Vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394.
HR, 16-10-2018, nr. 16/05143
ECLI:NL:HR:2018:1949
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-10-2018
- Zaaknummer
16/05143
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1949, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑10‑2018; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2016:2962, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:587
ECLI:NL:PHR:2018:587, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑06‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1949
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑04‑2017
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0395
NbSr 2018/343
Uitspraak 16‑10‑2018
Inhoudsindicatie
Belaging van politieagent door in periode van 6 jaren (liefdes)brieven, kaarten en pakketten met cadeaus op te sturen naar politiebureau, aangever daar op te zoeken, hem via social media, per telefoon en per post op zijn privéadres te benaderen en zich in de buurt van diens woning op te houden, art. 285b.1 Sr. Stelselmatige inbreuk op persoonlijke levenssfeer? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2013:BZ3626 m.b.t. in aanmerking te nemen factoren bij beoordeling of sprake is van belaging. In aanmerking genomen hetgeen b.m. inhouden omtrent de indringendheid, de duur en de frequentie alsmede omtrent de aard van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, geeft ’s Hofs oordeel dat verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op persoonlijke levenssfeer van aangever niet blijk van onjuiste uitleg van art. 285b.1 Sr. Daarbij neemt HR mede in aanmerking dat verdachte ondanks 2 door hem ondertekende verklaringen met de strekking dat hij zou stoppen met het in contact treden met aangever vervolgens is doorgegaan met dat in contact treden. De omstandigheid dat de frequentie van de contacten gedurende de zeer lange periode waarin deze hebben plaatsgevonden niet hoog was staat, evenmin als de omstandigheid dat tlgd. gedragingen naar hun aard niet op zichzelf beschouwd strafbaar zijn, niet in de weg aan het bestaan van "stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer" in de betekenis die daaraan toekomt in art. 285b Sr. ’s Hofs oordeel is niet ontoereikend gemotiveerd. Volgt verwerping.
Partij(en)
16 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 16/05143
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 oktober 2016, nummer 22/002588-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M. van der Linden, advocaat te Waddinxveen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1].
2.2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 december 2009 tot en met 5 december 2015 te Gouda en/of Ter Aar, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1], met het oogmerk [betrokkene 1], te dwingen iets te doen en/of te dulden, immers heeft verdachte
- (meermalen) contact gezocht met [betrokkene 1] middels www.hyves.nl en
- [betrokkene 1] meerdere kaarten en brieven en pakketten gestuurd en
- [betrokkene 1] opgezocht op diens werk en
- [betrokkene 1] sms-berichten gestuurd en
- de woning van [betrokkene 1] opgezocht en
- de aanmaningen en verzoeken van [betrokkene 1] om geen contact meer met hem op te nemen genegeerd."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal aangifte d.d. 10 juli 2015 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2015205711-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina 20 tot en met 24):
als de op 10 juli 2015 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik ben werkzaam als brigadier van politie bij de eenheid Den Haag, werkzaam binnen het team Gouda. Op 27 november 2009 schreef ik een mini-proces-verbaal uit voor een man die opgaf te zijn: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1966.
Op 1 december 2009 kreeg ik via mijn persoonlijke profiel op internetsite Hyves een uitnodiging van [verdachte]. Ik zag aan de profielfoto van dit profiel dat het hier om [verdachte] ging. Op diezelfde dag kreeg ik wederom een uitnodiging via Hyves van [verdachte], met wederom dezelfde profielfoto als [verdachte]. Ik heb vervolgens de uitnodiging genegeerd.
Op 6 december 2009 keek ik in het postvakje op mijn werk. Ik zag daar een envelop liggen met hierop mijn naam en het adres van het bureau van politie. Toen ik in de envelop keek, zag ik daar een kaart zitten. In deze kaart zat tevens een foto van een man welke ik herkende als [verdachte]. Op de kaart stond een soort van liefdesverklaring.
Op 9 december 2009 heb ik in overleg met [verbalisant 1] een brief opgesteld en deze verzonden naar [verdachte]. In de brief heb ik aangegeven dat hij geen enkel contact met mij moet opnemen. Hierna heb ik een tijdje geen bericht meer gehad van [verdachte].
Op 16 april 2010, mijn verjaardag, lag er ineens een pakketje in mijn postvakje met op de voorzijde een zelfgemaakte adressticker, met hierop een foto van de politiepost en gefeliciteerd met mijn verjaardag. In deze envelop zat een zelfgemaakte cd met een zelf gemaakte hoes. Op de cd stonden diverse Duitse liefdesliedjes. In het boekje met teksten stonden tevens foto's van [verdachte] zelf.
Op 30 oktober 2010 kwam ik op mijn werk. Ik zag dat er op de tafel van de chef van dienst een pakket lag met hierop mijn naam. Ik herkende de zelfgemaakte adres sticker als de eerdere die [verdachte] heeft gemaakt. Na het pakket te hebben opengemaakt, zaten de volgende goederen erin:
- oranje t-shirt;
- cd van Nina Hagen, Street Compiled;
- cd van The World Cop Mix;
- cd van De Verzoening, waarbij op het display te zien is [betrokkene 1];
- vier brieven met liefdesverklaring richting mij;
- briefje met een soort van tegoedbon voor een vierde cd;
- kaart met proefluchtje.
Hierop heb ik al de goederen overgedragen aan [verbalisant 1]. In overleg met hem zou er een gesprek plaats vinden tussen hem en [verdachte]. Dit gesprek heeft op 15 november 2010 plaatsgevonden aan het bureau van politie te Gouda. Door [verbalisant 1] werd mij verteld dat hij [verdachte] had gewaarschuwd geen contact meer met mij te zoeken anders zou er aangifte tegen hem gedaan worden van belaging. Dit is bevestigd door het feit dat [verdachte] een verklaring heeft ondertekend waarin hij heeft verklaard zich hieraan te houden.
