HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, r.o. 3.8.4.
HR, 17-10-2023, nr. 21/05226
ECLI:NL:HR:2023:1462
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-10-2023
- Zaaknummer
21/05226
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1462, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑10‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:557
ECLI:NL:PHR:2023:557, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 06‑06‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1462
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑05‑2022
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2023-0170
NJ 2024/34 met annotatie van J.M. Reijntjes
Uitspraak 17‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Diamantroof op Schiphol in 2005. Medeplegen diefstal met geweld en medeplegen poging tot diefstal met geweld, art. 312.2 (jo. 45) Sr. Post-Keskin. Gebruik voor het bewijs van uitlatingen van medeverdachte in OVC-gesprekken onverenigbaar met art. 6 EVRM, nu verdediging door beroep op verschoningsrecht geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad medeverdachte te ondervragen t.a.v. die uitlatingen? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2021:576 m.b.t. beoordeling van verzoeken tot oproepen en horen van getuigen door feitenrechter in situatie dat zo’n verzoek betrekking heeft op getuige t.a.v. wie verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al (in vooronderzoek of anderszins) verklaring heeft afgelegd met belastende strekking. HR herhaalt ook relevante overwegingen uit HR:2021:1418 inhoudende dat voor beoordeling of wordt voldaan aan eisen van eerlijk proces, het gewicht van betreffende getuigenverklaring in bewijsconstructie een belangrijke beoordelingsfactor is. HR voegt daaraan toe dat daaraan niet afdoet dat ook aanwezigheid van goede reden voor het niet kunnen ondervragen van getuige en bestaan van compenserende factoren in die beoordeling moeten worden betrokken, waarbij al deze beoordelingsfactoren in onderling verband moeten worden beschouwd. Bij uitlatingen in OVC-gesprekken gaat het niet om een door getuige (in vooronderzoek of anderszins) afgelegde verklaring met belastende strekking a.b.i. HR:2021:576. Maar ook t.a.v. bewijsmateriaal waarin uitlatingen zijn opgenomen die niet als zo’n getuigenverklaring kunnen worden aangemerkt, geldt dat ex art. 6 EVRM aan verdachte het recht toekomt om authenticiteit en betrouwbaarheid van dat bewijs te betwisten en zich tegen gebruik ervan te verzetten (vgl. EHRM Jalloh/Duitsland). Van verdediging mag in die situatie worden verwacht dat zij het nodige initiatief neemt voor (doen) verrichten van (nader) onderzoek naar die authenticiteit en betrouwbaarheid, bijvoorbeeld door verzoek te doen persoon die dergelijke uitlatingen heeft gedaan, als getuige te horen. Daarbij mag van verdediging worden verlangd dat zij toelicht in welk opzicht zij uitlatingen betwist en waarin haar belang bij verzocht onderzoek is gelegen. In het geval dat verdediging ondanks dit nodige initiatief beperkingen heeft ondervonden in mogelijkheid om authenticiteit en betrouwbaarheid van bewijs te betwisten (bijvoorbeeld omdat persoon die betreffende uitlatingen heeft gedaan, niet kan worden gehoord als getuige) moet worden beoordeeld of gebruik van dergelijke uitlatingen voor bewijs in overeenstemming is met het in art. 6 EVRM gegarandeerde recht op eerlijk proces en daaraan verbonden notie van ‘overall fairness of the trial’. Bij deze beoordeling komt betekenis toe aan aard van uitlatingen, door verdediging verstrekte toelichting op haar betwisting van uitlatingen en haar belang bij verzocht onderzoek, reden waarom door verdediging verzocht onderzoek niet kan worden uitgevoerd, gewicht van uitlatingen (binnen geheel van resultaten van strafvorderlijk onderzoek) voor bewezenverklaring van feit en bestaan van compenserende factoren voor ontbreken van mogelijkheid om betreffend bewijs te kunnen betwisten. ’s Hofs oordeel dat gebruik van uitlatingen van medeverdachte voor bewijs in overeenstemming is met art. 6 EVRM, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk. Hof heeft immers in aanmerking genomen dat medeverdachte in uitlatingen die door hem spontaan zijn gedaan tijdens OVC-gesprek, verdachte heeft genoemd als één van de personen die betrokken was bij diamantroof en poging daartoe, maar dat die betrokkenheid van verdachte ook uit ander bewijs kan worden afgeleid. Daarbij heeft hof tevens betrokken dat een geldige reden bestond dat medeverdachte niet kon worden ondervraagd en dat compensatie is geboden voor de door verdediging ondervonden beperkingen bij onderzoek naar betrouwbaarheid van uitlatingen van medeverdachte, terwijl hof ook zelf die betrouwbaarheid heeft onderzocht. Volgt verwerping. Samenhang met 21/05218, 21/05232, 21/05272 en 21/05339.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/05226
