RvdW 2021/1065:Beklag ex art. 12 Sv over de niet-vervolging van (demissionair) minister-president en (demissionair) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor beweerdelijk gepleegde ambtsmisdrijven a.b.i. art. 76 lid 1 RO. Hof heeft de zaak op voet van art. 13a Sv naar de HR verwezen op grond dat beklag betrekking heeft op ambtsmisdrijven. O.g.v. art. 119 Gw, art. 76 lid 1 RO en art. 4 lid 1 Wet ministeriële verantwoordelijkheid ambtsdelicten leden Staten-Generaal, ministers en staatssecretarissen staan (voormalige) ministers, staatssecretarissen en leden van Staten-Generaal wegens ambtsmisdrijven terecht voor HR. Opdracht tot vervolging t.z.v. die misdrijven kan slechts worden gegeven bij koninklijk besluit of bij besluit van Tweede Kamer (vgl. HR 3 december 2010, NJ 2011/122, m.nt. Keijzer). Nu hieruit volgt dat HR niet bevoegd is om opdracht te geven tot vervolging t.z.v. een door een minister gepleegd ambtsmisdrijf als door klager bedoeld, is beklag van klager kennelijk niet-ontvankelijk. Dit brengt mee dat oproeping van klager achterwege kan blijven. HR verklaart klager n-o in beklag.