Op 16 maart 2011 was ik wederom aan het werk binnen het bureau van politie te Gouda. Op die dag ontving ik van een medewerker van de afdeling Intake een pakketje. Ik zag dat er op dit pakket een adressticker zat, welke ik herken als de stickers welke [verdachte] maakt. In het pakket zat een fles rode wijn van het merk Stormhoek. Ook zat hier een wijnfleshouder bij in de vorm van een ketting. In de doos zat tevens een brief met hierop weer een heel onsamenhangend verhaal. Tevens zat er een postkaart bij welke zelf is samengesteld met hierop de tekst: "Where and when you are [betrokkene 1] there and then I am [verdachte]".
Op 12 december 2012 is [verdachte] opnieuw voor mij naar het politiebureau te Gouda gekomen. Ik was op dat moment niet aanwezig en dat is ook aan [verdachte] verteld. Echter nam hij daar geen genoegen mee en hij stond er op dat ik gebeld zou worden. Hij moest en zou mij spreken. Omdat mijn collega's wisten dat ik absoluut geen contact met [verdachte] wilde, hebben zij mij niet gebeld. [verdachte] nam hier geen genoegen mee en weigerde vervolgens het bureau te verlaten.
Op 31 december 2012 is [verdachte] wederom voor mij naar het politiebureau te Gouda gekomen. Eigenlijk gebeurde toen hetzelfde als op 12 december 2012. [verdachte] probeerde via een smoes met mij in contact te komen. Gelukkig hadden mijn collega's het snel door en werd hem verteld dat hij het politiebureau moest verlaten. [verdachte] weigerde dit wederom.
Hierna is het lange tijd rustig geweest. [verdachte] nam geen contact meer met mij op, ik ontving geen nieuwe brieven of cadeaus, en hij kwam niet meer naar het politiebureau om mij lastig te vallen. Pas toen dit gestopt was, merkte ik wat voor negatieve invloed [verdachte] op mij en mijn werk had. Ik voelde mij beperkt in de uitvoering van mijn werkzaamheden. Ik ben terughoudender geworden in sommige situaties op straat en het maakt me extra alert in sommige momenten. Ik wil benadrukken dat ik [verdachte] éénmaal heb gezien en dat betrof het moment van de bekeuringssituatie. [verdachte] haalt in zijn brieven en contacten zaken aan waar ik niets vanaf weet, wat gewoon niet zo is en niet gebeurd is.
Helaas bleek op 1 januari 2015 dat [verdachte] mij niet vergeten is en dat hij niet gestopt is met mij lastig vallen. Op 1 januari 2015 kreeg ik een sms bericht van het telefoonnummer +[06-001]. Ik las de volgende tekst: "[betrokkene 1]! De allerbeste wensen en een heel gelukkig nieuw jaar." Ik wist op dat moment niet wie de persoon achter dit telefoonnummer was en stuurde het volgende bericht terug: "Dank je wel, jij ook, Ik heb alleen je nummer niet opgeslagen. Wie ben je?" Ik zag dat ik vervolgens het volgende bericht als antwoord ontving: "Heb ook nog een ander nummer, misschien had jij die AL LANG opgeslagen! Toch... ? Hoe dan ook. Dank je... En nogmaals, [betrokkene 1], GELLUKKIG NIEUWJAAR. Je weet wie ik ben! ECHT WAAR... IK WENS JE HET ALLERBESTE!!!". Ook na het lezen van dit bericht had ik nog geen enkel idee wie de persoon achter dit telefoonnummer was. Om die reden heb ik het telefoonnummer gebeld. Ik hoorde dat een manspersoon de telefoon op nam en ik vroeg wie hij was. Ik hoorde dat de man zei: "Je weet wel wie ik ben [betrokkene 1]." Ik vroeg aan de man waar ik hem van zou moeten kennen. Ik hoorde dat de man zei: "Van je werk". Door deze laatste opmerking moest ik meteen aan [verdachte] denken. Hierop heb ik hem daarmee geconfronteerd en ik heb het telefoongesprek beëindigd.
Op 15 april 2015, een dag voor mijn verjaardag, hoorde ik van mijn buurman dat er een pakketje voor mij was afgeleverd. Ik ben vervolgens naar mijn buurman gegaan en ik zag inderdaad dat het pakketje op mijn naam stond.
Ik opende vervolgens het pakket en ik zag dat dit precies een zelfde fles wijn betrof, welke ik op 16 maart 2011 ook al eens van [verdachte] had ontvangen. Ik zag dat er een kaart bij zat, welke aan mij gericht was. Ik las dat [verdachte] mij feliciteerde met mijn verjaardag en dat hij aanhaalde dat hij mij al lang niet gezien had. Tevens las ik dat hij schreef dat hij een keer een biertje bij mij kwam halen. Aangezien ik dit pakket geheel niet had willen ontvangen en ook absoluut niet wil dat [verdachte] bij mij langs komt, heb ik het pakket retour afzender terug gestuurd.
Op 9 juli 2015 bevond ik mij in de woonkamer van mijn woning in Ter Aar. Ik keek op dat moment naar buiten en zag dat [verdachte] in mijn straat liep. In eerste instantie geloofde ik mijn eigen ogen niet en ik liep mijn woning uit, naar de straat. Ik zag dat [verdachte] ondertussen ongeveer 100 meter verderop liep en even op de hoek van de straat bleef staan. Ik zag dat hij zich omdraaide en in mijn richting liep. Ik ben toen mijn woning weer in gegaan. Ik zag dat [verdachte] voor mijn woning langs liep en ik zag op dat moment dat het echt [verdachte] was. Ik zag dat hij de voortuin van de buren, van perceel 27, in liep. Ik ben toen snel naar boven gelopen en ik hoorde de deurbel van de buren gaan. Ik heb vervolgens geluisterd wat er gebeurde. Ik hoorde dat de deur bij de buren geopend werd en ik hoorde dat [verdachte] zei: "Waar woont [betrokkene 1]?" Ik hoorde dat de buurman zei dat die naast hem woonde, betreffende mijn woning. [verdachte] is vervolgens gelukkig niet naar mijn woning gekomen.