Datum 17 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 december 2021, nummer 23-000418-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het derde cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het gebruik voor het bewijs van de uitlatingen van [betrokkene 7] onverenigbaar is met het door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
Het arrest van het hof
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
hij op 25 februari 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid diamanten en sieraden (ter waarde van ruim USD 72 miljoen) en een bedrijfswagen (Citroen) en een aktentas en een hoeveelheid vrachtbrieven, geheel of ten dele toebehorende aan KLM N.V. en/of Brinks Global B.V. en/of Malca-Amit Group of Companies en/of Allianz Verzekeringen en/of Securicor en/of Monstrey Worldwide, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen ( [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en een mededader vuurwapens hebben gericht en/of gericht gehouden op voornoemde personen en (dreigend) de woorden toegevoegd “Deuren dicht en op de grond liggen” en/of “Uitstappen” en/of “Hier met die portofoon” en/of “Op de grond” en/of “Waar zijn de sleutels, waar zijn de sleutels?”;
2. primair
hij op 10 februari 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een grote hoeveelheid diamanten en/of sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan diverse diamanthandelaren/expediteurs, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen (werkzaam bij de afhandeling van een waardetransport) te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met een mededader, gekleed in KLM kleding, op het beveiligde gedeelte van de luchthaven Schiphol (airside) een KLM voertuig, te weten een Citroen Jumpy voorzien van het kenteken [kenteken] , heeft weggenomen en vervolgens met dat KLM voertuig op airside naar het B platform is gereden in het bezit van vuurwapens en handgranaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“15. Een proces-verbaal van bevindingen betreffende ‘incidenten 10 februari 2005 en 25 februari 2005’ (hof: relaas zaaksdossier B1) d.d. 30 mei 2017 (map 02, p. 3 tot en met 112 en meer in het bijzonder de pagina’ s: 9, 13, 15, 16, 20, 21, 70, 96), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
(...)
Aantreffen vluchtauto Renault Express 8 maart 2005
Op 8 maart 2005 omstreeks 22:18 uur wordt aan de Kanaaldijk te Diemen een Renault Express, die in brand stond, aangetroffen. In het voertuig zijn papieren en bijbehorende cd-roms aangetroffen en veiliggesteld. Het betreffen papieren en cd-roms afkomstig van de gestolen waardezending uit de waarde transportauto van de roofoverval op 25 februari 2005 te Schiphol.
(...)
26. Een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee d.d. 22 februari 2006 (map 90, p. 290 - 301), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Bevindingen betreffende de datum 08 maart 2005
Tijdens het onderzoek is vast komen te staan dat [betrokkene 6] werkzaam is als medewerker informatiecentrum van het stadsdeelkantoor Oud-West (het hof begrijpt: Oud-Zuid) te Amsterdam.
Door de Koninklijke Marechaussee is op 2 of 3 maart 2005 gevraagd de plattegronden van de Moreelsestraat 37-2 te Amsterdam ter beschikking te stellen, in verband met een lopend rechercheonderzoek. Het ophalen van de plattegronden bij stadsdeelkantoor Oud-Zuid moet op of omstreeks 7 maart 2005 geweest zijn.
Verklaringen verdachte [betrokkene 6]
Op vrijdag 20 januari 2006, omstreeks 14:38 uur is verdachte [betrokkene 6] gehoord. Zij antwoordde op de navolgende vragen:
V: Waarom is [betrokkene 5] begin maart 2005 weggegaan? Hebben jullie toen ruzie gehad?
