Kamerstukken II 1997/98, 25 768, nr. 5, p. 15. Zie voorts Kamerstukken II 1998/99, 25 768, nr. 7, p. 13-14. Het begrip “wederrechtelijk” wordt hier dus in enge zin gebezigd.
HR, 25-06-2019, nr. 17/04723
ECLI:NL:HR:2019:1030
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25-06-2019
- Zaaknummer
17/04723
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1030, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑06‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:466
ECLI:NL:PHR:2019:466, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑05‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1030
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Belaging van zijn voormalige vriendin, art. art. 285b.1 Sr. Bewijsklacht wederrechtelijkheid. HR: art. 81.1 RO. Vervolg op ECLI:NL:HR:2016:2005.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 17/04723
Datum 25 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 25 september 2017, nummer 21/005450-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
hierna: de verdachte.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2019.
Conclusie 14‑05‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG over belaging (art. 285b Sr) en de vraag of sprake is van wederrechtelijk handelen van de verdachte jegens zijn ex-partner die een gedeelte van de woonboerderij van de verdachte huurt. Vervolg op ECLI:NL:HR:2016:2005. De AG geeft de Hoge Raad in overweging het cassatieberoep te verwerpen.
Nr. 17/04723 Zitting: 14 mei 2019 | Mr. E.J. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 30 augustus 2016, ECLI:NL:HR:2016:2005 – door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens “belaging” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 600,76 en voor datzelfde bedrag een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr, subsidiair 12 dagen hechtenis, aan de verdachte opgelegd, een en ander zoals nader in het arrest bepaald.
Namens de verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat de wederrechtelijkheid van de bewezenverklaarde gedragingen, althans van een aantal daarvan, niet uit de bewijsmiddelen kan volgen en/of dat het hof het verweer dat de wederrechtelijkheid ontbreekt heeft verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen.
Ten laste van de verdachte heeft het hof bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 1 september 2012 tot en met 27 januari 2013 te Groningen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde] met het oogmerk die [benadeelde] te dwingen iets niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, een en ander hierin bestaande dat verdachte
-meermalen de toegang tot de door die [benadeelde] bewoonde woning en/of tot het bij die woning behorende erf heeft bemoeilijkt door daar een afscheiding van steen of hout te maken en
- bezoekers van die [benadeelde] op onheuse wijze heeft aangesproken/bejegend en/of van die bezoekers heeft verlangd dat zij hun auto elders dan op het erf van die woning parkeerden en
- rond die woning heeft gelopen en daar naar binnen heeft gekeken en
- meermalen een of meer nutsvoorzieningen van die [benadeelde] en/of die woning heeft afgesloten en
- de vriezer die bij die [benadeelde] in gebruik was heeft leeggehaald en de inhoud daarvan buiten heeft neergelegd en
- vele malen die [benadeelde] bij en/of in haar woning heeft opgezocht en
- vele sms-berichten naar die [benadeelde] en naar haar dochter heeft gestuurd en
- diverse aan die [benadeelde] toebehorende goederen uit haar schuur heeft gehaald en die buiten heeft neergezet en
- de toegang tot die schuur voor die [benadeelde] heeft gebarricadeerd.”
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte, op ambtsbelofte opgemaakt op 23 januari 2013 door [verbalisant 1] , hoofdagent van de politie Groningen, opgenomen in de pagina’s 18 t/m 24 van een dossier van de politie Groningen met het registratienummer PL01KE 2013010657, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [benadeelde] :
Ik doe aangifte van belaging door mijn ex partner [verdachte] .
Ik woon met onze dochter [betrokkene 1] in een woonboerderij aan de [a-straat 1] in [woonplaats] . [verdachte] is eigenaar van de gehele woonboerderij en ik huur een gedeelte van deze boerderij van hem.
In de afgelopen vier maanden heb ik wel zeker twintig meldingen gedaan bij de politie van incidenten waarbij ik ben lastiggevallen door [verdachte] .
Nu is het zo dat wij onze fietsen plaatsen in de bijkeuken aan de noordkant van de woning. Vanuit de bijkeuken gaan wij dan met de fietsen naar buiten en kunnen dan zo de weg op fietsen. Een paar weken terug heeft [verdachte] hier een schutting geplaatst met een deur er in. Deze deur heeft hij afgesloten en wij hebben hier geen sleutel van. Wij moeten nu om de hele woning heen lopen om bij de weg te komen. Eerder konden wij zo de weg zo op gaan. Ook deze nieuwe weg is inmiddels afgesloten door [verdachte] middels twee muurtjes.
