Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/4.2.5.1
4.2.5.1 Inleiding
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210009:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie bijvoorbeeld Boetebesluit, SCF 2019, p. 8. Volgens het CBb gaat de AFM hiermee uit van een juist uitgangspunt. Zie CBb 19 juli 2013, ECLI:NL:CBB:2013:69, r.o. 5.2 en CBb 28 november 2013, ECLI:NL:CBB:2013:260, r.o. 5.4.
Er wordt geen aandacht besteed aan de gedragscode van de Nederlandse Thuiswinkel Organisatie (NTO). Hoewel ook deze code, die ziet op de kleinere goederenkredieten, heeft gefungeerd als een minimuminvulling van art. 4:34 Wft, hebben diens leden zich per 1 mei 2018 aangesloten bij de VFN. Deze overstap hangt samen met de hoge betaalachterstanden bij goederenkredieten en het feit dat de NTO gedragscode wat soepeler was dan de andere gedragscodes. Zie hierover de brief van de minister van Financiën 2018.
Dit geldt vooral voor art. 3b VFN gedragscode waarin staat dat de kredietgever rekening moet houden met het bestedingsdoel van het krediet. Ook is enige onduidelijkheid over het toepassingsbereik van de leennormen. De NVB gedragscode is niet van toepassing op kredieten tot € 1000 en vanaf € 75.000, terwijl de VFN gedragscode ook betrekking heeft op deze kredieten. Mede omdat de AFM deze beperkingen uit de NVB gedragscode niet lijkt te hanteren, wordt aangenomen dat de leennormen ook gelden voor de, door de NVB uitgezonderde kredieten. Zie bijvoorbeeld Boetebesluit ICS 2017, p. 20 en 21 waarin de AFM opmerkt dat de NVB gedragscode niet van toepassing is op kredieten tot € 1000, maar vervolgens de daarin te vinden leennormen bij deze kredieten wel lijkt te gebruiken om de maximale kredietruimte te berekenen.
In het bijzonder de drie meest recente boetebesluiten, te weten Boetebesluit SCF 2019, Boetebesluit NN 2019 en Boetebesluit ICS 2017.
Zoals beschreven in paragraaf 2.4, bestaat de kredietwaardigheidstoets uit drie stappen, te weten het onderzoek naar de betaalcapaciteit van de consument, de beoordeling van de kredietwaardigheid en de beslissing op de kredietaanvraag. Pas als de kredietgever deze stappen heeft doorlopen, is duidelijk in hoeverre het gevraagde krediet kan worden verstrekt aan de consument. In het publiekrecht zijn de stappen bij consumptief krediet grotendeels uitgewerkt in gedragscodes van de VFN en de NVB. De daarin te vinden leennormen worden door de AFM gezien als een minimuminvulling van art. 4:34 Wft. Dat betekent dat kredietgevers hun eigen leennormen mogen gebruiken mits ze dezelfde zichtbare bescherming tegen overkreditering bieden als de normen in de gedragscodes.1 Die laatste leennormen laten zien dat het in beginsel weinig uitmaakt wie een kredietaanvraag heeft ingediend. Na elke kredietaanvraag moet de kredietgever hetzelfde onderzoek uitvoeren naar het inkomen en de uitgaven van de consument om vervolgens op dezelfde manier te bepalen hoeveel diegene maximaal mag lenen. De kredietgever mag eventueel een groter krediet verstrekken mits hij kan uitleggen waarom dat in het concrete geval verantwoord is voor de consument. Tegen deze achtergrond wordt hierna verder ingegaan op de drie stappen van de kredietwaardigheidstoets.
Ter verduidelijking wordt erop gewezen dat hierna de nadruk ligt op de leennormen uit de VFN gedragscode van 1 januari 2020. Er wordt alleen ingegaan op de leennormen uit de NVB gedragscode als dit inhoudelijk relevant is.2 Overigens is niet altijd duidelijk of een specifieke leennorm uit de VFN gedragscode fungeert als een minimuminvulling van art. 4:34 Wft of dat deze slechts moet worden gezien als een private afspraak tussen de brancheorganisaties en diens leden.3 In het vervolg ligt daarom de nadruk op de leennormen die ook aan bod zijn gekomen in de boetebesluiten van de AFM.4