A: Om twee redenen, eerst omdat de relatie niet goed ging omdat hij iemand anders had. En omdat op mijn werk op gegeven moment archiefstukken met spoed werden opgevraagd door de Koninklijke Marechaussee en die stukken kwamen via mij en daarop zag ik mijn eigen adres staan. Dit was begin maart 2005 geweest.
V: Wist u toen gelijk waarom de gegevens werden opgevraagd.
A: nee alleen dat het een pandenarchief betrof van mijn adres en dat het voor de recherche was.
Vervolgens is door de verhorende verbalisanten een tapgesprek voorgelezen, nr. 6 van lijn 12, d.d. 8 maart 2005, 10.00 uur.
V: U belt u met [betrokkene 5] (het hof begrijpt: [betrokkene 5] ). U zegt tegen hem dat u ziek bent en dat hij thuis moet komen. Hij zegt dat hij naar huis gaat.
A: Dat klopt door hetgeen ik zojuist aan u verteld heb, was ik echt ziek, ik was er echt ziek van. En ja, toen is hij naar huis gekomen.
Op zondag 22 januari 2006, omstreeks 13:17 uur is verdachte [betrokkene 6] nogmaals gehoord. Zij antwoordde op de navolgende vragen:
V: Waarom moest [betrokkene 5] dan het huis uit?
A: Het was mij duidelijk waarom jullie stukken opvragen. Ik heb 1 keer eerder een inval meegemaakt. Mijn gedachte er achter was dat er mogelijk weer een inval zou kunnen komen. Dat is mijn enige reden.
Afgeluisterde en opgenomen telecommunicatie
Op 8 maart 2005 omstreeks 10.00 uur is er een gesprek opgenomen waarbij [betrokkene 6] naar [betrokkene 12] (het hof begrijpt: [betrokkene 5] belt en zij vraagt of [betrokkene 5] thuis wil komen.
[betrokkene 12] wgb (hof: wordt gebeld door) [betrokkene 6]
geeft aan dat ze net gespuugd heeft en vraagt aan [betrokkene 12] of hij nu even naar huis wil komen. [betrokkene 12] geeft aan dat hij eraan komt.
Op 8 maart 2005 omstreeks 10.26 uur is er een gesprek opgenomen waarbij [betrokkene 5] naar [verdachte] belt en zij afspreken elkaar te ontmoeten, bij de kapper in de P.C. Hooftstraat omdat [betrokkene 5] daar zit.
Binnen het onderzoek “ROCK” zijn de printlijsten opgevraagd van het telefoonverkeer tussen de telefoonnummers welke in gebruik zijn [verdachte] en [betrokkene 5] . Hieruit blijkt dat op 8 maart 2005 een verhoogd telecomverkeer plaatsvindt dan wel pogingen daartoe tussen [verdachte] en [betrokkene 5] .
Op 8 maart 2005 om 12.40 uur, 13.38 uur en 13.43 uur is er op lijn 12 gesprek nummer 250049550, 250049551 en 250049554 een gesprek opgenomen waarbij door [betrokkene 5] en [verdachte] kennelijk heimelijk afspraken worden gemaakt elkaar te ontmoeten.
27. Een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee d.d. 27 februari 2006 (map 90, p. 191 - 193), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de opgevraagde printlijsten heb ik, verbalisant, een onderzoek ingesteld naar het belgedrag met het nummer [telefoonnummer 1] . Uit het onderzoek is bekend geworden dat [verdachte] dit nummer gebruikt.
Op 8 maart 2005 heeft [verdachte] :
- 8x contact met het nummer [telefoonnummer 2] waarvan bekend is geworden dat dit in gebruik is bij [betrokkene 5] ;
- 3x contact met telefoonnummer dat in gebruik is bij [betrokkene 11] .