[verdachte] schoffeert mijn gasten. Dit heeft zich afgelopen zondagavond afgespeeld bij mijn woning. [verdachte] stond bij de weg mijn gasten op te wachten. Zij moesten hun auto aan de weg parkeren van [verdachte] en [verdachte] vroeg aan één van mijn gasten wie zij was en wat zij kwam doen. De politie is die avond ook bij ons geweest. Ik had de politie gebeld aangezien ik bang was aangezien [verdachte] rondom mijn woning liep en steeds naar binnen keek. Ik had mij verstopt aangezien [verdachte] altijd keihard tegen ons begint te schreeuwen en op de ramen begint te bonken als hij mij zou zien.
In de maand september van vorig jaar heeft [verdachte] mijn gas, water, licht en internet afgesloten. Op 8 september 2012 hadden wij een feest gehad in de bedrijfsruimte van de woonboerderij. Wij hadden de toestemming van mijn ex partner [verdachte] om gebruik te maken van deze ruimte. Na afloop van dit feest zijn er wat lampjes blijven hangen. Op 16 september 2012 was [verdachte] ineens erg boos over het feit dat de lampjes er nog hingen en wilde dat wij de lampjes per direct weg zouden halen.
[verdachte] liep steeds mijn huis in en uit die avond. Hij bleef maar vervelend doen dat het zo’n troep was geworden. Hij werd eigenlijk steeds agressiever.
Afgelopen maandag 21 januari 2012 (het hof begrijpt: 2013) heeft [verdachte] een vriezer uit mijn werkplaats weggesleept. [verdachte] heeft al de etenswaren uit de vriezer gehaald en buiten neergelegd. De vriezer is eigendom van [verdachte] . Ik gebruik deze al ruim een jaar of vijf.
Vandaag, 23 januari 2013, zag ik bij thuiskomst dat er allerlei stenen op de oprit lagen.
De stenen waren neergelegd als een soort barricade die mij verhinderde om met de auto verder de oprit op te rijden en naar mijn parkeerplaats te rijden waar ik al ruim zeven jaren mijn auto parkeer.
Vanaf september 2012 zijn er weken geweest waarin [verdachte] ons elke dag bezocht. Anders dan dat is er feitelijk elke dag wel een e-mail of sms van [verdachte] die ons (het hof begrijpt: aangeefster en haar dochter) bereikt.
2 . Een proces-verbaal van aangifte, op ambtsbelofte opgemaakt op 27 januari 2013 door [verbalisant 2] , hoofdagent van de politie Groningen, opgenomen in de pagina’s 56 t/m 59 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van [benadeelde] :
Ik doe aangifte van belaging door mijn ex partner [verdachte] .
Op vrijdag 25 januari 2013 stond hij weer bij ons voor de deur. Midden op het pad had hij een muur van stenen neergezet. Ook zag ik dat een aantal van mijn goederen uit de schuur buiten waren gezet. Vrijdagavond was hij nog steeds in de schuur bezig. Ineens viel het licht uit. Later bleek ook dat het gas was afgesloten.
Zondag 27 januari 2013 vierde ik mijn verjaardag. Ik zag en hoorde dat [verdachte] om de woning heen liep. Ik hoorde dat hij hard liep te schreeuwen. [verdachte] gedroeg zich dusdanig intimiderend dat er gasten waren die niet meer naar buiten durfden te lopen om naar huis te gaan. De politie heeft hem toen weggestuurd.
Omstreeks 18.15 uur was [verdachte] er weer. Ik hoorde dat hij in de schuur was. Ik hoorde dat hij met allerlei dingen bezig was in de schuur. Ik wilde naar de schuur lopen en merkte dat ik de deur niet open kreeg. [verdachte] had een aantal kasten voor de deur neer gezet. Ik zag dat de deur, die ook toegang geeft tot de schuur, ook gebarricadeerd was door een grote houten balk.
Door het gedrag van [verdachte] durfde visite van ons niet naar buiten te gaan. Ze waren bang. Ook ik was bang omdat ik weet dat [verdachte] best gewelddadig kan zijn. Ook merkte ik dat [verdachte] het gas had afgesloten. Ik had geen warm water meer en zag dat de verwarming het niet meer deed. Ook merkten wij dat het internet en telefonie niet meer werkte.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtsbelofte opgemaakt op 23 januari 2013 door [verbalisant 3] , hoofdagent van de politie Groningen, opgenomen in de pagina’s 34 t/m 37 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van de verdachte:
Ik wilde vanavond dat [benadeelde] geen toegang neemt tot delen (het hof begrijpt: van het perceel aan de [a-straat 1] in [woonplaats] ) waar geen toegang is. Vanavond heb ik een grens getrokken.
