Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/25.4.5:25.4.5 Handelingen van derden jegens het EESV
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/25.4.5
25.4.5 Handelingen van derden jegens het EESV
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS366946:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 5 januari 1983, nr. 20 808, BNB 1983/76.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Net zoals een personenvennootschap een van de vennoten te onderscheiden belastingplichtige kan zijn, kan ook een EESV een van de leden te onderscheiden belastingplichtige zijn. In het navolgende ga ik uit van een belastingplichtig EESV.
Een EESV kan de ontvanger van een door een derde verrichte prestatie zijn. Weliswaar zal het EESV als samenwerkingsverband altijd vertegenwoordigd moeten worden door een lid of een daartoe aangestelde derde, doch de prestatie wordt dan niet aan de vertegenwoordiger, maar aan het EESV verricht. Wanneer een lid optreedt als vertegenwoordiger (“als orgaan”), dan kan het EESV de ter zake van de prestatie in rekening gebrachte btw in aftrek brengen volgens de regels van art. 168 Btw-richtlijn (ex art. 17 Zesde richtlijn, vgl. art. 15 Wet OB). Treedt een lid niet op “als orgaan”, dan kan mijns inziens niet gezegd worden dat de prestatie van de derde aan het EESV is verricht. Er is dan een rechtsbetrekking tussen de derde en het lid tot stand gekomen, ook al worden de betrokken goederen en diensten wellicht gebruikt voor het EESV. In beginsel bestaat er dan geen recht op aftrek op het niveau van het EESV, doch moet op het niveau van het lid bezien worden of er een recht op aftrek bestaat. Een analoge toepassing van het arrest van de Hoge Raad van 5 januari 1983 op het EESV (zie hoofdstuk 24, paragraaf 24.4.1), leidt evenwel tot de conclusie dat, wanneer de betrokken goederen voor het EESV worden gebezigd, er tóch een recht op aftrek op het niveau van het EESV bestaat.1
Overigens brengt een analoge toepassing van het arrest met zich mee, dat bij een eventuele latere verkoop van een aldus betrokken goed, het EESV in beginsel btw verschuldigd zal zijn ter zake van de levering. Zoals ik heb aangegeven in hoofdstuk 24, paragraaf 24.4.1, acht ik het arrest echter rechtstheoretisch onjuist en is het allerminst zeker dat het Europeesrechtelijk houdbaar is. Toegegeven moet echter worden dat het in economisch opzicht recht doet aan de neutraliteit van de btw. Het voorkomt dat in het geval een lid van een EESV niet (volledig) aftrekgerechtigd is, btw blijft drukken in de productie- en handelfase.