Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/25.4.8.4:25.4.8.4 Leningen
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/25.4.8.4
25.4.8.4 Leningen
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS363305:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Omdat een EESV in de Europese Unie moet zijn gevestigd, zal de uitzondering van art. art. 169 onderdeel c Btw-richtlijn, ex art. 17 lid 3 onderdeel c Zesde richtlijn, vgl. art. 15 lid 2 onderdeel c Wet OB niet aan de orde zijn.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het verstrekken van een rentedragende lening is op zichzelf een belastbare (zij het vrijgestelde) dienst onder bezwarende titel. De rente vormt de bezwarende titel. Een (belastingplichtig) lid, dat een rentedragende lening verstrekt aan een EESV, zal dus een vrijgestelde dienst jegens het EESV verrichten. Voor deze dienst bestaat geen recht op aftrek, tenzij het bijkomstige financiële handelingen betreft (zie hoofdstuk 19, paragraaf 19.4.3.6).1 Deze benadering wijkt in de kern niet af van zoals ik die heb gekozen ten aanzien van de inbreng en contributiebetalingen. Wanneer de handeling plaatsvindt met het oog op het verkrijgen van een concrete tegenwaarde, is van (zuivere) inbreng en van een (zuivere) contributiebetaling geen sprake meer en vormt de inbreng / contributiebetaling een belastbare handeling. Een rentedragende lening is dus te vergelijken met een onzuivere inbreng, terwijl een renteloze lening juist te vergelijken valt met een zuivere inbreng.
Verstrekt het lid een renteloze lening aan het EESV, dan verricht hij geen dienst onder bezwarende titel. De gedachte dringt zich dan op, dat het lid een met een dienst onder bezwarende titel gelijkgestelde dienst verricht in de zin van art. 26 lid 1 onderdeel b Btw-richtlijn (ex art. 6 lid 2 onderdeel b Zesde richtlijn, vgl. art. 4 lid 2 onderdeel b Wet OB). Voor deze fictieve diensten geldt niet de voorwaarde, dat een recht op aftrek moet zijn ontstaan. Wil zich echter een dergelijke fictieve dienst voordoen, dan moet er sprake zijn van (voor zover hier van belang) “het om niet verrichten van diensten door de belastingplichtige (...) voor andere dan bedrijfsdoeleinden”. Zoals ik in paragraaf 25.4.8.2 heb aangegeven, acht ik het vanwege het ondersteunende karakter van het EESV niet goed denkbaar, dat een inbreng in een EESV voor andere dan bedrijfsdoeleinden van de belastingplichtige gebeurt, omdat de bedrijfsdoeleinden van het EESV dezelfde zijn als die van de belastingplichtige. Het EESV ondersteunt de economische activiteiten van de leden. Dit geldt mijns inziens ook ten aanzien van het verstrekken van een renteloze lening aan een EESV. Zulks gebeurt in beginsel vanwege de bedrijfsdoeleinden van het lid. Aldus geeft het verstrekken van een renteloze lening aan een EESV in het kader van de samenwerking geen aanleiding tot heffing van btw.
Voor het recht op aftrek van voorbelasting betekent dit, dat het lid eventuele voorbelasting, die toerekenbaar is aan de verstrekte renteloze lening in aftrek kan brengen conform zijn pro rata.