Zo had ik het afgelopen halfjaar een stapeling van losse stenen aangelegd (het hof begrijpt: op de oprit van het door [benadeelde] bewoonde perceel). Vanavond heb ik opnieuw een poging gedaan om deze stenen weer te herstellen zoals ze opgestapeld waren. Daarvoor heb ik ook een deel van het pad afgesloten met deze zelfde stenen.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtseed opgemaakt op 25 januari 2013 door [verbalisant 4] , brigadier van de politie Groningen, opgenomen in de pagina’s 38 t/m 42 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als vraag van de verbalisant:
[benadeelde] verklaarde dat u in de maand september 2012 gas, water en licht afsloot van de boerderij aan de [a-straat ] te [woonplaats] . Wat was de reden dat u dat deed?
als verklaring van de verdachte:
Ik heb contractbreuk beantwoord met contractbreuk.
als vraag van de verbalisant:
[benadeelde] verklaarde dat u op maandag 21 januari 2012 (het hof begrijpt: 2013) een vriezer uit de werkplaats sleepte bij de boerderij. Wat was de reden dat u die vriezer weg sleepte en het eten daaruit haalde?
als verklaring van de verdachte:
Contractbreuk beantwoord ik met contractbreuk. De begrenzing die ik heb aangebracht was gesloopt. Het gaat om losse stenen. Ze lagen elders op een hoop waar ze (het hof begrijpt: [benadeelde] en haar dochter) ook geen toegang hebben. Deze schade wilde ik herstellen. Maandagavond heb ik [benadeelde] opgezocht en die knaap was daarbij. Ik heb hen verboden daar aan te komen. Hun reactie was dat ik niet moest zeiken maar verdwijnen. Het gedoe met de vriezer was mijn antwoord daarop.
als vraag van de verbalisant:
[benadeelde] verklaarde dat u te pas en te onpas bij de boerderij kwam en nog steeds komt en dat u continue invloed op haar wil uitoefenen. Ze verwijt u dat u zo maar haar woning binnen komt. Ze vertelde dat ze dat niet prettig vond. Wilt u daar op reageren?
als verklaring van de verdachte:
Ja. Ik moet onderscheid maken tussen voor en na september 2012. Daarvoor was er geen sprake van en daarna is het wel voorgekomen.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt op 28 januari 2013 door [verbalisant 5] , hoofdagent van de politie Groningen, en [verbalisant 6] , hoofdagent van de politie Groningen, opgenomen in de pagina’s 64 t/m 68 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als vraag van de verbalisant:
[benadeelde] geeft in haar aangifte aan dat u sinds uw vrijlating afgelopen vrijdag 25 januari 2013 haar weer lastig valt. Wat kunt u hierover zeggen?
als verklaring van de verdachte:
Na mijn vrijlating ben ik daar wel verschenen. Ik had mijn begrenzingen aangelegd. Ik had van losse stenen muurtjes gemaakt om grenzen aan te geven. Dit was bedoeld voor [benadeelde] en haar gasten. Ik heb rechts van de boerderij een toegangspad liggen die ik ter hoogte van de scheiding van nummer 2 en nummer 2a heb afgesloten middels een schutting. Ook heb ik de parkeerplaats voor de boerderij afgezet middels losse stenen. Dit om de grenzen vast te leggen. Dit heb ik zelfstandig besloten zonder overleg met haar te plegen.
als vraag van de verbalisant:
[benadeelde] verklaart in haar aangifte dat u op vrijdag 25 januari 2013 op het pad een muur van stenen heeft neergezet? Wat kunt u hierover zeggen?
als verklaring van de verdachte:
Dat klopt. Ik heb dit gedaan om duidelijk de grenzen aan te geven. Ik heb ook haar goederen uit de hal naar buiten gezet. Haar goederen stonden opgesteld voor haar toegangsdeur in de boerderij. Dit omdat ik grenzen aan wilde geven. Ik heb haar goederen gebruikt om de scheiding aan te geven.
als vraag van de verbalisant:
[benadeelde] verklaart dat u diezelfde vrijdagavond het gas en de elektra heeft afgesloten. Waarom deed u dat en wat wordt er dan afgesloten?
als verklaring van de verdachte:
Dat was inderdaad vrij kort eventjes.
