Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/265
265 Art. 6:258 BW
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691767:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Asser/Sieburgh 6-III 2018/456 bespreekt de verhouding tussen art. 6:258 en 6:248 BW.
Partijen hebben bijvoorbeeld boeteclausules in de overeenkomst opgenomen. Zie ook Rb. Rotterdam 3 februari 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:1767 (SK Roses/Plantise).
Rb. Amsterdam 20 mei 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2647.
HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1974, NJ 2023/2 met nt. J.L.R.A. Huydecoper, AA 2022/0118 met nt. H.N. Schelhaas, naar aanleiding van vragen van de Rb. Limburg 31 maart 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:2982. Zie ook Van Boom 2021 onder 3 en Ebben & Van Mourik 2021.
TM, 4e gedeelte, Voorontwerp Boek 7, p. 1135.
De rechter kan de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten (art. 6:258 lid 1 BW).1 De partij die een beroep doet op art. 6:258 BW kan zowel eiser als verweerder zijn. Doet verweerder bij een nakomingsvordering een beroep op art. 6:258 BW, dan is dit verweer een bevrijdend verweer; verweerder zal moeten stellen dat de omstandigheden ten tijde van het tot stand komen van de overeenkomst nog in de toekomst lagen, dat partijen ter zake geen voorziening hebben getroffen, dat de bewuste omstandigheden niet zijn verdisconteerd in de overeenkomst, alsmede dat de wederpartij ongewijzigde instandhouding niet mag verwachten.2 De wederpartij zal een en ander gemotiveerd kunnen weerspreken. Indien verweerder onvoldoende heeft gesteld waarom de door hem genoemde omstandigheden van dien aard zijn dat de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet ongewijzigd in stand kunnen blijven, passeert de rechter dit beroep. Ten aanzien van een beroep op onvoorziene omstandigheden is het uitgangspunt dat overeenkomsten moeten worden nagekomen. Een beroep op art. 6:258 BW wordt slechts in uitzonderlijke gevallen gehonoreerd. De partij die een beroep doet op art. 6:258 BW heeft stelplicht en bewijslast ter zake van de feiten en omstandigheden die ertoe leiden dat de onvoorziene omstandigheden voor rekening van de wederpartij moeten blijven (lid 2).
Voorbeelden
Indien partijen duidelijk hebben voorzien in een mogelijk tekortschieten door een der partijen, passeert de rechter het beroep op onvoorziene omstandigheden.3
Twee professionele vastgoedbeleggers sluiten een koopovereenkomst zonder financieringsvoorbehoud over een aantal winkelpanden. Kort voor de levering beroept de koper zich op overmacht dan wel onvoorziene omstandigheden, omdat hij vanwege de coronacrisis de financiering niet rond krijgt. Beroep op overmacht en onvoorziene omstandigheden slagen niet. De betalingsonmacht is onvoldoende aannemelijk gemaakt, maar ook als zou worden aangenomen dat koper als gevolg van de coronacrisis de financiering niet rond krijgt, is dit een omstandigheid die voor rekening en risico van koper komt. Er is immers geen financieringsvoorbehoud overeengekomen, en koper wordt als professionele vastgoedbelegger geacht zich bewust te zijn geweest van het risico.4
Het leerstuk van onvoorziene omstandigheden is van toepassing tijdens de coronacrisis en is toepasbaar in huurkwesties tussen commerciële partijen bij verplichte sluiting van een horecapand. Als uitgangspunt dient het bedoelde nadeel gelijkelijk (50/50; share the pain) tussen verhuurder en huurder te worden verdeeld.5
Of grond is voor toepassing van art. 6:258 BW, levert een rechtsvraag op.6