De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/11.5:11.5 Schadevergoeding
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/11.5
11.5 Schadevergoeding
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS390727:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Bell 2003, p. 276. Zie ook Born 2010, p. 13; Wagner 1998, p. 307-308.
Zie in het kader van de onrechtmatige daad Van der Wiel 2004, p. 289 e.v.
Meijer 2011, p. 216.
Asser/Hartkamp & Sieburgh 2008 (6-I*), p. 289-290, nr. 383; HR 11 januari 2002, NJ2003, 255, m.nt. JH (Schwartz/Gnjatovic), r.o. 3.4. Zie m.b.t. de overeenkomst tot arbitrage ook Meijer 2011, p. 216.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Kan een partij die een verbintenis uit procesovereenkomst schendt, veroordeeld worden de schade die hierdoor ontstaat te vergoeden? Kan artikel 6:74 BW in een dergelijk geval analoog worden toegepast?
Van belang is in dit verband dat in paragraaf 2.2 is gebleken dat procesovereenkomsten wel degelijk vermogensrechtelijke kenmerken hebben. Zo zijn zij er over het algemeen op gericht (een van de) partijen stoffelijk voordeel te verschaffen, bijvoorbeeld door het verminderen van de kosten van de procedure of het vergroten van de kansen op winst in de procedure. Volgens Bell zal een partij voor een gunstig forumkeuze- of arbitragebeding over het algemeen een prijs moeten betalen.1 In geval van schending van een verbintenis uit procesovereenkomst zal de wederpartij over het algemeen dan ook schade lijden. Er lijkt kortom wel degelijk aanleiding voor analoge toepassing van artikel 6:74 BW. Onderzocht moet echter worden of uit de procesrechtelijke context bezwaren voortvloeien die hieraan in de weg staan.
Bij analoge toepassing geeft artikel 6:74 BW in geval van niet-nakoming van een verbintenis uit procesovereenkomst in principe recht op schadevergoeding. Artikel 6:74 BW vereist dat de niet-nakoming toerekenbaar is. In geval van een verbintenis uit procesovereenkomst zal een niet-nakoming de procespartij over het algemeen op grond van schuld of op grond van de in het verkeer geldende opvattingen kunnen worden toegerekend.2 Meijer is kennelijk een andere mening toegedaan, aangezien hij opmerkt dat een eiser die een geschil, ondanks een geldige overeenkomst tot arbitrage, aan de gewone rechter voorlegt oprecht kan menen dat de gedaagde zich niet op de overeenkomst zal beroepen.3 Een partij mag hier mijns inziens echter niet van uitgaan indien partijen in het kader van hun bevoegdheidsovereenkomst ervoor hebben gekozen ook de verbintenis aan te gaan om niet voor een andere dan de aangewezen instantie te procederen.
Voor aansprakelijkheid is niet vereist dat de schuldenaar eerst in gebreke wordt gesteld. Bij verbintenissen uit procesovereenkomst gaat het immers steeds om verbintenissen om niet te doen: een verbintenis om niet voor de overheidsrechter te procederen, een verbintenis om bepaalde stukken niet in het geding te brengen. Bij schending van een dergelijke verbintenis is nakoming steeds blijvend onmogelijk, zodat op grond van artikel 6:74 lid 2 BW de verzuimregeling niet van toepassing is.4
Artikel 6:74 BW geeft, indien dit artikel analoog kan worden toegepast, in principe dus recht op schadevergoeding. Denkbaar is echter dat er, gezien de procesrechtelijke context, bezwaren zijn die aan het toekennen van schadevergoeding in de weg staan. Dit zal hierna worden onderzocht. Daarbij zal, evenals in het kader van de vordering tot nakoming, onderscheid gemaakt worden tussen bevoegdheidsovereenkomsten en overige procesovereenkomsten.