Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/164:164 Inleiding stelplicht
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/164
164 Inleiding stelplicht
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691723:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie voor het onderscheid tussen stelplicht en onderbouwingsplicht: Asser 2004, p. 69 e.v. (Asser Procesrecht/Asser 3 2023/288) en G.C.C. Lewin, JBPr 2015/68.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Verweerder zal moeten voldoen aan de stelplicht ten aanzien van de feiten waarvoor hij bewijslast draagt op basis van materiële wetgeving. Verweerder doet er goed aan de feiten ook juridisch te duiden, aangezien het gaat om feiten die tot honorering van zijn bevrijdend verweer kunnen leiden. Verweerder moet de daarvoor relevante feiten en omstandigheden aanvoeren en van een toereikende onderbouwing voorzien.1 Wil zijn bevrijdend verweer slagen, dan zullen die feiten moeten komen vast te staan. Dit houdt in dat (de advocaat van) verweerder zich moet realiseren welk rechtsgevolg hij inroept, nagaat welke rechtsgronden daarbij horen, zodat hij voldoende feiten stelt om zijn bevrijdend verweer van een feitelijke grondslag te voorzien. Zijn verweer zal voldoende feitelijke grondslag moeten hebben: alle onmisbare feitelijke elementen die uit de wettelijke vereisten van een materieel voorschrift zijn te herleiden, moeten worden vermeld. Alleen die feiten die nodig zijn om het bevrijdend verweer te doen slagen, moeten door verweerder worden bewezen en wat buiten zijn stelplicht ligt, komt niet voor zijn bewijsrisico.