Einde inhoudsopgave
De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener (O&R nr. 101) 2017/3.4.3.6
3.4.3.6 Tussenconclusie niet-particuliere cliënt
I.P.M.J. Janssen, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
I.P.M.J. Janssen
- JCDI
JCDI:ADS370286:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Voetnoten
Voetnoten
Roelofsen 2015, p. 195.
Ook de Geschillencommissie onderkent dat de discussie over de overeenkomstige toepassing van de civielrechtelijke zorgplicht theoretisch is en dat het niet gaat om het onderscheid naar het soort cliënt, maar dat de omvang van de verplichting afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 29 februari 2016, zaak 2016-091, www.kifid.nl, r.o. 4.3.
Knüppe, Kocken & Schimmelpenninck 2016.
In het algemeen is bij de renteswapzaken voor de beantwoording van de vraag of de civielrechtelijke zorgplicht is geschonden jegens de niet-particuliere cliënt de inhoud en de wijze waarop de productinformatie is verstrekt, beslissend.1 De nadruk ligt tot op heden op de uitvoering van de waarschuwingsplicht en in mindere mate op de onderzoeksplicht. Alhoewel de jurisprudentie natuurlijk specifiek ziet op niet-particuliere cliënten die renteswaps hebben afgesloten, kan uit de jurisprudentie worden afgeleid dat op beleggingsdienstverleners ook ten aanzien van niet-particuliere cliënten een zorgplicht rust.2 Slechts het etiket – of de civielrechtelijke zorgplicht (bijzondere zorgplicht in de woorden van de Hoge Raad) die op de beleggingsdienstverlener rust jegens particuliere cliënten van overeenkomstige toepassing is – dat op deze zorgplicht wordt geplakt, staat nog ter discussie. Zoals ik in paragraaf 3.2.3 al aangaf, duidt de civielrechtelijke zorgplicht op de zorgverplichtingen die de beleggingsdienstverlener specifiek in relatie tot de cliënt in acht moet nemen en is deze dus van overeenkomstige toepassing op de niet-particuliere cliënt. Het verschil tussen de particuliere en niet-particuliere cliënt wordt vervolgens mogelijk verdisconteerd in de omvang van zorgplicht. Bij MKB’ers lijkt de kennis en ervaring echter vaak zo beperkt te zijn, dat dit geen minder omvangrijke zorgplicht rechtvaardigt op basis van de huidige rechtspraak. In de lagere rechtspraak is dezelfde intensieve waarschuwingsplicht aangenomen als bij particuliere cliënten. De Hoge Raad is nog niet in de gelegenheid geweest om dit te bevestigen. Het is de vraag of dit bij de renteswapzaken gaat gebeuren, omdat er inmiddels een Herstelkader is opgesteld om in der minne deze zaken op te lossen.3