Einde inhoudsopgave
Rijnvaartpolitiereglement 1995
Artikel 3.14 Bijkomende tekens van varende schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2018
- Bronpublicatie:
29-10-2018, Stb. 2018, 405 (uitgifte: 15-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-10-2018, Stb. 2018, 405 (uitgifte: 15-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Waterrecht (V)
(Bijlage 3: schetsen 27a, 27b, 28a, 28b, 29, 30, 31, 32)
1.
Een varend schip dat bepaalde brandbare stoffen vervoert, bedoeld in het ADN, moet, behalve de overige tekens die worden voorgeschreven bij dit reglement, overeenkomstig ADN nr. 7.1.5.0 of nr. 7.2.5.0, voeren:
- —
des nachts:
een blauw licht;
- —
des daags:
een blauwe kegel met de punt naar beneden.
Dit teken moet op een geschikte plaats en op een zodanige hoogte worden gevoerd dat het van alle zijden zichtbaar is. In plaats van het dagteken kan ook één blauwe kegel op het voor- en één op het achterschip op een hoogte van ten minste 3 m boven het vlak door de inzinkingsmerken worden gevoerd.
2.
Een varend schip dat bepaalde voor de gezondheid schadelijke stoffen vervoert, bedoeld in het ADN, moet, behalve de overige tekens die worden voorgeschreven bij dit reglement, overeenkomstig ADN nr. 7.1.5.0 of nr. 7.2.5.0, voeren:
- —
des nachts:
twee blauwe lichten;
- —
des daags:
twee blauwe kegels met de punt naar beneden.
Deze tekens moeten in een verticale lijn, met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m, op een geschikte plaats en op een zodanige hoogte worden gevoerd, dat zij van alle zijden zichtbaar zijn. In plaats van de twee blauwe kegels kunnen ook telkens twee blauwe kegels op het voor- en op het achterschip worden gevoerd, waarvan de onderste op een hoogte van ten minste 3 m boven het vlak door de inzinkingsmerken is aangebracht.
3.
Een varend schip dat bepaalde ontplofbare stoffen vervoert, bedoeld in het ADN, moet, behalve de overige tekens die worden voorgeschreven bij dit reglement, overeenkomstig ADN nr. 7.1.5.0 of nr. 7.2.5.0, voeren:
- —
des nachts:
drie blauwe lichten;
- —
des daags:
drie blauwe kegels met de punt naar beneden.
Deze tekens moeten in een verticale lijn, met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m, op een geschikte plaats en op een zodanige hoogte worden gevoerd dat zij van alle zijden zichtbaar zijn.
4.
Indien een duwstel of gekoppeld samenstel één of meer schepen bevat bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, moet het schip dat dient voor het voortbewegen van het duwstel of gekoppeld samenstel de tekens, voorgeschreven in het eerste, tweede of derde lid, voeren.
5.
Een duwstel, dat door twee duwboten naast elkaar wordt voortbewogen, moet de tekens bedoeld in het vierde lid op de duwboot aan stuurboord voeren.
6.
Een schip, duwstel of gekoppeld samenstel dat verschillende gevaarlijke stoffen vervoert, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, moet de tekens voeren voorgeschreven voor de gevaarlijke stof, die het grootste aantal blauwe lichten of kegels vereist.
7.
Een schip, dat geen tekens als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, moet voeren maar in het bezit is van een certificaat van goedkeuring, bedoeld in het ADN, nr. 1.16.1.1.1, en dat voldoet aan de veiligheidsvoorschriften die gelden voor een schip als bedoeld in het eerste lid, mag, indien het gelijktijdig geschut wil worden met een schip dat de tekens bedoeld in het eerste lid moet voeren, bij nadering van een sluis, de tekens bedoeld in het eerste lid voeren.
8.
De sterkte van de in dit artikel voorgeschreven blauwe lichten dient ten minste gelijk te zijn aan die van blauwe gewone lichten.