Waarde en erfrecht
Einde inhoudsopgave
Waarde en erfrecht (Publicaties vanwege het Centrum voor Notarieel Recht) 2008/5.6.0:Inleiding
Waarde en erfrecht (Publicaties vanwege het Centrum voor Notarieel Recht) 2008/5.6.0
Inleiding
Documentgegevens:
prof. dr. mr. W. Burgerhart, datum 31-12-2007
- Datum
31-12-2007
- Auteur
prof. dr. mr. W. Burgerhart
- JCDI
JCDI:ADS615654:1
- Vakgebied(en)
Erfrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De in afdeling 4.3.1 BW aan het begrip waarde gewijde bepalingen kunnen mijns inziens in drie groepen worden onderverdeeld:
de bepalingen welke zien op de uit de wettelijke verdeling voortvloeiende vordering, die gerelateerd is aan de waarde van het erfdeel van het desbetreffende kind, welke waarde op haar beurt bepaald wordt door de waarde van de goederen en de schulden van de nalatenschap (art. 4:13 lid 3, 4:15 lid 2 letter a BW);
de bepalingen betreffende de waardering van de goederen en de schulden van de nalatenschap (art. 4:16 leden 1 en 3 BW);
de met de zogenoemde ‘bloot- en volle eigendomswilsrechten’ verband houdende bepalingen waarin de waarde van de ingevolge deze rechten over te dragen goederen aan de orde komt (art. 4:19-22, 4:23 lid 3, 4:25 lid 1 BW).
Op de onder 2 bedoelde bepalingen zal ik niet ingaan omdat deze de waardering als ‘activiteit’ betreffen, waaraan de concretisering van het begrip waarde in feite vooraf dient te gaan.
Wat de invulling van het begrip waarde betreft, vroeg de Vaste commissie voor Justitie tijdens de behandeling van Titel 4.3.1 of de regering haar opvatting deelde dat een wettelijke omschrijving wenselijk is indien gerechtigden het over de waardering niet eens kunnen worden, gelet op de grote rol die het begrip waarde in het stelsel van de wettelijke verdeling speelt en er geen enkele wettelijke aanwijzing is gegeven (noch in Boek 4 BW noch in bijvoorbeeld Titel 3.7 BW) met betrekking tot de maatstaven voor de vaststelling van de waarde van de in deze verdeling begrepen vermogensbestanddelen.1 Het antwoord dat daarop volgde, liet aan duidelijkheid niet te wensen over:
‘Een nadere invulling van het begrip waarde in het voorgestelde stelsel van versterfrecht, naar de wenselijkheid waarvan de Commissie vraagt, zou, nu de waardering afhankelijk kan zijn van vele factoren, in zijn algemeenheid noodzakelijkerwijs vaag zijn, zodat ik van een omschrijving van dit begrip afzie.’2
De vraag van de kamercommissie was daarmee kennelijk afdoende beantwoord; men is daarop in ieder geval niet meer terug gekomen.
Hierna zal ik in paragraaf 6.1 ingaan op – het begrip waarde in – de hiervoor onder 1 bedoelde bepalingen, en in paragraaf 6.2 op de hiervoor onder 3 bedoelde bepalingen.