Gezien het feit dat [verdachte] mij sinds 2009 tot en met heden blijft benaderen, brieven stuurt, pakketjes stuurt en mij nu zelfs in mijn privé omgeving op zoekt, doe ik aangifte ter zake van stalking en belaging. [verdachte] heeft in het verleden al eens een schrijven ondertekend waarin staat dat bij geen contact meer met mij zou opnemen. Echter blijft hij contact met mij opnemen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 11 februari 2016 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2015205711-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina 28 en 29):
als de op 11 februari 2015 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Op 10 juli 2015 heb ik samen met mijn uitvoerend teamchef een gesprek met [verdachte] gehad. Naar aanleiding van dit gesprek heb ik mijn aangifte op dat moment niet doorgezet. Ik heb tegen [verdachte] uitdrukkelijk gezegd dat hij mij met rust moest laten en geen brieven of iets dergelijks moest sturen. [verdachte] gaf als antwoord dat hij het snapte en dat hij het erg vervelend voor mij vond. Dit was voor mij een reden om de aangifte nog niet door te zetten.
Op 5 december 2015 kreeg ik wederom een brief in mijn brievenbus. Het betrof een enveloppe met een geschreven tekst. Ik herkende het handschrift direct als het handschrift van [verdachte]. In de enveloppe zat een kaartje waarop een paar sportschoenen stonden afgedeeld met de tekst: "Hoera een Zoon gefeliciteerd, BABY". Aan de binnenkant van het kaartje staat geschreven: "Heel veel plezier en geluk met jullie zoon, hartelijke groet [verdachte]". Tevens zat er ook een getypte brief bij. Hierin staat een voor mij onsamenhangend verhaal geschreven door [verdachte].
Mijn vrouw is op 29 juni 2015 bevallen van een zoon. In de enveloppe zat ook nog een sleutelhanger met een zogenaamde engelvleugel. Aan de sleutelhanger zat een kaartje met daarop de tekst: "Een hemelse vriend staat altijd voor je klaar". Ook hier weer afgebeeld een engelvleugel.
Toen ik dat kaartje kreeg, was ik het helemaal zat. Ik had hem in juli 2015 nog gewaarschuwd dat als hij mij nog een keer lastig zou vallen, ik de aangifte door zou laten gaan.
3. Een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 3 maart 2016 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2015205711-20. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina 26 en 27):
als relaas van de opsporingsambtenaar:
Op 3 maart 2016 heb ik, verbalisant [verbalisant 2], als hulpofficier van justitie van Eenheid Den Haag te Gouda een mondelinge klacht ontvangen. De klacht werd gedaan door: [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1983.
De klager verklaarde tegenover mij het volgende:
Ik wens uitdrukkelijk om tot vervolging over te gaan ter zake stalking. Van 2009 tot en met 2015 ben ik veelvuldig lastig gevallen door [verdachte], geboren 23 mei 1966. Hij benadert mij via social media, per post, per telefoon en tevens heeft hij mij in mijn eigen privé omgeving opgezocht. Verder verwijs ik u naar mijn aangifte, welke ik op 10 juli 2015 heb gedaan.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2015 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2015205711-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina 30 tot en met 34):
als relaas van de opsporingsambtenaar:
Naar aanleiding van de aanhouding van de verdachte [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, heb ik, verbalisant [verbalisant 1], op 10 juli 2015 gesproken met betrokkene [betrokkene 1].
In gesprek gaf [betrokkene 1] aan dat bij het als zeer bedreigend had ervaren dat betrokkene [verdachte] gisteren aan de deur stond bij zijn buren. Hij geeft aan dat hij bang is dat nu [verdachte] weet waar hij woont hij hem regelmatig komt opzoeken.
Uit contact met collega's blijkt dat verdachte [verdachte] steeds aangeeft dat hij alleen ophoudt met contact zoeken als [betrokkene 1] dat zelf tegen hem zegt. Hij geeft aan dat het hem niet uitmaakt en hij zich er niets aan gelegen laat, als de politieorganisatie of de rechter hem verbieden contact te hebben met [betrokkene 1].
[betrokkene 1] was sinds 2009 bekend met dit verzoek van verdachte [verdachte]. Zijn standpunt was echter dat hij niets met [verdachte] te maken wilde hebben en vooral ook geen contact met hem wilde.
Dit heeft er in geresulteerd dat [betrokkene 1] in 2010 een brief heeft geschreven, waarin hij aangeeft dat hij geen contact wenst met [verdachte].
Op 15 november 2015 (het hof leest: 2010) heb ik een uitgebreid gesprek gehad met verdachte [verdachte]. Hierin is hem duidelijk de wacht aangezegd en hebben we gezamenlijk een verklaring ondertekend. Hierin geeft verdachte [verdachte] aan te stoppen met zijn stalkingsgedrag.
Helaas heeft [verdachte] zich niet aan deze afspraak gehouden. Naar aanleiding van het feit dat [verdachte] wederom contact zocht met [betrokkene 1] heb ik aan [betrokkene 1] voorgelegd om toch in een persoonlijk gesprek met [verdachte] hem aan te geven dat hij niet gediend is van contact met [verdachte].
Op 10 juli 2015 ben ik aangesloten in het verhoor van [verdachte]. In dit verhoor heb ik de verdachte [verdachte] nogmaals herinnerd aan de afspraken die we hebben ondertekend op 15 november 2010. Hij gaf aan dat hij zich dit nog herinnerde maar dat hij later weer contact had gezocht. Hierop heb ik hem gevraagd of hij ook nu een brief wilde ondertekenen waarin hij aangeeft te stoppen met zijn stalkingsgedrag.
