ogen is gezien.
In de praktijk zal verhaalsbeslag op een vordering tot levering van een vordering op naam niet vaak voorkomen, maar uitgesloten is het niet.
De hier besproken situatie is een andere dan die Mijnssen (in Materieel beslagrecht, 1992, § 3.2, p. 67-69) beschrijft. Daar gaat het om een op grond van art. 730 door (A) onder (B) gelegd conservatoir beslag teneinde zijn recht op levering van de vordering van (B) op (C) veilig te stellen. Het gaat daar dus niet om een verhaalsbeslag, maar om een beslag tot verkrijging van de eigendom van de vordering.
In geval van inning zou uiteraard het leggen van derdenbeslag de meest geëigende wijze van uitwinning zijn. Hier gaat het echter om het door (E) verkrijgen van de eigendom van de vordering van (C) op (D), welke verkrijging overeenkomstig art. 3:94 lid 1 dient te geschieden; zie hiervoor ook § 933.1 (nr. 534).
Het in art. 474bb lid 3 bedoelde 'beslagexploit' zal hier niet aan de schuldenaar van de vordering op naam kunnen worden betekend, aangezien deze executie niet is ingeleid met een op grond van art. 474bb lid 1 jo. art. 439 lid 1 gelegd executoriaal beslag.
Zie daarover ook Mijnssen, Materieel beslagrecht, 1992, § 3.2, p. 68.
Inleiding
117. In § 3.7.7.3 is in grote lijnen beschreven op welke wijze uitwinning van derden-beslag, gelegd op een vordering tot levering van met name een onroerende zaak, dient plaats te vinden. Tevens is gewezen op problemen die zich kunnen voordoen, wanneer de schuldeiser ná het beslag met de uitwinning verstorende hindernissen wordt geconfronteerd, zoals bezwaring en vervreemding van de onroerende zaak. Deze problemen vinden alle hun grond in de omstandigheid dat de derde-beslagene, zolang levering aan de beslagdebiteur nog niet heeft plaatsgevonden, de volle eigendom van de onroerende zaak heeft. De derde kan bovendien niet verplicht worden aan levering mee te werken, zolang de beslagdebiteur niet aan zijn contractuele verplichtingen jegens hem heeft voldaan (vgl. de art. 6:52 en 6:262).
Al hetgeen in de voorgaande paragraaf is opgemerkt met betrekking tot registergoederen en onroerende zaken in het bijzonder, geldt ook voor beslag op en uitwinning van vorderingen tot levering van andere goederen op naam. Ook die goederen - waarbij te denken valt aan aandelen op naam in een NV of BV, octrooirechten, kwekers- en merkenrecht, rechten op tekeningen of modellen, alsmede alle vorderingen op naam - voor de levering waarvan eveneens steeds een akte is vereist - al dan niet gevolgd door inschrijving daarvan in (openbare) registers - zullen uiteindelijk door middel van openbare verkoop geleverd moeten worden aan de veilingkoper. Deze openbare verkoop - veiling - dient ingevolge art. 477 lid 5 gehouden te worden
'overeenkomstig de gewone regels, die voor de executie daarvan gelden.'
In het hierna volgende (nr. 118) zal de wijze van uitwinning van de belangrijkste andere goederen op naam kort worden besproken.
Uitwinning van enige andere goederen op naam
118. Voor aandelen op naam in een NV of BV betekent een en ander, in geval van beslag op een vordering tot levering er van, dat de deurwaarder aan wie de derde-beslagene de aandelen schriftelijk ter beschikking heeft gesteld (art. 477b lid 2), die aandelen op de voet van art. 474g in beginsel in het openbaar dient te verkopen. De in deze bepaling voorgeschreven toestemming van de rechtbank heeft de deurwaarder daarvoor echter niet nodig. Aangenomen zal immers moeten worden dat hier het executoriaal derdenbeslag én de schriftelijke terbeschikkingstelling van de aandelen, de wettelijke grondslag vormen voor executoriale verkoop van de aandelen. De deurwaarder behoeft immers evenmin op de voet van art. 474c nog executoriaal beslag op de aandelen zélf te leggen, zodat ook daarom aan toepassing van art. 474g niet wordt toegekomen. Het van de executoriale verkoop opgemaakte proces-verbaal (art. 474h lid 1), dat hier in de plaats treedt van de notariële akte van levering (art. 2:86 en art. 2:196), moet vervolgens, teneinde de levering aan de veilingkoper te voltooien, zowel ter registratie bij de fiscus worden aangeboden als ook aan de vennootschap worden betekend (art. 474h lid 2).1
Indien beslag is gelegd op een vordering tot levering van een octrooi- of kwekersrecht dient, na schriftelijke terbeschikkingstelling daarvan door de derde-beslagene, verkoop ervan ingevolge de toepasselijke bijzondere wettelijke bepalingen2 plaats te vinden, en wel op de wijze als voorgeschreven voor executie van onroerende zaken. Verkoop van een octrooi- of kwekersrecht geschiedt derhalve in het openbaar ten overstaan van een notaris (art. 514 e.v.). Wil de levering 'ter executie' ook aan derden kunnen worden tegengeworpen, zal het door de notaris opgemaakte procesverbaal van toewijzing - dat hier de voor overdracht vereiste akte vervangt - in het Octrooiregister, resp. het Nederlands Rassenregister moeten worden ingeschreven.3
Beslag op en met name uitwinning van het uitsluitend recht op een merk -hetzelfde geldt voor het uitsluitend recht op een tekening of model - ligt wat minder duidelijk en eenvoudig. De Eenvormige Beneluxwetgeving houdt weliswaar een regeling in voor 'overdracht of andere overgang' van deze rechten door middel van een akte4, maar zij bevat geen regeling voor uitwinning van die rechten uit hoofde van een gelegd beslag. Dat houdt ongetwijfeld verband met het internationale karakter van deze wetgeving en de uiteenlopende wijzen waarop in de Beneluxlanden het beslag- en executierecht is geregeld. Nu ook elders geen regels zijn gegeven voor beslag en uitwinning van deze intellectuele en industriële eigendomsrechten, zal de deurwaarder aan wie deze rechten overeenkomstig art. 477b lid 2 schriftelijk ter beschikking worden gesteld, wanneer op de vordering tot levering ervan beslag is gelegd, zijn toevlucht moeten nemen tot de 'vangnetregeling' van art. 474bb.5 Het eerste lid daarvan luidt als volgt:
'Rechten6 waarvan de executie niet elders geregeld is, en niet opeisbare rechten waarop beslag onder derden mogelijk is, kunnen met overeenkomstige toepassing van de eerste afdeling worden geëxecuteerd, tenzij uit de wet of de aard van het recht anders volgt.'
