Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies en emissies uit de veehouderij (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)
Artikel 82 Overgangsbepalingen
Geldend
Geldend vanaf 06-01-2011
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2015, L 29).
- Bronpublicatie:
24-11-2010, PbEU 2010, L 334 (uitgifte: 17-12-2010, regelingnummer: 2010/75/EU)
- Inwerkingtreding
06-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2010, PbEU 2010, L 334 (uitgifte: 17-12-2010, regelingnummer: 2010/75/EU)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
1.
Wat betreft de installaties die activiteiten verrichten als bedoeld in bijlage I, punt 1.1, voor activiteiten met een nominaal thermisch ingangsvermogen hoger dan 50 MW, punten 1.2 en 1.3, punt 1.4 a), punten 2.1 tot en met 2.6, punten 3.1 tot en met 3.5, punten 4.1 tot en met 4.6 voor activiteiten betreffende productie door chemische omzetting, punt 5.1 en 5.2 voor activiteiten vallend onder Richtlijn 2008/1/EG punt 5.3, onder a) i) en ii), punt 5.4, punt 6.1, onder a) en b), punten 6.2 en 6.3, punt 6.4, onder a), punt 6.4, onder b) voor activiteiten die onder Richtlijn 2008/1/EG vallen, punt 6.4, onder c), punten 6.5 tot en met 6.9 die in bedrijf zijn en een vergunning hebben voor 7 januari 2013 of die een volledige aanvraag voor een vergunning hebben ingediend voor die datum mits die installaties uiterlijk op 7 januari 2014 in gebruik worden genomen, passen de lidstaten vanaf 7 januari 2014 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe die overeenkomstig artikel 80, lid 1, zijn vastgesteld, met uitzondering van hoofdstuk III en bijlage V.
2.
Wat betreft de installaties die activiteiten verrichten als bedoeld in bijlage I, punt 1.1 voor activiteiten met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW, punt 1.4, onder b), punten 4.1 tot en met 4.6 voor activiteiten betreffende productie door biologische omzetting, punten 5.1en 5.2 voor activiteiten die niet onder Richtlijn 2008/1/EG vallen, punt 5.3, onder a), iii) tot v) en punt 5.3, onder b), punten 5.5 en 5.6, punt 6.1, onder c), punt 6.4, onder b), voor activiteiten die niet onder Richtlijn 2008/1/EG vallen en punten 6.10 en 6.11, die in bedrijf zijn voor 7 januari 2013 passen de lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe die zijn vastgesteld overeenkomstig deze richtlijn vanaf 7 juli 2015 met uitzondering van de hoofdstukken III en IV en de bijlagen V en VI.
3.
Wat de in artikel 30, lid 2, bedoelde stookinstallaties betreft, passen de lidstaten vanaf 1 januari 2016 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe die overeenkomstig artikel 80, lid 1, zijn vastgesteld teneinde te voldoen aan hoofdstuk III en bijlage V.
4.
Met betrekking tot de in artikel 30, lid 3, bedoelde stookinstallaties passen de lidstaten vanaf 7 januari 2013 niet langer Richtlijn 2001/80/EG toe.
5.
Wat stookinstallaties betreft die ook afval verbranden, is bijlage VI, deel 4, punt 3.1, van toepassing:
- a)
tot en met 31 december 2015 voor de in artikel 30, lid 2, bedoelde stookinstallaties;
- b)
tot en met 6 januari 2013 voor de in artikel 30, lid 3, bedoelde stookinstallaties.
6.
Bijlage VI, deel 4, punt 3.2, is van toepassing op stookinstallaties die ook afval verbranden:
- a)
vanaf 1 januari 2016 voor de in artikel 30, lid 2, bedoelde stookinstallaties;
- b)
vanaf 7 januari 2013 voor de in artikel 30, lid 3, bedoelde stookinstallaties.
7.
Artikel 58 is van toepassing vanaf 1 juni 2015. Tot die datum geldt: stoffen of mengsels die van de gevarenaanduidingen H340, H350, H350i, H360D of H360F of de risicozinnen R45, R46, R49, R60 of R61, zijn of moeten zijn voorzien wegens hun gehalte aan vluchtige organische stoffen die krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn ingedeeld als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting, worden voor zover mogelijk binnen zo kort mogelijke tijd door minder schadelijke stoffen of mengsels vervangen.
8.
Artikel 59, lid 5, is van toepassing vanaf 1 juni 2015. Tot die datum geldt: de emissie van vluchtige organische stoffen die zijn of moeten zijn voorzien van de gevarenaanduidingen H340, H350, H350i, H360D of H360F of de risicozinnen R45, R46, R49, R60 of R61, of van gehalogeneerde vluchtige organische stoffen die zijn of moeten zijn voorzien van de gevarenaanduidingen H341 of H351 of de risicozinnen R40 of R68, wordt beperkt als in een gesloten systeem, voor zover dit technisch en economisch haalbaar is, om de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen, en mag de in bijlage VII, deel 4, vermelde emissiegrenswaarden niet overschrijden.
9.
Bijlage VII, deel 4, punt 2, is van toepassing vanaf 1 juni 2015. Tot die datum geldt: voor emissies van gehalogeneerde vluchtige organische stoffen die zijn of moeten zijn voorzien van de gevarenaanduidingen H341 of H351 of de risicozinnen R40 of R68, waarbij de massastroom van de som van de stoffen waarvoor de gevarenaanduidingen H341 of H351 of de etikettering R40 of R68 verplicht zijn, in totaal 100 g/uur of meer bedraagt, moet een emissiegrenswaarde van 20 mg/Nm3 in acht worden genomen. De emissiegrenswaarde geldt voor de totale massa van de betrokken stoffen.