Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/4.5.2
4.5.2 Behoefte aan normering: indicatietarieven
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS594401:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Soms zelfs meer dan het tienvoudige, zie de voorbeelden in Huydecoper 2007, p. 15.
Van den Boom 2008 (ongepubliceerde masterscriptie OU) heeft 109 in 2006/2007 gepubliceerde IE-zaken onderzocht en grote verschillen in de toepassing van de matigingsgronden geconstateerd. Ook bij gemengde zaken, zoals geschillen over zowel auteursrecht als een 'gewone' overeenkomst, en geschillen over tussenfiguren, zoals het portretrecht en slaafse nabootsing, waren er toepassings-verschillen (zie tevens de aanwijzingen in Hof 's-Gravenhage 29 maart 2011, LJNBP9443, r.o. 8.18.9). A-G Verkade geeft in het Endstra-tapesarrest onder punt 6.9 aan dat bepaalde omstandigheden soms wel en soms niet aanleiding geven tot matiging of afwijzing.
Wijnbergen 2007.
Wefers Bettink & Hoefnagel 2010. Zij noemen ook het ' Haagse model' : als beide partijen een hoger bedrag dan het indicatietarief vorderen, dan krijgt de winnaar het laagste van de twee bedragen toegewezen.
De rechtbanken lijken de indicatietarieven meestal te volgen, aldus een merkenrechtelijke steekproef door Van Vlooten 2011, p. 242.
In Rb 's-Gravenhage (vzr.) 11 september 2008, LJN BF1784, heeft eiser bijvoorbeeld voldoende aannemelijk gemaakt dat de zaak ' hors categorie' is, hetgeen de inzet van twee advocaten en een rekening van € 22.357,89 rechtvaardigde. Ook blijft gelden dat de hogere vergoeding moet worden toegewezen als die niet door de wederpartij is betwist.
Omdat de bedragen in de eerste periode na de inwerkingtreding vaak een veelvoud opleverden van hetgeen onder het liquidatietarief vergoed zou moeten worden1 - soms stegen deze zelfs uit boven het bedrag van de vordering zelf - en omdat er geen duidelijke lijn zat in de omstandigheden waarin rechters aanleiding voor matiging zagen, werden de kosten in IE-zaken zeer onvoorspelbaar.2 De vrees bestond dat dit de toegang tot het recht zou verminderen.3 Vanuit de rechterlijke macht en de advocatuur ontstond daarom de behoefte om toch enige normering aan te brengen in de tarieven en toepassingscriteria. Per 1 augustus 2008 zijn indicatietarieven ' in werking getreden' , die door het Landelijk Overleg Voorzitters van de Civiele sectoren van de rechtbanken (LOVC) in samenspraak met de Nederlandse Orde van Advocaten zijn opgesteld.4 De tarieven gelden officieel alleen in eerste aanleg (en nooit in octrooizaken). De hoven laten de veroordelingen conform indicatietarieven in eerste aanleg in de regel in stand, maar doen zeer wisselende uitspraken over de kosten in hoger beroep.5 De indicatietarieven zijn, in tegenstelling tot het liquidatietarief, niet bedoeld als forfaitaire bedragen, maar als ' indicatie van het maximale bedrag aan proceskosten dat door de bank genomen nog als redelijk en evenredig kan worden aangemerkt' , aldus Uitgangspunt 2.6 Wil een partij een hogere vergoeding, dan worden hoge eisen aan de motivering gesteld.7 Omdat de vergoedingen hoger zijn dan die van het liquidatietarief en waarschijnlijk in veel zaken dekkend, kan niet worden gezegd dat met de indicatietarieven het indemnisatiestelsel weer is vervangen door een continentaal stelsel. Hoogstens zijn de scherpe randjes er afgeschaafd.