Ik hoorde hem zeggen: "Ik begrijp nu wel dat [betrokkene 1] geen contact meer met mij wil. Ik wil mij hier nu aan houden en wil de brief ondertekenen". Ik zag dat de verdachte [verdachte] de brief vervolgens ondertekende.
5. De verklaring van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 23 september 2016 verklaard:
Ik heb in de periode van 1 december 2009 tot en met 5 december 2015 contact gezocht met [betrokkene 1]. Ook heb ik hem in die periode kaarten, brieven en pakketten gestuurd en heb ik hem opgezocht op diens werk. Voorts ben ik naar de woning van [betrokkene 1] in Ter Aar gegaan om hem op te zoeken. Op 1 januari 2015 heb ik een sms-bericht naar [betrokkene 1] verzonden.
U houdt mij voor dat in november 2010 een gesprek heeft plaatsgevonden waarin aan mij is verteld geen contact meer met [betrokkene 1] te zoeken; anders zou er aangifte tegen mij worden gedaan voor belaging. Uit dit gesprek begreep ik dat [betrokkene 1] het niet leuk vond."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van het bewezenverklaarde voorts het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu de gedragingen van zijn cliënt over een periode van zes jaar geen stelselmatig inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het slechts ging om een beperkt aantal contacten per jaar en dat de aangever zelf ook initiatief nam om contact met zijn cliënt te onderhouden.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is blijkens staande jurisprudentie van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Dat aan dit criterium is voldaan, volgt uit de bewijsmiddelen. Dat het contact ook van de aangever is uitgegaan, zoals door de verdediging is gesteld, is op basis van de inhoud van het dossier volstrekt niet aannemelijk geworden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangever het contact slechts heeft gezocht om verdachte uitdrukkelijk kenbaar te maken dat hij niet gediend was van de pogingen tot toenadering door de aangever. Voorts overweegt het hof dat het aantal contacten slechts één van de factoren is die bepaalt of sprake is van stalking. Uit het geheel der gedragingen van de verdachte - zoals blijkt uit de bewijsmiddelen - volgt naar het oordeel van het hof zonder meer dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever."
2.3.
Art. 285b, eerste lid, Sr luidt:
"Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie."
2.4.1.
Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394).
2.4.2.
Het gaat in deze zaak blijkens de bewijsvoering kort gezegd om het volgende. De verdachte heeft [betrokkene 1] op 1 december 2009 via sociale media uitgenodigd en hem daarna een kaart gestuurd. [betrokkene 1] heeft vervolgens op 9 december 2009 een brief aan de verdachte gestuurd met de mededeling dat de verdachte geen enkel contact meer met hem moest opnemen. Daarna heeft de verdachte tussen 16 april 2010 en 5 december 2015 acht maal contact opgenomen, doordat hij brieven, kaarten en pakketten met cadeaus heeft gestuurd naar het politiebureau waar [betrokkene 1] werkzaam was, hem op het politiebureau heeft opgezocht, hem per telefoon en tevens per post op zijn privéadres heeft benaderd en zich in de buurt van zijn woning heeft opgehouden. Op 15 november 2010 is de verdachte in een gesprek met een collega van [betrokkene 1] gewaarschuwd geen contact meer met [betrokkene 1] te zoeken en heeft de verdachte een verklaring ondertekend dat hij zou stoppen. Op 10 juli 2015 is de verdachte in een gesprek met [betrokkene 1] en diens chef aangemaand [betrokkene 1] met rust te laten en heeft de verdachte wederom een verklaring ondertekend dat hij zou stoppen. Telkens na het ondertekenen van deze verklaringen is de verdachte doorgegaan met het in contact treden met [betrokkene 1]. Door een en ander voelde [betrokkene 1] zich beperkt in zijn werkzaamheden als brigadier van politie, is terughoudender geworden in sommige situaties op straat en extra alert op sommige momenten en voelde hij zich opgezocht in zijn eigen privé-omgeving.
2.4.3.
In aanmerking genomen hetgeen de bewijsmiddelen inhouden omtrent de indringendheid, de duur en de frequentie alsmede omtrent de aard van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, geeft het oordeel van het Hof dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] niet blijk van een onjuiste uitleg van art. 285b, eerste lid, Sr. Daarbij neemt de Hoge Raad mede in aanmerking dat de verdachte ondanks twee door hem ondertekende verklaringen met de strekking dat hij zou stoppen met het in contact treden met [betrokkene 1] vervolgens is doorgegaan met dat in contact treden. De omstandigheid dat de frequentie van de contacten gedurende de zeer lange periode waarin deze hebben plaatsgevonden niet hoog was, staat, evenmin als de omstandigheid dat de tenlastegelegde gedragingen naar hun aard niet op zichzelf beschouwd strafbaar zijn, niet in de weg aan het bestaan van "stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer" in de betekenis die daaraan toekomt in art. 285b Sr. Het oordeel van het Hof is niet ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 oktober 2018.
Conclusie 12‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie AG over belaging. Vraag of een beperkt aantal gedragingen die zich uitstrekken over een periode van zes jaar nog als stelselmatige inbreuk op persoonlijke levenssfeer kunnen gelden. de AG geeft de Hoge Raad in overweging om het cassatieberoep te verwerpen.
