Einde inhoudsopgave
De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener (O&R nr. 101) 2017/3.4.3.2
3.4.3.2 Een beroep op dwaling
I.P.M.J. Janssen, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
I.P.M.J. Janssen
- JCDI
JCDI:ADS365441:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Voetnoten
Voetnoten
Rechtbank Rotterdam 8 mei 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:CA2935, JOR 2013/245, r.o. 4.6; Roelofsen 2015, p. 194.
Bijvoorbeeld gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 april 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1052,JOR 2014/168, m.nt. B.T.M. van der Wiel & I.J.F. Wijnberg, Ondernemingsrecht 2014/92, m.nt. T.M.C. Arons (Westkant/ABN AMRO).
Rechtbank Oost-Brabant 26 maart 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:1415,JOR 2014/167, m.nt. B.T.M. van der Wiel & I.J.F. Wijnberg (melkveehouder/Rabobank), r.o. 4.10.
Een uitgebreide bespreking van deze zaken is in paragraaf 3.3.1.1 aan bod gekomen.
Gerechtshof Amsterdam 15 september 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3842, JOR 2015/334, m.nt. J.M. Atema & P.F. Hopman, Ondernemingsrecht 2016/37, T.M.C. Arons ziet op de eerste situatie en de tweede situatie is aan de orde in gerechtshof Amsterdam 10 november 2015,ECLI:NL:GHAMS:2015:4647, JOR 2016/37, m.nt. B.T.M. van der Wiel & I.J.F. Wijnberg. Zie voor een uitgebreide bespreking paragraaf 3.3.1.1.
Daarnaast hebben cliënten in de renteswapzaken het beroep op dwaling nieuw leven in geblazen. Na het afwijzen van het beroep op dwaling in de effectenlease-arresten, is het beroep daarop bij schending van de civielrechtelijke zorgplicht een tijd naar de achtergrond verdwenen. Cliënten stellen in de renteswapzaken echter veelvuldig dat de beleggingsdienstverlener niet aan zijn mededelingsplicht in het kader van dwaling heeft voldaan. Uit de jurisprudentie volgt dat moet worden getoetst of de beleggingsdienstverlener de inlichtingen heeft verschaft die hij behoort te verstrekken, gelet op de aard van de overeenkomst en de in het verkeer geldende opvattingen om te voorkomen dat de cliënt dwaalt.1 In bijna alle gevallen wijst de rechter het beroep op dwaling af.
Keer op keer oordeelt hij dat uit de diverse brochures voldoende duidelijk blijkt dat aan de renteswap risico’s verbonden zijn en dat bij tussentijdse beëindiging schade kan ontstaan voor de cliënt.2 Daarnaast benadrukt de rechter meermaals de onderzoeksplicht die de cliënt zelf heeft. Indien de cliënt de constructie niet begrijpt, moet hij zelf nader onderzoek doen.3 Slechts in twee gevallen oordeelt de rechter anders en honoreert hij het beroep op dwaling wel.4 Het gaat daarbij echter niet om enige onduidelijkheid over de gevolgen van tussentijdse opzegging, maar over onduidelijkheid over de hoogte van de marginverplichting en de mogelijkheid om de opslag te verhogen.5 Een geslaagd beroep op dwaling omtrent de tussentijdse beëindiging lijkt dus vrij onsuccesvol, terwijl een beroep op dwaling omtrent de opslag een grotere kans van slagen lijkt te hebben.