Alleen het woongedeelte van [benadeelde] wordt dan afgesloten,
als vraag van de verbalisant:
[benadeelde] verklaart in haar aangifte dat u op zondagavond in de schuur van de boerderij bezig was en dat u de deur heeft gebarricadeerd. Wat kunt u hierop zeggen?
als verklaring van de verdachte:
Mijn doel was eigenlijk als reactie om het gas langdurig af te sluiten. De vorige keer was een signaal. Ik heb haar toegangsdeur toen geblokkeerd met een balk onder de deurkruk.
als vraag van de verbalisant:
Waren er nog meer mensen aanwezig die bewuste zondagavond?
als verklaring van de verdachte:
Ja, dat klopt. Volgens mij waren er zes mensen aanwezig bij [benadeelde] . Zij was jarig en had bezoek.
als vraag van de verbalisant:
[benadeelde] geeft in haar aangifte aan dat haar visite doodsbang was voor uw gedragingen.
als verklaring van de verdachte:
Ja, ik kan mij daar wel (wat) bij voorstellen. Ik was boos. Ik verhef dan mijn stem en ga heel indringend kijken.
als vraag van de verbalisant:
U heeft toen ook weer het gas afgesloten, alsmede de telefonie en het internet. Wat kunt u hierop zeggen?
als verklaring van de verdachte:
Ja, dat klopt. Ik ben in het stadium van hard tegen hard. Zij heeft inderdaad maar af te wachten wat er gaat gebeuren als ik verschijn. Als ik iets constateer dan reageer ik wel. Ik ben onverzettelijk.
6. Een proces-verbaal relaas, op ambtsbelofte opgemaakt op 29 januari 2013 door [verbalisant 5] voornoemd, opgenomen in de pagina’s 3 t/m 7 van het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van de verbalisant (op pagina 7):
Bijlage:
Sms lijst verstuurd vanaf de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] naar de mobiele telefoon van [benadeelde] .
Sms lijst verstuurd vanaf de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] naar de mobiele telefoon van dochter [betrokkene 1] .
Beide lijsten zijn door aangever [benadeelde] opgesteld en aangeleverd en zullen als los document worden bijgevoegd.
7. Een schriftelijke stuk, te weten de eerste bijlage als bedoeld in bewijsmiddel 6, opgenomen in het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bijlage
Sms’jes verstuurd van [verdachte] naar [benadeelde]
18-09-2012 23:31:10
“Dat jij in haar bijzijn de politie belt zal ik je ook altijd blijven nadragen, wat mij betreft is dat het einde.”
19-09-2012 14:36:14
“Dacht je dat echt, bel de politie maar alvast...”
19-09-2012 14:43:55
“Je doet je best maar.”
19-09-2012 15:44:29
“Je moet je eigendommen alvast uit de schuur verwijderen, anders gooi ik ze op straat. Als het je niet bevalt bel je de politie maar. Verder verbied ik jullie nog achterom te lopen of in de schuur te komen. Je kunt alleen maar dat deel gebruiken om vanaf de zijdeur je woongedeelte te bereiken. Ook de tuin is verboden gebied, behalve het pad om binnen te komen. Fietsen mag je voor je eigen voordeur parkeren, niet meer binnen.
En ik ben nog niet klaar met mijn maatregelen!”
22-09-2012 23:49:54
“Je kunt je auto nu alleen nog voor opzij parkeren, zolang ik het goed vind. Bezoek parkeert maar op de weg. Als het je niet bevalt bel je de politie maar. Verder ga ik afscheidingen plaatsen. Als die sukkel die vervolgens wenst te slopen dan nodig ik hem uit om dat te doen. Ik zal dan zorgen voor de camera’s en de wapens.”
(met “die sukkel” bedoelde hij waarschijnlijk [betrokkene 2] die had gezegd tegen [verdachte] dat er niks was wat [verdachte] kon bouwen dat hij niet zelf met zijn gebit kon slopen)
01-10-2012 03:51:08
“Ik ga door met het zichtbaar maken van de grenzen. Als het nodig is volgen er ook nog omheiningen. Ik wil daar niet voortdurend onenigheid over en ik wil ook niet dat er overal brutale honden rondlopen. Jouw inspanningen en die van je vader wil ik best afkopen tegen een redelijke prijs. Dat pad is niet openbaar en die parkeerplaats al helemaal niet. Als je dat wilt mag je een bemiddelaar aanstellen.”