Nr. 16/05143 Zitting: 12 juni 2018 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: M. Suik |
De verdachte is bij arrest van 7 oktober 2016 door het gerechtshof Den Haag wegens “belaging” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren onder de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het bestreden arrest, en tot een taakstraf voor de duur van 120 dagen, subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals bepaald in het bestreden arrest.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. J.M. van der Linden, advocaat te Waddinxveen, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1. Het middel klaagt dat de door het hof bewezen geachte gedragingen niet gekwalificeerd kunnen worden als “het stelselmatig en opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een ander” in de zin van art. 285b Sr, althans dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed nu – zo wordt in de toelichting op het middel gesteld - “de frequentie van de gedragingen behoorlijk gering was en de gedragingen geen indringend karakter hadden in de zin van geuite bedreigingen en/of beledigingen”.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in of omstreeks periode van 1 december 2009 tot en met 5 december 2015 te Gouda en/of Ter Aar, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk [betrokkene 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, en/of te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- (meermalen) contact gezocht met [betrokkene 1] middels www.hyves.nl en/of
- [betrokkene 1] (meerdere) kaarten en/of brieven en/of pakketten gestuurd en/of
- [betrokkene 1] (meermalen) opgezocht op diens werk en/of
- [betrokkene 1] (meerdere) sms-berichten gestuurd en/of
- de woning van [betrokkene 1] opgezocht en/of
- de aanmaningen en/of verzoeken van [betrokkene 1] om geen contact meer met hem op te nemen genegeerd.”
3.3. Het bestreden arrest houdt als nadere bewijsoverweging het volgende in:
“Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu de gedragingen van zijn cliënt over een periode van zes jaar geen stelselmatig inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het slechts ging om een beperkt aantal contacten per jaar en dat de aangever zelf ook initiatief nam om contact met zijn cliënt te onderhouden.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is blijkens staande jurisprudentie van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Dat aan dit criterium is voldaan, volgt uit de bewijsmiddelen. Dat het contact ook van de aangever is uitgegaan, zoals door de verdediging is gesteld, is op basis van de inhoud van het dossier volstrekt niet aannemelijk geworden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangever het contact slechts heeft gezocht om verdachte uitdrukkelijk kenbaar te maken dat hij niet gediend was van de pogingen tot toenadering door de aangever. Voorts overweegt het hof dat het aantal contacten slechts één van de factoren is die bepaalt of sprake is van stalking. Uit het geheel der gedragingen van de verdachte - zoals blijkt uit de bewijsmiddelen - volgt naar het oordeel zonder meer dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever.”
3.4. De door het hof gebezigde bewijsmiddelen houden, voor zover van belang, kort samengevat het volgende in.
- Op 27 november 2009 schreef de aangever, [betrokkene 1] , in zijn hoedanigheid als brigadier van politie een mini-proces-verbaal uit voor de verdachte.
- Op 1 december 2009 kreeg de aangever via zijn persoonlijke profiel op de internetsite Hyves tweemaal een uitnodiging van de verdachte, opererend onder andere namen dan zijn eigen naam maar met zijn eigen foto, die de aangever vervolgens negeerde.
- Op 6 december 2009 kreeg de aangever in zijn postvakje op zijn werk een kaart met een liefdesverklaring en een foto van de verdachte.
- Op 9 december 2009 heeft de aangever een brief naar de verdachte gestuurd waarin hij aangaf dat de verdachte geen contact met de aangever moest opnemen.
- Op 16 april 2010, de verjaardag van de aangever, vond hij in zijn postvakje op zijn werk een pakketje met daarop “gefeliciteerd met je verjaardag”, daarin een zelfgemaakte cd met Duitse liefdesliedjes en foto’s van de verdachte.
- Op 30 oktober 2010 lag er op het werk van de aangever een pakket afkomstig van de verdachte met daarin een T-shirt, een drietal cd’s met muziek, vier brieven met liefdesverklaringen aan de aangever, een briefje met een tegoedbon voor een vierde cd en een kaart met proefluchtje.
- Op 15 november 2010 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen een collega van de aangever en de verdachte, waarin de collega de verdachte heeft gewaarschuwd geen contact meer met de aangever te zoeken, en dat er anders aangifte zou worden gedaan van belaging. De verdachte heeft een verklaring ondertekend waarin hij heeft verklaard zich daaraan te houden.
- Op 16 maart 2011 ontving de aangever op zijn werk een pakketje van de verdachte met daarin een fles wijn, wijnfleshouder, brief en postkaart met daarop de tekst “Where and when you are [betrokkene 1] there and then I am [verdachte] ”.
- Op 12 december 2012 kwam de verdachte naar het politiebureau en eiste hij dat ter plekke de aangever gebeld zou worden zodat hij hem kon spreken. Toen dat verzoek niet werd ingewilligd weigerde de verdachte het politiebureau te verlaten.
- Op 31 december 2012 herhaalde zich het voorval van 12 december 2012.
- De aangever heeft verklaard zich door de gedragingen van de verdachte beperkt te voelen in de uitvoering van zijn werkzaamheden. Hij is terughoudender geworden in sommige situaties op straat en het maakt hem extra alert in sommige momenten.
- Op 1 januari 2015 kreeg de aangever een sms van een hem onbekend telefoonnummer met de tekst: “ [betrokkene 1] ! De allerbeste wensen en een heel gelukkig nieuw jaar”. Nadat de aangever het telefoonnummer belde bleek het hem dat het de verdachte was die de sms had gestuurd en heeft de aangever het telefoongesprek beëindigd.
- Op 15 april 2015 kreeg de aangever een pakketje thuisgestuurd van de verdachte met daarin een fles wijn en een kaart met felicitaties voor de verjaardag van de aangever en de opmerking van de verdachte dat hij hem al lang niet had gezien en dat hij, verdachte, een keer een biertje bij de aangever kwam halen. Omdat de aangever dat niet wilde en het pakket evenmin had willen ontvangen heeft hij het pakket retour afzender gestuurd.
- Op 9 juli 2015 zag en hoorde de aangever dat de verdachte in zijn straat liep, aanbelde bij de buren en vroeg waar de aangever woonde, waarna de buurman antwoordde dat de aangever naast hem woonde.
- Op 10 juli 2015 heeft de aangever aangifte gedaan tegen de verdachte.
