RvdW 2022/543:OM-cassatie. Beklag, beslag ex art. 94 Sv op drie voertuigen onder klager t.z.v. verdenking van witwassen. Summier karakter onderzoek in raadkamer. Is het hoogst onwaarschijnlijk dat strafrechter, later oordelend, de onder klager inbeslaggenomen voertuigen verbeurd zal verklaren? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 28 september 2010, NJ 2010/654, m.nt. P.A.M. Mevis, m.b.t. toepasselijke maatstaf i.g.v. beslag ex art. 94 Sv en summier karakter onderzoek in raadkamer. Rb heeft oordeel dat zij het hoogst onwaarschijnlijk acht dat strafrechter de onder klager inbeslaggenomen voertuigen verbeurd zal verklaren, in de kern gebaseerd op overweging dat — gelet ‘op hetgeen waarop het strafrechtelijk onderzoek zich thans toespitst’ — ‘niet met enige zekerheid’ zal kunnen worden vastgesteld dat inbeslaggenomen voertuigen geheel of grotendeels d.m.v. of uit baten van het witwassen zijn verkregen dan wel dat het witwassen m.b.t. deze voertuigen is begaan. Rb heeft in dat verband verder overwogen ‘dat de door klager afgelegde verklaringen over de herkomst van de contante gelden, die door klager werden gebruikt voor de financiering van de aankopen van voertuigen, niet als onmiskenbaar onvoldoende concreet of niet min of meer verifieerbaar of op voorhand als onwaarschijnlijk terzijde kunnen worden gelaten’. Met het stellen van de in deze overwegingen besloten liggende eisen heeft Rb onvoldoende onderkend dat het onderzoek in raadkamer een summier en voorlopig karakter draagt en dat zij niet ten gronde mag treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren procedure in de hoofd- of ontnemingszaak. Volgt vernietiging en terugwijzing.