01-10-2012 04:36:26
“Dit betekent dus dat we een nieuw contract gaan opstellen. Als voorschot geef ik je alvast dat ik absoluut geen open vuur rond de boerderij wil en al helemaal geen brandstapels. Verder zal ik bij contractbreuk altijd het recht hebben de stroom af te sluiten. Als het je niet bevalt bel je de politie maar.”
(met de brandstapel bedoelde hij het laagje as wat was over gebleven van een vuurtje tijdens een feestje)
01-10-2012 04:39:27
“Ik bedoel dus dat ik absoluut geen open vuur rond de boerderij wil.”
01-10-2012 18:52:11
“Dat kan ook eerder in mijn bijzijn en die van een onafhankelijke agent, en zeker niet die van een provocerende sukkel. De toegang die ik je overal geef geldt niet voor je gasten! Als je toch de confrontatie zoekt dan kun je die krijgen. Je bent dan op zijn minst medeschuldig aan de gevolgen voor [betrokkene 1] !”
(Met provocerende sukkel bedoelde hij [betrokkene 2] )
01-10-2012 23:08:42.
“Het is natuurlijk niet de bedoeling dat [betrokkene 1] deze berichten leest. Of wel?”
( [betrokkene 1] had de telefoon van mij gepakt nadat ze zag dat [verdachte] een berichtje had gestuurd en zelf gereageerd met wat hij precies bedoelde met de gevolgen voor haar. Hierna is [verdachte] in het Engels gaan schrijven.)
02-10-2012 13:14:36
“If you don’t pay the rent I will stop the deliveries and after 3 month’s I will start a ejectment.”
02-10-2012 13:16:41
“Call me now....”
04-10-2012 17:07:10
“You can also pay the rent in the library in het Dok. If you don’t everything has to end.”
05-10-2012 23:44:16
“You should not allow her, if it’s true. Otherwise I’ll start a procedure....I advise you strongly to pay the rent soon. You have no chance when you don’t pay!
06-10-2012 21:46:36
“Hierbij ontzeg ik je en je gasten opnieuw de toegang tot alle NIET in de huurovereenkomst genoemde delen van 2a en alle delen van 2 . Via mijn advocaat zal ik per overtreding een boete van 1000 euro eisen. Verder vervallen alle rechten bij het uitblijven van de betaling van het overeengekomen maandbedrag. Je kunt binnenkort een dagvaarding verwachten.”
06-10-2012 21:51:59
“Daarnaast zal ik een procedure opstarten waarin ik zal aantonen dat je al jaren lang opzettelijk de relatie tussen vader en dochter beschadigt en dat je haar inzet als wapen in onze conflicten.”
06-10-2012 22:09:33
“Na een spoedberaad met mijn advocaat zeg ik hierbij met onmiddellijke ingang het huurcontract op wegens contractbreuk, wanbetaling, wangedrag en afpersing.”
07-10-2012 14:04:33
“Als wij niet tot een OR voor T kunnen komen zal ik via de rechter proberen je uit te sluiten op grond van dwangmatige haat en ziekelijke afpersing.”
10-10-2012 15:14:45
“Al je het eens bent met de opzegging dan moet je die mij nog wel bevestigen.”
22-12-2012 13:30:13
“Ik eis dat [betrokkene 1] haar geboortenaam weer gaat gebruiken en zal bij Bureau Jeugdzorg melden dat je haar samen met je ouders opzettelijk van mij probeert te vervreemden.
Ik sta niet toe dat [betrokkene 1] verknipt raakt!”
21-01-2013 21:12:30
“Neem maar vast je maatregelen, ik kom morgen alles afsluiten!”
8. Een schriftelijke stuk, te weten de tweede bijlage als bedoeld in bewijsmiddel 6, opgenomen in het hierboven onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Sms’jes verstuurd van [verdachte] naar [betrokkene 1] :
19-09-2012 16:35
“Je kunt daar gewoon blijven wonen. Daar zorg ik wel voor.”
19-09-2012 16:42
“Dat heb ik nooit gezegd, ik bedoel alleen maar de schuur en de delen van de tuin, zodat daar geen problemen ontstaan. Verder kun je er beter buiten blijven, je er niet mee bemoeien dus. Het komt allemaal wel goed.”
20-09-2012 21:23
“Klopt... er valt met jou niet te praten, alleen te schelden.”
20-09-2012 21:29
“Ik scheld niet op jou. Als ik op mama scheld heb jij daar niks mee te maken!”
20-09-2012 21:36
“Sorry, maar er moet een duidelijke grens zijn, zodat er niet steeds problemen ontstaan.”
