De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/11.8:11.8 Conclusie
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/11.8
11.8 Conclusie
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS391864:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In dit hoofdstuk is onderzocht in hoeverre nakoming gevorderd kan worden van verbintenissen uit procesovereenkomst en in hoeverre schadevergoeding wegens schending van deze verbintenissen toewijsbaar is. Gebleken is dat een veroordeling tot nakoming van een verbintenis uit procesovereenkomst slechts zelden mogelijk is. Het zal daarbij immers steeds gaan om het opleggen van een verbod met betrekking tot bepaald procesgedrag. In principe is het aan de rechter bij wie het materiële geschil aanhangig is om te beoordelen welke procesgedrag toelaatbaar is. Een andere rechter behoort zich daar niet in te mengen. Op dit uitgangspunt geldt echter een beperkt aantal uitzonderingen. Ten eerste kan aan een partij soms wel, ter afdwinging van een verbintenis uit bevoegdheidsovereenkomst, een verbod worden opgelegd om voor een buitenlandse rechter te procederen. Dit is het geval indien de wederpartij aantoont dat vertrouwen in dit gerecht niet gerechtvaardigd is. Daarnaast is denkbaar dat een partij op grond van een verbintenis uit bewijs-overeenkomst in kort geding wordt verboden om bepaalde stukken ter kennis van de bodemrechter te brengen (paragraaf 11.2-11.4).
Toewijzing van een vordering tot schadevergoeding wegens schending van een verbintenis uit procesovereenkomst is in een aantal gevallen mogelijk. In geval van een bevoegdheidsovereenkomst is het toekennen van schadevergoeding over het algemeen enkel mogelijk indien dit in overeenstemming is met het oordeel van de rechter bij wie de zaak in strijd met de overeenkomst aanhangig is gemaakt. Verklaart deze rechter zich wegens het bestaan van de overeenkomst onbevoegd, dan komen de in deze procedure gemaakte proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Neemt deze rechter de zaak echter wel in behandeling, dan is schadevergoeding in principe uitgesloten (paragraaf 11.5-11.6).
Op dit uitgangspunt geldt een aantal uitzonderingen. De belangrijkste uitzondering doet zich voor indien het een buitenlandse rechter van een niet EEX-staat betreft. Schadevergoeding is dan namelijk mogelijk indien wordt aangetoond dat vertrouwen in dit gerecht niet gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld doordat geen eerlijke procedure heeft plaatsgevonden (paragraaf 11.6.3.4).
Daarnaast is schadevergoeding toch mogelijk indien de reden dat de rechter de zaak in behandeling neemt niet is dat geen sprake is van een geldige bevoegdheidsovereenkomst, maar dat een beroep op deze overeenkomst in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Afhankelijk van de reden waarom strijd met de redelijkheid en billijkheid aan wordt genomen, zal de wederpartij dan vergoeding kunnen vragen van de extra proceskosten die zij heeft moeten maken doordat zij niet voor de aangewezen instantie heeft kunnen procederen (paragraaf 11.6.2.2).
Indien een partij een verbintenis uit een andere procesovereenkomst dan een bevoegdheidsovereenkomst schendt, zal de schade over het algemeen bestaan uit proceskosten. Deze kosten komen in principe voor vergoeding in aanmerking (paragraaf 11.7).