HR, 11-12-2015, nr. 15/03617
ECLI:NL:HR:2015:3563
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11-12-2015
- Zaaknummer
15/03617
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3563, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑12‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2093, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2093, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑10‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3563, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑12‑2015
Partij(en)
11 december 2015
Eerste Kamer
15/03617
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.J. van Galen,
t e g e n
de GEMEENTE RHEDEN,zetelende te De Steeg, gemeente Rheden,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het vonnis in de zaak C/05/284095/HZ ZA 15-216 van de rechtbank Gelderland van 1 juli 2015;
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak.
3. Beoordeling van het middel
3.1
De rechtbank heeft op vordering van de Gemeente de vervroegde onteigening uitgesproken van het perceel, kadastraal bekend gemeente Dieren, sectie [A] nr. [001] , ter grootte van [...] ha, in eigendom toebehorend aan [eiser] .
3.2
Het middel klaagt dat de rechtbank ten onrechte eindvonnis heeft gewezen zonder [eiser] overeenkomstig zijn verzoek gelegenheid te geven voor pleidooi.
3.3
De klacht is gegrond. Blijkens het overgelegde B7-formulier, op 29 juni 2015 aan de rechtbank gestuurd, en de uitdraai van de rol van de rechtbank van 1 juli 2015, heeft [eiser] de rechtbank om pleidooi verzocht. De rechtbank heeft op 1 juli 2015 eindvonnis gewezen, zonder [eiser] in de gelegenheid te stellen de zaak mondeling toe te lichten. Uit het vonnis van de rechtbank blijkt niet op welke grond zij aan het verzoek om pleidooi is voorbijgegaan. De rechtbank heeft dan ook in strijd gehandeld met art. 24 in verbinding met art. 54h Ow, en met art. 134 Rv in verbinding met art. 2 Ow.
3.4
Nu de Gemeente de bestreden beslissing van de rechtbank niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 1 juli 2015;
wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [eiser] op € 474,08 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, en aan de zijde van de Gemeente op € 845,07 aan verschotten en € 800,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 11 december 2015.
Conclusie 09‑10‑2015
Partij(en)
15/03617
Mr. F.F. Langemeijer
9 oktober 2015
Conclusie inzake:
[eiser]
tegen
Gemeente Rheden
In deze onteigeningszaak gaat het om de vraag of gelegenheid is gegeven tot pleidooi.
1. Feiten en procesverloop
1.1.
Bij vonnis van 1 juli 2015 heeft de rechtbank Gelderland op vordering van de gemeente Rheden en ten laste van [eiser] , thans eiser tot cassatie, de vervroegde onteigening uitgesproken van het perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [A] nr. [001] , ter grootte van [...] ha. De rechtbank heeft het door de gemeente te betalen voorschot vastgesteld en een datum bepaald voor het depot van het door deskundigen uit te brengen rapport met betrekking tot de aan [eiser] toe te kennen schadeloosstelling.
1.2.
Namens [eiser] is – tijdig1.– beroep in cassatie ingesteld. De gemeente heeft geconcludeerd tot referte. Partijen hebben afgezien van schriftelijke toelichting.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1.
De klacht houdt in dat de rechtbank ten onrechte vonnis heeft gewezen zonder aan [eiser] , overeenkomstig zijn verzoek van 29 juni 2015, gelegenheid te geven voor pleidooi. Het middel klaagt over schending van art. 134 lid 1 Rv in verbinding met art. 2 Ow, van art. 24 in verbinding met art. 54h Ow en/of van art. 6 EVRM2.. Voor zover de rechtbank geen kennis heeft genomen van de brief van 29 juni 2015 aan de rechtbank, is volgens het middel sprake van een evidente vergissing of fout.
2.2.
Tot de overgelegde gedingstukken behoort een B7-formulier d.d. 29 juni 2015, door de advocaat van [eiser] gericht tot de rechtbank, met als bijlage een verzoek tot het bepalen van een zitting voor het houden van pleidooi. Op grond van de in het cassatiemiddel aangehaalde wettelijke bepalingen heeft de gedaagde in eerste aanleg (hier: de eigenaar, tegen wie de vordering tot onteigening is gericht) in beginsel3.recht op een mondelinge behandeling (pleidooi)4.. Uit het vonnis van de rechtbank blijkt in het geheel niet, op welke grond de rechtbank aan dit verzoek is voorbijgegaan. Aan de hand van het in cassatie overgelegde uittreksel van het roljournaal maak ik op dat het verzoek de rechtbank wel heeft bereikt. De klacht is derhalve gegrond.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
a. – g.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑10‑2015
De toelichting op deze klacht verwijst naar EHRM 23 februari 1994 (Fredin/Zweden (no. 2), appl.no. 18928/91); zie voor een uitgebreider rechtspraakoverzicht: Practical Guide to Article 6 (civil limb), nrs. 247 e.v., te raadplegen via www.ecrm.coe.int. In het nationale recht kan worden gewezen op rov. 3.4.1 van HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3076, NJ 2015/181 m.nt. W.D.H. Asser.
Zie in het commune burgerlijk procesrecht onder meer: HR 27 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8513, NJ 2012/76; HR 28 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0598, NJ 2012/556; Asser Procesrecht/Van Schaick 2, 2011, nr. 75.
Opmerking verdient dat art. 24 Ow zal worden gewijzigd in het kader van de digitalisering van het burgerlijk procesrecht (KEI-project); zie het voorgestelde art. XVII onder E, Kamerstukken II 2014-2015, 34 212, nr. 2.