20-09-2012 21:43
“Het is trouwens OP een eiland. Ik dacht het niet. Jammer voor je, maar je zult me nog wel eens zien binnenkort... Slaap lekker en laat mij de problemen maar oplossen.”
20-09-2012 22:10
“Oef, je bent wel een volhouder zeg. Ik leg het je nog wel eens uit. Eerst even lekker slapen.”
22-09-2012 21:30
“Nee, even niet, trouwens je mag niet afluisteren! En bemoei je er niet mee!”
26-09-2012 19:41
“Als het zo moet dan doe je het maar mooi zelf! En je bent al rijk en je gaat nog lang niet dood! Zo belangrijk is een baan nu ook weer niet, kijk maar naar mij.....”
01-10-2012 23:07
“Lees jij die berichten aan mama? Of laat mama ze zien? Je moet je er niet mee bemoeien. Daar moet mama dus ook voor zorgen. Het is beter als je er buiten blijft, dat is ook wat ik tegen mama zeg. Ook niet berichten aan haar lezen!”
05-10-2012 20:19
“Heb jij die stenen weggeschopt en dat bordje vernield?”
05-10-2012 20:26
“Niet zo schelden en je er niet mee bemoeien! Ik bepaal daar de grenzen en niemand anders dus pas op!”
17-12-2012 18:44
“Je hebt het dus nog een keer gedaan en je bent ook nog te laf om er voor uit te komen. Ik ga nu je telefoon en je fiets terugnemen. Verder lijkt het me nu ook beter dat je samen met je moeder daar vertrekt…zonder [betrokkene 2] ©.”
21-01-2013 22:00
“Zoek maar vast een logeeradres, want ik ga morgen alles afsluiten. Dat heb je te danken aan die sukkel. Verder wil ik niet dat je me filmt en dat met de politie deelt. Als je dat toch blijft doen krijg je een passende straf!”.”
6. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 september 2017 heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt – voor zover relevant voor de beoordeling van het middel – het volgende in:
“[…]
9. Daarbij moet bovendien niet uit het oog worden verloren dat cliënt als eigenaar van het gehele perceel, recht heeft om zich “om de woning” van [benadeelde] te begeven; het is nota bene zijn eigen erf. In zoverre ontbeert de tenlastegelegde gedraging “rond de woning lopen” de vereiste wederrechtelijkheid zodat ook om deze reden deze gedragingen indien bewezen niet tot het bewijs van belaging kunnen strekken.
10. Ter zake het plaatsen van afscheidingen, het verwijderen van inhoud uit de vriezer en het verwijderen van goederen uit de schuur, geldt dat cliënt daartoe telkens gerechtigd was.
11. Voor wat betreft de vriezer is in confesso dat het apparaat aan cliënt in eigendom toebehoorde. Reeds om die reden kan het tenlastgelegde “haar vriezer” niet bewezen worden. Het verwijderen van etenswaar door cliënt uit zijn eigen vriezer die aangeefster zonder zijn toestemming in gebruik heeft genomen, kan niet als wederrechtelijk worden aangemerkt.
12. Eenzelfde redenering gaat op voor het verwijderen van de spullen uit de schuur. Het is aangeefster geweest die de schuur onrechtmatig in gebruik heeft genomen en het stond cliënt dientengevolge vrij haar goederen uit de schuur te verwijderen. Zijn handelen kan daarom niet als wederrechtelijk worden gekwalificeerd.
13. Voor wat betreft het optrekken van een erfafscheiding geldt dat cliënt deze scheiding heeft opgetrokken op de grens van het door hem aan aangeefster verhuurd perceel. Eigenaars hebben nota bene het wettelijk gegarandeerde, zij het niet ongeclausuleerde, recht om een erfafscheiding op te trekken en kunnen daartoe zelf de medewerking van de eigenaar van een aangrenzend erf vorderen (artikel 5:49 BW).
[...]
Conclusie
18. Alles overziend geldt dat de tenlastegelegde gedragingen, indien bewezen, spelen tegen de achtergrond van de dynamiek van een, overigens reeds lang vóór de tenlastegelegde pleegperiode, op de klippen gelopen relatie en een getroebleerde verhuurder-huurder-verhouding. Deze context maakt dat een extra kritische houding met alleen ten aanzien van de beleving van cliënt maar ook ten aanzien van de beleving van aangeefster geboden is: haar perspectief en haar beleving zijn niet sacrosanct. Ook aangeefster heeft zich niet zelden rigide opgesteld en heeft daarbij nooit geschroomd cliënts correspondentie te beantwoorden. Daarbij geldt dat uit cliënts ogenschijnlijk openhartige politieverklaringen duidelijk blijkt van een motief ofwel een oogmerk: het beschermen van zijn eigendommen en het afdwingen van de althans in zijn ogen geldende huurafspraken. Een dergelijk motief verhoudt zich niet met een bewezenverklaring van belaging. Deze redenen in onderlinge samenhang bezien, maken dat van een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster geen sprake is. Dientengevolge moet cliënt worden vrijgesproken.
