Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/369
369 Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691691:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht (35 498).
Volgens Lock heeft het begrip ‘grenzen van de rechtsstrijd’ in art. 24 lid 2 Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht een ruime betekenis: alles wat partijen in de procedure hebben ingebracht (Lock 2020). Daar zouden dan ook feiten onder vallen die zijn gebleken.
Kamerstukken II 2019/2020, 35 498, nr. 2 en 3, p. 9 en 22 e.v. (MvT).
Asser Procesrecht/Giesen 1, 2015/518 e.v., Lock 2019a, p. 309 onder verwijzing naar o.m. De Bock, 2011/3.8; Vgl. ook De Groot 2012, p. 103-104. Anders: Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2022/93.
Asser Procesrecht/Boonekamp 6 2020/129 en Kamerstukken II 2019/20, 35 498, nr. 3, p. 34-35 (MvT): ‘De principiële verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen partijen en de rechter op het punt van informatievergaring en bewijsverzameling blijft in het wetsvoorstel ongewijzigd.’ Nu het al geldend recht zou zijn, is hierover niets vermeld in het voorstel van de Commissie Modernisering Bewijsrecht (De Bock 2020, p. 250).
Zie ook de bijdrage van Lock 2018a, p. 20-21.
Advies aan de Vaste Kamercommissie; Bijlagen bij Kamerstukken II 2019/20, 35 498, nr. 3 (MvT).
Zie bijv. Ubels & Van Amsterdam 2019, p. 27 e.v.
Zie het artikel van Boersen & Den Hollander 2020 dat in nr. 371 bij de behandeling van art. 24 lid 2 Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht wordt besproken.
In het Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht1 krijgt de rechter de bevoegdheid met partijen binnen de grenzen van de rechtsstrijd2 ambtshalve de grondslag van hun vordering, verzoek of verweer te bespreken (art. 24 lid 2 Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht).3 Dit kan met zich brengen dat een partij naar aanleiding van de bespreking de feitelijke grondslag van een vordering of een verweer uitbreidt.4 De Memorie van Toelichting geeft aan dat art. 24 lid 2 Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht niet afwijkt van de rechtspraak van de Hoge Raad: ‘dit is al geldend recht’;5 het gaat om aanknopingspunten die de rechter in de stellingen van partijen aantreft.6 De bevoegdheid van de rechter strekt volgens de Memorie van Toelichting tot het bevorderen van de waarheidsvinding in de procedure en houdt niet in dat de rechter een van de partijen mag helpen aan mogelijke argumenten. De partij in kwestie bepaalt vervolgens of en welke feitelijke stellingen zij aan haar vordering of verweer naar aanleiding van de bespreking ten grondslag legt.
In het consultatievoorstel (waarin de woorden ‘binnen de grenzen van de rechtsstrijd’ ontbraken), kreeg de rechter de bevoegdheid partijen ambtshalve te wijzen op mogelijkheden om de grondslag van hun vordering, verzoek of verweer aan te vullen (de suggestiebevoegdheid). De adviescommissie van de NOvA7 had bezwaren tegen de suggestiebevoegdheid. Bij de internetconsultatie kreeg de NOvA bijval van verschillende advocatenkantoren.8 De wijzigingen zijn thans veel minder ingrijpend geformuleerd: de rechter mag binnen de rechtsstrijd van partijen de grondslag bespreken. Ook op de aangepaste tekst van art. 24 lid 2 Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht werd kritisch gereageerd door advocaten.9