Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/167:167 Stelplicht verweerder ingeval van een bevrijdend verweer in verband met art. 24 Rv
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/167
167 Stelplicht verweerder ingeval van een bevrijdend verweer in verband met art. 24 Rv
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691806:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 24 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7929, NJ 2007/539 met nt. H.J. Snijders (MSM/Kostelijk).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De rechter moet het verweer onderzoeken en beslissen op de grondslag van hetgeen verweerder aan zijn verweer ten gronde heeft gelegd (art. 24 Rv); het is de rechter verboden de feitelijke grondslag aan te vullen of uit te breiden; de feitelijke grondslag moet door verweerder zijn gesteld.1 De feitelijke grondslag (het complex aan feiten waarop de ingeroepen rechtsgevolgen berusten) vormt de grondslag voor het onderzoek van het bevrijdend verweer en daarmee de beslissing van de zaak. De rechter beoordeelt of verweerder zijn verweer heeft gebaseerd op een juridische grondslag die tot afwijzing van de vordering van eiser kan leiden. De rechter moet bij een bevrijdend verweer de feitelijke grondslag en de bewijsgaring aan verweerder overlaten. Zoals reeds is aangegeven zal de vraag wat in een concreet geval de stelplicht inhoudt, moeten worden beantwoord aan de hand van de materieelrechtelijke grondslag waarop verweerder zijn verweer baseert; hij zal de bouwstenen moeten aanleveren die nodig zijn om zijn verweer te kunnen dragen.