[…]. ”
7. Voorts heeft het hof het volgende overwogen:
“De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan een aantal verweten feitelijke handelingen zodat geen sprake is geweest van een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Het hof is van oordeel dat dit bewijsverweer, strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en acht de andersluidende lezing van de feiten door de verdediging niet aannemelijk geworden.
De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat de verdachte het onrechtmatig karakter van de door hem erkende feitelijke handelingen ontkent. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte die feitelijke handelingen uitsluitend heeft verricht in zijn hoedanigheid van eigenaar/verhuurder van het door aangeefster bewoonde pand en dat die handelingen strekten ter bescherming van zijn rechten en/of belangen en/of de rechten en/of belangen van medehuurders van dat pand en/of naastgelegen pand. Het hof acht dit onderdeel van het gevoerde bewijsverweer, strekkende tot integrale vrijspraak, gelet op de eigen verklaringen van verdachte bij de politie evenmin aannemelijk geworden.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake is geweest van eenzijdig binnendringen van de persoonlijke levenssfeer van aangeefster maar van wederkerigheid omdat aangeefster de door verdachte verzonden e-mailberichten en sms'jes heeft beantwoord.
Het hof is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte - gezien de aard, duur en frequentie en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden - als een stelselmatige en wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster zijn aan te merken. Verdachte is tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belaging door een reeks van gedragingen/handelingen te verrichten waaronder het sturen van sms-berichten. Terwijl uit de inhoud van de door verdachte gestuurde sms-berichten blijkt dat deze grof en dwingend van aard zijn, is gesteld noch gebleken dat de frequentie of inhoud van de reacties van aangeefster [benadeelde] op de sms-berichten van verdachte zodanig is geweest dat daarmee de wederrechtelijkheid aan het totaal van de bewezenverklaarde gedragingen die belaging door verdachte in de zin van artikel 285b Sr opleveren, is komen te ontvallen.”
8. Belaging is strafbaar gesteld in art. 285b Sr. Deze bepaling luidt:
“Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.”
9. Volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot strafbaarstelling van belaging houdt het bestanddeel “wederrechtelijk” in dat “de dader zonder eigen, door het stellige recht erkend, subjectief recht handelt”.1.Met het opnemen van het bestanddeel “wederrechtelijk” hebben de indieners van het wetsvoorstel beoogd de reikwijdte van art. 285b Sr in te perken. De bedoeling was op deze wijze bijvoorbeeld de (normaal handelende) deurwaarder en opsporingsambtenaar buiten het bereik van art. 285b Sr te houden.
10. Voor een veroordeling ter zake van art. 285b Sr is niet noodzakelijk dat iedere gedraging op zichzelf strafbaar is. Het komt aan op het totaalbeeld dat uit de verschillende gedragingen van de verdachte naar voren komt.2.Voor zover het middel klaagt dat iedere handeling op zichzelf wederrechtelijk dient te zijn, getuigt het van een onjuiste rechtsopvatting.
11. De vraag of “wederrechtelijk” als bedoeld in art. 285b Sr in de onderhavige zaak uit de bewijsmiddelen kan volgen, staat in nauw verband met de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Een stelselmatige inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer is in beginsel tevens wederrechtelijk.3.Alleen in uitzonderlijke situaties kan daarvoor een rechtvaardiging bestaan.4.Behoudens de situaties waarop de indieners van het wetsvoorstel het oog hadden, zijn echter weinig situaties denkbaar waarin een stelselmatige inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer kan worden gerechtvaardigd.
12. De door het hof gebezigde bewijsvoering houdt, voor zover hier van belang, kort samengevat het volgende in:
(i) de verdachte heeft meerdere keren het gas, water en licht, alsook de telefonie- en internetverbinding afgesloten;
(ii) de verdachte heeft op het perceel van de woonboerderij begrenzingen aangelegd zodat de aangeefster geen toegang meer had tot de werkplaats en/of delen van de woonboerderij;
(iii) de verdachte heeft de vriezer waarin de aangeefster haar waren bewaarde naar buiten gesleept en de inhoud van de vriezer buiten neergelegd;
(iv) de verdachte heeft diverse goederen van de aangeefster uit de schuur gehaald en buiten neergezet, alsook de toegang tot die schuur gebarricadeerd;
(v) de verdachte is meerdere keren ongevraagd de woning van de aangeefster in- en uitgelopen;5.