- Op 10 juli 2015 heeft de aangever samen met zijn uitvoerend teamchef een gesprek gehad met de verdachte waarin de aangever uitdrukkelijk tegen de verdachte heeft gezegd dat hij hem met rust moet laten. De verdachte gaf aan dat hij het snapte en dat hij het erg vervelend vond voor de aangever. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de aangever zijn aangifte niet doorgezet.
- Op 5 december 2015 kreeg de aangever een brief van de verdachte met daarin een felicitatiekaart voor de geboorte van de zoon van de aangever, een brief met een onsamenhangende tekst en een sleutelhanger met een engelvleugel en daaraan een kaartje met daarop de tekst “een hemelse vriend staat altijd voor je klaar”.
- Op 3 maart 2016 heeft de aangever een klacht ingediend met daarbij de uitdrukkelijke wens om tot vervolging van de verdachte over te gaan ter zake van stalking.
3.5. De steller van het middel klaagt in het bijzonder dat over een lange periode van zes jaren slechts acht gedragingen hebben plaatsgevonden, waarbij tussen de gedragingen een tijdsverloop zat van maanden en zelfs jaren, dat derhalve de frequentie van de gedragingen behoorlijk gering was en dat vaststaat dat de gedragingen geen indringend karakter hadden in de zin van geuite bedreigingen en/of beledigingen.
3.6. De tenlastelegging en bewezenverklaring is toegesneden op art. 285b Sr. Deze bepaling luidt:
“Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.”
3.7. Het hof heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b lid 1 Sr van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.1.Geen van deze beoordelingsfactoren is als zodanig doorslaggevend, maar zij verhouden zich te dezen tot elkaar als communicerende vaten: het gaat om het totaalbeeld dat uit de gedragingen van de verdachte naar voren komt. Of zoals mijn voormalige ambtgenoot Wortel het formuleerde: “Een gering aantal zéér indringende schendingen van de persoonlijke levenssfeer, waardoor ook schade wordt aangericht of grote angst wordt aangejaagd, kan de verlangde stelselmatigheid opleveren, net zo goed als een zeer groot aantal gedragingen, die ieder op zichzelf beschouwd nauwelijks als een inbreuk op persoonlijkheidsrechten zijn aan te merken doch hun betekenis juist aan de voortdurende herhaling ontlenen.”2.Door de eis van stelselmatigheid onderscheidt de belaging zich van de incidentele pesterij, de geïsoleerde intimidatie. Belaging kenmerkt zich daardoor dat het handelen van de belager een bepaald patroon vertoont.3.
3.8. De wetsgeschiedenis van art. 285b Sr houdt onder meer het volgende in over de stelselmatige aard van belaging:
“Bij belaging wordt iemand opzettelijk door een ander herhaaldelijk lastig gevallen en wordt daardoor een inbreuk gemaakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Dit kan door een en dezelfde activiteit, maar ook door middel van een variëteit aan gedragingen, zoals bijvoorbeeld het op straat achtervolgen, bedreigingen uiten, telefonisch of schriftelijk ongewenst benaderen, voor de woning of werkplek posten, het ongewenst bestellen van goederen en diensten op naam en op rekening van het slachtoffer, het laten bezorgen van grafkransen en het plaatsen van overlijdensadvertenties, het ongevraagd geven van opdrachten op naam van het slachtoffer, het verspreiden van valse geruchten over het slachtoffer, het bekladden van de woning, het beschadigen, vernielen of verplaatsen van goederen, het onder valse voorwendselen informatie inwinnen bij instanties over het slachtoffer, het telkenmale nodeloos aanspannen van gerechtelijke procedures etc. De gedragingen behoeven zich niet louter tot het slachtoffer uit te strekken, ook familieleden, de werkgever, collega's, vrienden en kennissen kunnen door de belager worden geterroriseerd. Als gevolg van de diepgaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt het slachtoffer vaak bang of onzeker. Een normaal functioneren is in veel gevallen onmogelijk. Het slachtoffer kan zich genoodzaakt voelen een geheim telefoonnummer te nemen, zich niet onbeschermd op straat te begeven, op het werk voorzieningen te treffen, buren en anderen in te schakelen om alert te zijn etc. Veel slachtoffers voelen zich gevangene in eigen huis.”4.
3.9. Wat is de ondergrens van belaging? Dat wisselt al naar gelang de omstandigheden van het geval. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat de volgende gedragingen onvoldoende zijn voor het opleveren van een “stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer”:
- Het tweemaal bellen van een ex-echtgenote, verschillende keren door haar straat fietsen respectievelijk rijden met de auto en daar éénmaal lopen.5.
- Het sturen van “vele bedreigingen” per sms.6.
- Het driemaal in een tijdsbestek van 24 uur tevergeefs bellen van een ex-echtgenote, waarbij de verdachte éénmaal een voicemailbericht achterliet en drie keer bij haar woning langs was geweest en daarbij een foto van een man met een eng masker in haar brievenbus had gedaan met onder meer de tekst “We’d better talk! Mevrouw uw valse aangifte kan u duizenden euro’s kosten. U R Warned.”7.
3.10. De volgende gedragingen werden door de Hoge Raad wel voldoende geacht voor het opleveren van een “stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer”:
- Het sturen van een beperkt aantal sms-berichten in een periode van een week, waarbij de Hoge Raad in aanmerking nam dat het hof had vastgesteld dat de drie anoniem verzonden sms-berichten gaandeweg specifieker en indringender werden, refereerden aan de functionele betrokkenheid van de aangeefster als rechercheur bij de politie bij een grootschalig opsporingsonderzoek naar wapenhandel, leidden tot angst voor haar eigen veiligheid en die van haar kinderen, en tot ontwrichting van haar sociale leven, haar belemmerden in haar werk, en teweegbrachten dat zij tijdelijk in het buitenland was ondergebracht.8.