Dit betekent dat het recht op een merk of een tekening of model door de deurwaarder, nadat het aan hem schriftelijk ter beschikking is gesteld (art. 477b lid 2), in beginsel in het openbaar (art. 463 lid 1), als ware het een roerende zaak niet zijnde registergoed, verkocht zal moeten worden. Juridische levering van het aldus geveilde recht zal echter plaats moeten vinden door middel van een akte overeenkomstig het bepaalde in de betreffende Eenvormige Beneluxwet. Het gaat ook hier immers om levering van een goed op naam (vgl. ook art. 3:95).7 Er lijkt geen bezwaar tegen te bestaan het in art. 474 bedoelde, door de deurwaarder van de executieverkoop opgemaakte proces-verbaal, waarin (o.a.) naam en woonplaats van de koper moeten worden vermeld, tevens aan te merken als de hiervoor bedoelde akte. Op deze wijze is dan óók voor deze rechten een sluitend systeem van beslag en executie in het leven geroepen.
Het in de vorige alinea opgemerkte heeft eveneens te gelden, wanneer het gaat om beslag gelegd op een vordering tot levering van auteursrechten of naburige rechten. Aangezien ook deze rechten vatbaar zijn voor gehele of gedeeltelijke overdracht, zal moeten worden aangenomen dat zij in beginsel óók vatbaar zijn voor uitwinning door het leggen van beslag er op. Ook de overdracht8 van deze rechten dient te geschieden door middel van een 'daartoe bestemde akte'. Een auteursrecht kan echter niet door beslag worden uitgewonnen, wanneer het (i) nog toekomt aan de maker van het werk zelf of (ii) betrekking heeft op nog niet openbaar gemaakte werken (art. 2 lid 3 Auteurswet).9 Voor het overige bevat de Auteurswet geen regeling voor uitwinning van een gelegd verhaalsbeslag, zodat ook hier verder te werk gegaan zal moeten worden langs de in de vorige alinea besproken weg van art. 474bb. De verhaalssituatie met betrekking tot naburige rechten is nog minder duidelijk geregeld, aangezien in de Wet op de naburige rechten een bepaling als art. 2 lid 3 Auteurswet niet voorkomt. Zo de aard van naburige rechten zich al niet tegen verhaal door middel van beslag verzet - wat niet valt uit te sluiten10 - zal uitwinning ervan op dezelfde wijze als bij auteursrecht moeten geschieden. Beide wetten kennen overigens nog specifieke regelingen om deze rechten tegen beslagen te beschermen, maar daarbij gaat het niet om verhaalsbeslagen.11
Ten slotte zal hier volledigheidshalve12 nog onder ogen worden gezien, op welke wijze een beslag gelegd op een vordering tot levering van een (andere) vordering op naam moet worden afgewikkeld. Het gaat hier dan om de - enigszins ingewikkelde - situatie dat (A) tot verhaal van zijn geldvordering op (B) beslag heeft gelegd onder (C) op de vordering tot levering van een vordering die (C) heeft op (D).13 Door (C) zal nu zijn vordering op (D) schriftelijk aan de deurwaarder van (A) ter beschikking moeten worden gesteld, waarna deze vordering uiteindelijk 'ter executie' aan de veilingkoper - (E) - zal moeten worden geleverd. Aangezien ook voor de executie van zo'n vordering op naam - welke wezenlijk verschilt van inning van die vordering14 - niet elders een specifieke regeling is getroffen, zal ook hier moeten worden teruggevallen op art. 474bb. Nu het daarbij tevens gaat om een 'recht dat jegens een derde moet worden uitgeoefend' - te weten (D) - zal de deurwaarder met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in lid 315 van art. 474bb, (D) als de schuldenaar van de vordering op naam bij exploot van een en ander in kennis moeten stellen. Deze kennisgeving is óók van belang om daarmee te voorkomen dat (D) nog bevrijdend kan betalen aan zijn schuldeiser, de derde-beslagene (C). Door (D) op deze wijze van het beslag en de voorgenomen executie van de vordering tot levering in kennis te stellen, zal hij ook de bescherming van art. 6:34 lid 1 niet kunnen inroepen.16 De executerende deurwaarder zal, ten slotte, opdat (E) als koper van de vordering op de veiling ook rechtens eigenaar van die vordering (op naam) kan worden, de akte als bedoeld in art. 3:94 lid 1 moeten opmaken, waarvan in dit geval ook nog aan (D) als schuldenaar 'mededeling' zal moeten worden gedaan. De eigendom van de vordering gaat immers pas op (E) over, indien aan beide vereisten (akte én mededeling) is voldaan. Ook hier zal het proces-verbaal van verkoop (art. 474) voor beide doeleinden gebruikt kunnen worden.