Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/235
Ontvankelijkheid in hoger beroep. Brief van verdachte van vóór einduitspraak van de Rb is geen ‘schriftuur houdende grieven’ ex art. 416 lid 2 Sv.
HR 14-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:174
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 februari 2023
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.L.J. van Strien, J.C.A.M. Claassens, M. Kuijer, T. Kooijmans
- Zaaknummer
21/02422
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:174, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑02‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1110, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑11‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑08‑2021
- Wetingang
Essentie
De brief van de verdachte van vóór de einduitspraak van de rechtbank is geen ‘schriftuur houdende grieven’ als bedoeld in artikel 416 lid 2 Sv. Het door de verdachte ingestelde hoger beroep is niet-ontvankelijk.
Samenvatting
Uit de wettelijke bepalingen inzake het instellen van hoger beroep volgt onder meer dat het hoger beroep pas kan worden ingesteld nadat de einduitspraak is gegeven en dat ook pas na de einduitspraak een ‘schriftuur houdende grieven’ als bedoeld in art. 410 lid 1 en 416 lid 2 Sv kan worden ingediend. Een procespartij kan immers pas ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.