- Het zich met grote regelmaat ophouden in de nabijheid van de woning van de buren door de buurman dagelijks op te wachten bij zijn thuiskomst, door op die momenten regelmatig te zwaaien en door het erf van de buurman te betreden terwijl duidelijk was, ook vóór de uitreiking van de ’aanzegging wederrechtelijkheid belaging’, dat de buurman van dat gedrag niet was gediend.9.
- Het in een periode van ruim negen maanden meermalen bellen van het slachtoffer en het uiten van bedreigingen (ook via familie en collega's), volgen van het slachtoffer naar haar werk en zich daar op vier data hinderlijk ophouden, sturen van een dreigende brief, op drie data hinderlijk en schreeuwend voor haar woning staan en het bedreigen van een familielid en een collega van haar.10.
3.11. De bewijsvoering in de onderhavige zaak houdt kort gezegd in dat in een periode van vijfeneenhalf jaar, nadat de verdachte eerst via Hyves contact had gezocht met de aangever en vervolgens een liefdesverklaring had opgestuurd naar diens werk, waarna de aangever per brief aan de verdachte had laten weten dat hij geen contact meer mocht opnemen met de aangever, de verdachte desondanks vijfmaal ongevraagd een pakketje met gepersonaliseerde cadeaus, liefdesbrieven en kaarten gericht aan de aangever naar diens werk heeft opgestuurd - waarbij de verdachte op de hoogte bleek van persoonlijke zaken zoals de verjaardagen van de aangever en de geboorte van diens zoon, hij de aangever heeft ge-sms’t, de aangever bij diens werk heeft willen spreken en niet weg wilde gaan, de aangever bij diens huis heeft opgezocht terwijl hem tussentijds tweemaal duidelijk in een gesprek was laten weten dat de aangever niet wilde dat hij contact met hem zocht en de verdachte ook heeft toegezegd dat niet meer te zullen doen. De aangever heeft verklaard zich door de gedragingen van de verdachte beperkt te voelen in de uitvoering van zijn werkzaamheden. Hij is terughoudender geworden in sommige situaties op straat en het maakte hem extra alert in sommige momenten.
3.12. Gelet op de hiervoor onder 3.9 en 3.10 weergegeven jurisprudentie van de Hoge Raad en de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor onder 3.11 samengevatte gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangever, heeft het hof zonder miskenning van deze maatstaven kunnen oordelen dat de verdachte met deze gedragingen op een stelselmatige wijze inbreuk heeft gemaakt op persoonlijkheidsrechten van de aangever. Het bewezenverklaarde is dan ook toereikend gemotiveerd. Anders dan de steller van het middel meent doet daaraan niet af dat deze gedragingen plaatsvonden in een lange periode van zes jaren. De omstandigheid dat de verdachte maar liefst zes jaren achtereen de aangever heeft lastig gevallen en ook na een enkele lange tussenpoos van twee jaren weer contact zocht met de aangever, duidt mijns inziens juist op een grote vasthoudendheid bij de verdachte die de aangever moet hebben beangstigd en in negatieve zin beïnvloed, over welke negativiteit de aangever zelf ook heeft verklaard. Voor zover het middel nog op de opvatting berust dat de indringendheid of intensiteit van belagings-gedragingen enkel gelegen kan zijn in het beledigende of bedreigende karakter daarvan, faalt het eveneens, omdat die opvatting onjuist is.
3.13. Het voorgaande brengt tevens mee dat het hof de feiten terecht heeft gekwalificeerd als belaging in de zin van art. 285b Sr.11.
3.14. Het middel faalt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑06‑2018
Wortel in zijn conclusie van 22 november 2005, ECLI:NL:PHR:2006:AU7081.
Kamerstukken II, 1997-1998, 25 768, nr. 3, p. 2. Zie ook Kamerstukken II, 1997-1998, 25 768, nr. 3, p. 15 waarin stelselmatig wordt uitgelegd als volgens een voorbedacht plan, niet zo maar toevallig: 'Eén enkel nachtelijk telefoontje is geen belaging. Uiteraard kan de combinatie van gedragingen wel het stelselmatige karakter opleveren.'
HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0096, NJ 2011/228 m.nt. Keijzer.
HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394.
HR 11 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:533, NJ 2014/182.
HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3625, NJ 2013/393 m.nt. Reijntjes.
HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4855, NJ 2013/395 m.nt. Reijntjes.
HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7066, NJ 2004/354.
Vgl. HR 5 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3495.
Beroepschrift 19‑04‑2017
cassatieschriftuur
Aan de
HOGE RAAD
der
NEDERLANDEN
Geeft eerbiedig te kennen:
[rekwirant], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te ([postcode]) [woonplaats] aan de [adres].
Dat rekwirant van cassatie van een hem betreffend arrest van het Gerechtshof Den Haag (hierna: het hof), uitgesproken op 7 oktober 2016, (rolnummer: 22-002588-16), het navolgende cassatiemiddel indient.
Middel
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid met zich meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 359 lid 2 en lid 3 geschonden, aangezien de door het hof bewezen geachte gedragingen niet gekwalificeerd kunnen worden als het stelselmatig en opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een ander in de zin van art. 285b Sr, althans de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
Toelichting:
Ten laste van rekwirant heeft het hof bewezen verklaard:
hij in de periode van 1 december 2009 tot en met 5 december 2015 te Gouda en/of Ter Aar, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1], met het oogmerk die [betrokkene 1] te dwingen iets te doen en/of te dulden, immers heeft verdachte
- —
(meermalen) contact gezocht met die [betrokkene 1] middels www.hyves.nl en
- —
die [betrokkene 1] (meerdere) kaarten en brieven en pakketten gestuurd en
- —
die [betrokkene 1] opgezocht op diens werk en
- —
die [betrokkene 1] sms-berichten gestuurd en
- —
de woning van die [betrokkene 1] opgezocht en
- —
de aanmaningen en verzoeken van die [betrokkene 1] om geen contact meer met hem op te nemen genegeerd.
