De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/11.2:11.2 Nakoming
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/11.2
11.2 Nakoming
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS389536:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de volgende paragrafen staat de vraag centraal of een partij veroordeeld kan worden tot nakoming van een verbintenis uit procesovereenkomst. Kan aan een partij bijvoorbeeld, in geval van een overeenkomst tot arbitrage, een verbod opgelegd worden om een procedure voor de overheidsrechter aanhangig te maken, op straffe van een dwangsom? Of zijn er, vanwege de procesrechtelijke context, bezwaren tegen een dergelijke veroordeling? Op grond van artikel 3:296 lid 1 BW geldt als uitgangspunt dat 'hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigde, veroordeeld [wordt]'. Een veroordeling is echter niet mogelijk indien 'uit de wet, uit de aard der verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt'. De procesrechtelijke context zou bezwaren mee kunnen brengen die aan een veroordeling tot nakoming van een verbintenis uit procesovereenkomst in de weg staan.
Onderscheid zal hierna gemaakt worden tussen bevoegdheidsovereenkomsten en overige procesovereenkomsten. Bij bevoegdheidsovereenkomsten, zoals de overeenkomst tot forumkeuze, arbitrage, prorogatie of sprongcassatie, zal een veroordeling tot nakoming neerkomen op het opleggen van een procedeerverbod. Dergelijke procedeerverboden zijn in de literatuur en jurisprudentie een aantal malen aan de orde gekomen, zowel binnen Nederland als ook in Engeland, Duitsland en in het kader van het EU-recht. Daarom zal hier apart op worden ingegaan.