RvdW 2023/246:Medeplegen uitvoer hennep (art. 3 onder A Opiumwet). 1. Bewijsklacht. Kan het niet anders zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die in tapgesprekken A werd genoemd? 2. Bewijsklacht medeplegen. Ad 1. HR: Middel leidt niet tot cassatie om redenen vermeld in CAG. CAG: Opgenomen tapgesprek waarnaar hof verwijst maakt geen onderdeel uit van bewijsmiddelen. Deze omissie hoeft niet tot cassatie te leiden. Hof heeft zijn oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte A werd genoemd, immers niet alleen gebaseerd op verwijzing naar ‘opgenomen tapgesprek’ maar vooral ook op verklaringen van medeverdachte en herkenning van stem van verdachte door tolk. Deze b.m. dragen zelfstandig en genoegzaam ’s hofs oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte betreffende A is geweest. Bewezenverklaarde is derhalve in dit opzicht naar eis der wet voldoende met redenen omkleed. Ad 2. HR: Middel leidt niet tot cassatie om redenen vermeld in CAG. CAG: O.g.v. ’s hofs vaststellingen in zijn bewijsoverwegingen heeft hof kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat sprake was van vooraf voor alle deelnemers duidelijk plan om hennep buiten Nederlands grondgebied te brengen en dat verdachte bij gezamenlijke uitvoering daarvan actieve en wezenlijke rol vervulde. In het licht van dit gezamenlijke plan en deze gezamenlijke uitvoering geeft ‘s hofs oordeel dat de door hem in aanmerking genomen feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van een voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking van verdachte met zijn mededaders, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Ook is dit oordeel niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Volgt verwerping. Samenhang met 20/04009 C en 20/04067 C (RvdW 2023/245).