Het hof grondt zijn overtuiging dat rekwirant het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Het hof overweegt nader dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht blijkens staande jurisprudentie van belang is de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van rekwirant, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Dat aan dit criterium voldaan is, volgt uit de bewijsmiddelen. (…) Voorts overweegt het hof dat het aantal contacten slechts een van de factoren is die bepaalt of sprake is van stalking. Uit het geheel der gedragingen van de verdachte — zoals blijkt uit de bewijsmiddelen — volgt naar het oordeel zonder meer dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever.
Rekwirant verwijst naar bewijsmiddel 1, de aangifte van de aangever. Onder bewijsmiddel 1 staat vermeld dat aangever op 1 december 2009 via Hyves een uitnodiging kreeg van rekwirant en dat aangever deze uitnodiging heeft genegeerd. Op 6 december 2009 ontving aangever een kaart en een foto van rekwirant, waarbij op de kaart een soort van liefdesverklaring stond. Op 9 december 2009 liet aangever aan rekwirant via een brief weten dat rekwirant geen enkel contact met hem moet opnemen.
Na een periode van vier maanden, op 16 april 2010, ontving aangever van rekwirant een pakketje in zijn postvakje, waarin zich een zelfgemaakte cd bevond met zelfgemaakte hoes. In het boekje met teksten stonden tevens foto's van rekwirant.
Vervolgens na 6,5 maand, op 30 oktober 2010, ontving aangever op zijn werk een pakket, in dit pakket bevond zich: een oranje T-shirt, 3 cd's, vier brieven met een liefdesverklaring richting aangever, een briefje met een soort van een tegoedbon voor een vierde cd en een kaart met een proefluchtje.
Na 4,5 maand, op 16 maart 2011, ontving aangever op zijn werk een pakketje van rekwirant. In dit pakketje bevond zich onder meer een fles wijn, een wijnfleshouder, een brief en een kaart.
Dan verneemt aangever een periode van 1 jaar en 9 maanden niets van rekwirant. Na verloop hiervan, te weten op 12 december 2012, begeeft rekwirant zich naar het politiebureau te Gouda om met aangever te praten. Aangever was niet op het politiebureau aanwezig. Op 31 december 2012 zou rekwirant zich wederom begeven hebben naar het politiebureau te Gouda. Dat rekwirant voor een tweede keer naar het politiebureau zou zijn gegaan correspondeert niet met de bewezenverklaring van het hof, waarin het hof onder meer bewezen heeft verklaard dat rekwirant aangever heeft opgezocht op diens werk, waarbij is weggestreept door het hof dat dit meermalen zou zijn gebeurd.
Pas na meer dan twee jaar nam rekwirant weer contact op met aangever door op 1 januari 2015 een sms bericht aan hem te sturen waarin rekwirant aangever een gelukkig nieuwjaar toewenst. Aangever had uiteindelijk na een telefoongesprek met degene die het sms/bericht gestuurd had door dat het om rekwirant ging. Op 15 april 2015 ontving aangever van rekwirant een pakketje met daarin een fles wijn en een kaart waarin rekwirant aangever feliciteerde met zijn verjaardag. Bijna 4 maanden later, op 9 juli 2015, begaf rekwirant zich naar de buren van aangever. Aangever hoorde dat rekwirant aan de buurman vroeg waar aangever woonde waarop de buurman antwoordde dat die naast hem woonde. Na bijna 5 maanden ontving aangever de laatste brief van rekwirant waarin rekwirant aangever onder meer feliciteerde met de geboorte van zijn zoon.
Uit de rechtspraak van Uw Raad volgt dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
In een periode van 6 jaren heeft rekwirant door middel van 8 gedragingen getracht in contact te komen met aangever. De eerste gedraging vindt plaats op 16 april 2010, zoals hierboven en onder bewijsmiddel 1 wordt beschreven.
Aan de eveneens hierboven en onder bewijsmiddel 1 omschreven gedragingen die op 1 december en 6 december 2009 hebben plaatsgevonden komt in het kader van de vraag of er sprake is van belaging in de zin van art. 285b, eerste lid, Sr, geen betekenis toe. Immers, deze gedragingen mocht rekwirant plegen. Rekwirant hoopte door middel van deze gedragingen in contact te komen met aangever, doch wist rekwirant niet dat aangever geen contact met hem wilde hebben. Dat aangever geen contact met rekwirant wenste, kreeg rekwirant te verstaan met de brief van aangever van 9 december 2009 waarin aangever aan rekwirant mededeelde geen enkel contact met hem te willen hebben. Daarnaast volgt uit de bewezenverklaring van het tenlastegelegde dat het hof slechts 1 keer heeft meegenomen dat rekwirant aangever heeft opgezocht op diens werk.
Dit leidt er uiteindelijk toe dat er sprake is van 8 gedragingen.
Het staat vast dat over een lange periode van 6 jaar slechts 8 gedragingen hebben plaatsgevonden, waarbij tussen de gedragingen een tijdsverloop zat van maanden en zelfs jaren. De frequentie van de gedragingen was dus behoorlijk gering. Ook staat vast dat de gedragingen geen indringend karakter hadden in de zin van geuite bedreigingen en/of beledigingen. Onder deze omstandigheden is het onbegrijpelijk dat het hof heeft overwogen dat uit het geheel der gedragingen van de verdachte — zoals blijkt uit de bewijsmiddelen — zonder meer volgt dat de verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever, althans is de bewezenverklaring van het hof onvoldoende met redenen omkleed.
Dit schriftuur wordt ondertekend en ingediend door Mr. J.M. van der Linden, advocaat te Waddinxveen, aldaar kantoorhoudende aan de Mozartlaan 46a, die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
Waddinxveen, 19 april 2017
Mr. J.M. van der Linden