(vi) de verdachte heeft vele malen de aangeefster bij en in haar woning opgezocht;
(vii) verdachte heeft rond de woning van de aangeefster gelopen en daar naar binnen gekeken;
(viii) de verdachte heeft tegen enkele gasten die bij de aangeefster op bezoek waren geschreeuwd en op het moment dat de gasten op bezoek waren tegen de ramen gebonkt;
(ix) de verdachte heeft vele sms-berichten van grove en dwingende aard gestuurd naar de aangeefster en haar dochter.
13. Op basis van deze vaststellingen heeft het hof geoordeeld dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De vraag in cassatie is niet of het hof tot dat oordeel is kunnen komen. Het middel betwist dít oordeel namelijk niet.6.Met het – al met al niet onbegrijpelijke – oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster is, zoals hierboven in randnummer 10 opgemerkt, de wederrechtelijkheid in beginsel gegeven. Een uitzonderlijke situatie, waardoor de wederrechtelijkheid aan de gedragingen van verdachte komt te ontvallen, doet zich hier niet voor. Anders dan de steller van het middel meent, brengt de enkele omstandigheid dat de verdachte eigenaar dan wel verhuurder is van de woonboerderij niet mee dat hij gerechtigd is tot het maken van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.7.Dat het hof aldus uit de bewijsmiddelen heeft afgeleid dat de gedragingen van de verdachte wederrechtelijk zijn, acht ik gelet op het voorgaande niet onbegrijpelijk. Mitsdien meen ik dat het verweer van de verdediging dat de wederrechtelijkheid ontbreekt door het hof op deugdelijke gronden is verworpen. Daarbij merk ik nog op dat het hof in dat verband heeft overwogen dat het beantwoorden van de sms-berichten door de aangeefster niet afdoet aan de wederrechtelijkheid van het totaal van de gedragingen. Daarmee brengt het hof tot uitdrukking dat de verdachte geen subjectief recht had tot het verrichten van de hem verweten gedragingen. De bewezenverklaring van de wederrechtelijkheid is naar mijn inzicht dan ook voldoende naar de eis der wet met redenen omkleed, mede bezien in het licht van hetgeen daaromtrent ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.
14. Het middel faalt en kan mijns inziens met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering worden afgedaan.
15. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
16. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 14‑05‑2019
Vgl. HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1949, NJ 2018/427. Zie ook onderdeel 16 van de conclusie van toenmalig A-G Jörg vóór HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0096, NJ 2011/228, m.nt. Keijzer en mijn conclusies voorafgaand aan respectievelijk HR 10 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2577, NJ 2017/403 en HR 11 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:533, NJ 2014/182.
Aldus ook mijn ambtgenoot Knigge in zijn conclusie (onderdeel 46) vóór HR 7 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5787, NJ 2007/107, m.nt. Mevis, en M.J.A. Duker, ‘De reikwijdte van het belagingsartikel’, RM Themis 2007/4, p. 143-144.
Ik verwijs daarvoor naar de in noot 1 aangehaalde Kamerstukken.
De verdachte heeft daarbij ook erkend dat hij invloed op de aangeefster heeft willen uitoefenen (bewijsmiddel 4).
Overigens laat die vraag zich niet eenvoudig beantwoorden; er is, lijkt mij, hier sprake van een geval dat dicht tegen de ondergrens van belaging aanzit. Bepaalde (tenlastegelegde/bewezenverklaarde) gedragingen van de verdachte laten zich ook als hinderlijk, irritant of rigide kwalificeren en/of zijn gericht tegen anderen dan de aangeefster (dochter, bezoekers). Niettemin acht ik, alles bij elkaar genomen, het oordeel van het hof dat de gedragingen van de verdachte een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster opleveren, niet onbegrijpelijk.
Vgl. HR 30 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX1755, NJ 2012/631: “ 2 .5. Het verweer berust op de opvatting dat de enkele omstandigheid dat R. onrechtmatig in de voormalige echtelijke woning verbleef, meebrengt dat de verdachte gerechtigd is tot de tenlastegelegde gedragingen waardoor stelselmatig opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van R., ongeacht de aard, frequentie en duur daarvan. Die opvatting is onjuist.”