Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/25.4.2
25.4.2 Handelingen van de leden onderling als derden (buiten het kader van het samenwerkingsverband)
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS371781:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Art. 2:34 lid 1 BW.
De aanspraak op het saldo na liquidatie van de vereniging vertegenwoordigt ook een waarde, maar zal doorgaans niet tot uitdrukking komen in de prijs van het overgedragen lidmaatschap.
HR 14 maart 2003, nr. 38 253, BNB 2003/197 en HR 9 juli 2004, nr. 38 026, BNB 2004/363. Thans ligt (onder andere) de vraag bij het HvJ EG voor of de verkoop van aandelen in een kapitaalsvennootschap door een belastingplichtige die belastbare handelingen verricht jegens die kapitaalvennoot, een belastbare dienst vormt, en zo ja, of de vrijstelling van art. 135 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn (ex art. 13B onderdeel d ten vijfde Zesde richtlijn) van toepassing is. Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Regeringsrätten (Zweden) op 25 januari 2008 – Skatteverket/ AB SKF, nr. C-29/08 (SKF), Pb EU 2008 C 79/22.
Zie ook: Tj. van der Ploeg e.a., Van vereniging en stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, Gouda Quint, Deventer, 2002, blz. 104.
HvJ EG 26 juni 2003, nr. C-442/01 (KapHag), V-N 2003/34.14, r.o. 38-41.
Als uitzondering erkent de Hoge Raad de verkoop van aandelen in het kader van de bedrijfsmatige handel in effecten en mogelijk ook de verkoop van aandelen als rechtstreeks, noodzakelijk en duurzaam verlengstuk van de economische activiteiten. HR 14 maart 2003, nr. 38 253, BNB 2003/ 197 en HR 9 juli 2004, nr. 38 026, BNB 2004/363.
De lidmaatschapsverhouding die de leden met het EESV hebben, sluit geenszins uit, dat de leden buiten het samenwerkingsverband om jegens elkaar handelen. Wanneer leden die belastingplichtigen zijn, als zodanig buiten het kader van het EESV om over en weer handelingen tegen vergoeding verrichten, dan treden zij ten opzichte van elkaar als derden op. Op dat moment doet het er voor de heffing van btw weinig toe, dat zij tevens lid van een EESV zijn. Van handelingen buiten het kader van het EESV om, zal telkens op de normale wijze moeten worden vastgesteld of zij belastbaar zijn. Het algemene karakter van de btw vereist dan, dat het uitgangspunt is, dat de handelingen belastbaar zijn. Afgezien van de toepassing van een vrijstelling, zullen de handelingen dan ook belast zijn en bestaat er ten aanzien van die handelingen een onmiddellijk en volledig recht op aftrek van voorbelasting.
Een bijzonderheid doet zich echter voor ten aanzien van de handeling tussen een lid en een aspirant-lid, die bestaat uit de overdracht van het lidmaatschap. Het lidmaatschap is in beginsel persoonlijk, maar in de statuten kan daarvan worden afgeweken.1 Een lidmaatschap kan overdraagbaar zijn. Een lidmaatschapsrecht zal echter slechts worden overgedragen als het recht een zekere waarde vertegenwoordigt. Dit is het geval indien aan het lidmaatschap rechten zijn verbonden. De waarde van het lidmaatschap wordt dan bepaald door de waarde van de daaraan verbonden rechten.2 Mijns inziens kan de overdracht van een lidmaatschap en de daaraan verbonden rechten op twee manieren worden beschouwd. Het kan worden gezien als een met een verkoop van aandelen in een kapitaalsvennootschap te vergelijken transactie, of als een overdracht van rechten. In het eerste geval is de overdracht naar nationaal recht in beginsel een onbelastbare handeling, tenzij de overdracht van het lidmaatschapsrecht te vergelijken is met de overdracht van aandelen door een tegen vergoeding moeiende houdstervennootschap, dan wel met de overdracht van aandelen door een houdstervennootschap, die de aandelen als een rechtstreeks, noodzakelijk en duurzaam verlengstuk van haar belastbare activiteiten hield.3 In het tweede geval moet de overdracht van een lidmaatschap onder bezwarende titel voor de heffing van btw beschouwd worden als een overdracht van de aan het lidmaatschap verbonden rechten.4 Als het overdragende lid belastingplichtige is, is de overdracht in dat geval aan de heffing van btw onderworpen. De twee benaderingen leiden dus tot verschillende uitkomsten. Hoewel een lidmaatschap van een EESV niet gelijk is aan een aandeel in een kapitaalsvennootschap, bestaan er tussen beide wel belangrijke overeenkomsten. Het enkele gegeven dat een EESV geen in aandelen verdeeld kapitaal heeft, doch dat een EESV een in lidmaatschapsrechten verdeeld belang aan de leden toekent, kan mijns inziens een ongelijke fiscale behandeling niet rechtvaardigen. Een EESV lijkt in dat opzicht ook teveel op een personenvennootschap. Een personenvennootschap kent ook geen in aandelen verdeeld kapitaal. Een personenvennootschap heeft veel weg van een kapitaalsvennootschap. Het HvJ EG acht de aandelentypen van een personenvennootschap en een kapitaalsvennootschap vergelijkbaar.5 Het is mijns inziens dan ook verdedigbaar de overdracht van een lidmaatschapsrecht door een “uittredend lid” te vergelijken met die van een aandeel door een aandeelhouder in een kapitaalsvennootschap. Volgens de Hoge Raad is de verkoop van een aandeel in beginsel geen economische activiteit.6 Datzelfde heeft mijns inziens dan te gelden voor de overdracht van een lidmaatschapsrecht door een lid.