De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/11.1:11.1 Inleiding
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/11.1
11.1 Inleiding
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS388337:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In hoofdstuk 8 is gebleken dat partijen in het kader van een procesovereenkomst verbintenissen ten opzichte van elkaar in het leven kunnen roepen. In dit hoofdstuk wordt onderzocht welke regels voor deze verbintenissen gelden. In hoeverre kan het verbintenissenrecht zoals dit is ontwikkeld in het burgerlijk recht analoog worden toegepast? Kan een partij bijvoorbeeld nakoming vorderen van haar rechten uit procesovereenkomst? Is het mogelijk om schadevergoeding te vorderen wegens wanprestatie, indien een partij haar verplichtingen schendt? Deze vragen zijn uiteraard enkel relevant indien partijen daadwerkelijk verbintenissen in het kader van hun procesovereenkomst in het leven hebben geroepen. In hoofdstuk 8 is gebleken dat dit lang niet altijd het geval hoeft te zijn.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de verbintenissen uit procesovereenkomst door het procesrecht worden beheerst. De regeling van de verbintenis zoals die is gegeven in het burgerlijk recht kan echter, gezien het beginsel van eenheid van recht, in principe analoog worden toegepast. Afwijking van het burgerlijk recht zal gelegitimeerd moeten worden, aangezien verschillen tussen het burgerlijk recht en het burgerlijk procesrecht zo veel mogelijk vermeden moeten worden (zie hoofdstuk 2).
In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat het of de Nederlandse rechter is, of arbiters in een arbitrage in Nederland zijn, die de vordering tot nakoming of tot schadevergoeding beoordelen. Zij zullen dit doen aan de hand van het Nederlandse procesrecht.
In dit hoofdstuk wordt er bovendien van uitgegaan dat Nederlands burgerlijk recht analoog dient te worden toegepast op de verbintenis. In paragraaf 2.2, 8.7.3 en 8.8 is gebleken dat dit in geval van procesovereenkomsten met een internationaal karakter niet vanzelfsprekend is, omdat in een dergelijk geval ook buitenlands recht voor toepassing in aanmerking komt. Het voert echter te ver om ook onderzoek te doen naar de gevolgen van toepassing van dergelijke stelsels van buitenlands recht.