Einde inhoudsopgave
Rijnvaartpolitiereglement 1995
Artikel 3.10 Tekens van varende duwstellen
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2011
- Bronpublicatie:
18-11-2011, Stb. 2011, 564 (uitgifte: 30-11-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-11-2011, Stb. 2011, 564 (uitgifte: 30-11-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Waterrecht (V)
( Bijlage 3: schetsen 11, 12, 13 en 14)
1.
Een varend duwstel moet des nachts voeren:
- a
- i.
drie toplichten op het voorschip van het voorste schip of van het meest links geplaatste der voorste schepen, in de vorm van een gelijkzijdige driehoek met een horizontale basis in een vlak loodrecht op de lengte-as van het duwstel, het bovenste toplicht op een hoogte van ten minste 5 m boven het vlak door de inzinkingsmerken en de beide onderste toplichten ongeveer 1,25 m uit elkaar en ongeveer 1,10 m onder het bovenste toplicht;
- ii.
een toplicht op het voorste schip van elk ander schip dat van voren over de volle breedte zichtbaar is, voor zover mogelijk 3 m lager dan het bovenste toplicht bedoeld onder i.
De masten waaraan deze toplichten worden gevoerd moeten zijn geplaatst in de lengte-as van het schip waarop zij zich bevinden;
- b.
boordlichten op het breedste gedeelte van het duwstel, zo dicht mogelijk bij de duwboot, ten hoogste 1 m binnen de zijkanten van het duwstel en ten minste 2 m boven het wateroppervlak;
- c
- i.
drie heklichten op het achterschip van de duwboot, in een horizontale lijn loodrecht op de lengte-as, telkens ongeveer 1,25 m uit elkaar en op een zodanige hoogte dat zij niet door één van de andere schepen van het duwstel aan het gezicht kunnen worden onttrokken;
- ii.
een heklicht op het achterschip van elk ander schip dat van achteren over de volle breedte zichtbaar is. Indien echter behalve de duwboot meer dan twee schepen van achteren zichtbaar zijn, moet dit heklicht alleen door de schepen aan de buitenzijden worden gevoerd.
2.
Een duwstel dat door twee duwboten naast elkaar wordt voortbewogen moet des nachts de heklichten bedoeld in het eerste lid, onder c.i, voeren op de duwboot aan stuurboord. De andere duwboot moet des nachts het heklicht bedoeld in het eerste lid, onder c.ii, voeren.
3.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op duwstellen die des nachts worden gesleept. De heklichten bedoeld in het eerste lid, onder c.i, dienen echter geel in plaats van wit te zijn.
4.
Indien een duwstel des daags wordt gesleept, moet de duwboot voeren:
een gele bol, op een geschikte plaats en op een zodanige hoogte dat hij van alle zijden zichtbaar is.