28. Een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee d.d. 31 januari 2006 (map 97, dossierpagina 25-27), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
In het kader van het rechercheonderzoek “ROCK” heeft op maandag 9 januari 2006 een doorzoeking plaatsgevonden in een woning gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] zijnde het woonadres van de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1964. Tijdens deze doorzoeking heb ik, verbalisant [verbalisant] onder andere een kamer doorzocht, gelegen achter de grote slaapkamer op de verdieping boven de huiskamer. Langs de rechterwand van deze ruimte, gezien vanuit de deuropening, bevond zich een roede waaraan een groot aantal kledingstukken hing, waaronder een twintigtal herenjassen. In één van de zakken van één van deze jassen trof ik een klein opgevouwen velletje papier aan, met hierop een aantal notities. Gezien de aard van deze notities rees bij mij het vermoeden dat een en ander betrekking had op diamanten.
29. Een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee d.d. 14 februari 2006 (map 91, dossierpagina 14-32), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking op 9 januari 2006 in het pand [a-straat 1] te [plaats] , zijnde de woning van [verdachte] , werd in de zak van een jas een gelinieerd papier aangetroffen met daarop enkele handgeschreven aantekeningen.
Ik, verbalisant, las op het gelinieerde A4 papier, aangetroffen bij [verdachte] , verschillende handgeschreven aantekeningen, waaronder verschillende bedragen, en:
Yellow Hart 2,92
Cus Yellow 8,05
Cus Yellow 8,03
Em.F.I. 5,09
Door mij, verbalisant zijn de notities van [verdachte] vergeleken met de eerder in het onderzoek verzamelde specificaties van de weggenomen zending waardevolle goederen van 25 februari 2005.
De inbeslaggenomen notitie betreft omschrijvingen van geslepen diamanten aan de hand van 3 'C's', te weten gewicht in karaat, kleur en zuiverheid. Bij enkele omschrijvingen werd ook een vorm genoteerd.
Tijdens het onderzoek 'ROCK' is meerdere malen samengewerkt met de Gerechtelijke Dienst te België, Antwerpen. Te Antwerpen is het team 'Diamant' van de federale politie gespecialiseerd in onderzoeken met betrekking tot vermogensdelicten.
Op 26 januari 2005 heb ik middels een rechtshulpverzoek een gedetailleerde vraagstelling verzonden omtrent ‘afwijkende’ aantekeningen op de notities. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een reactie van drie benadeelden/aangevers op de volgende notities op de aantekeningen van [verdachte] , te weten:
Yellow Hart 2.92 ( [verdachte] )
Cus Yellow 8,03 ( [verdachte] )
Cus Yellow 8.05 ( [verdachte] )
EM F.I. 5,09 ( [verdachte] )
De benadeelde en aangever [A] geeft aan dat de omschrijvingen “Yellow Hart 2,92' en getekende hartvorm met aanduiding ‘2,92’ de volgende specificatie moet betreffen:
Karaat | Kleur | Vorm | Firma |
52) 2,90 | ARP-29/ A52-2 | Heart shape | [A] |
Deze diamant is gezien de afwijkende kleur geel en de geslepen hartvorm als ‘zeer zeldzaam’ aan te merken.
De benadeelde en aangever [B] geeft aan dat de omschrijvingen Cus Yellow 8,03' en ‘Cus Yellow 8,05’ de volgende specificaties moet betreffen:
Karaat | Kleur | Zuiverheid | Vorm | Firma |
53) 8,01 | K | VS | Old cut | [B] |
54) 8,04 | L | VS | Old cut | [B] |
De bovengenoemde diamanten met een gewicht van boven de acht karaat zijn zelfs in algemene begrippen als ‘zeer zeldzaam’ aan te merken. Deze diamanten zouden op 25 februari 2005 als paar worden verzonden. De aantekeningen, aangetroffen bij [verdachte] , tonen de genoemde specificaties ook bij elkaar vermeld.
De benadeelde en aangever [C 1] geeft aan dat de ‘EM F.I. 5,09’ omschrijving de volgende specificaties moet betreffen:
Karaat | Kleur | Zuiverheid | Vorm | Instantie | Cert.nummer | Firma |
55) 5,07 | Fancy vivid Yellow | VVS 2 | Emerald cut | GIA | 12242771 | [C 1] |
30. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 21] d.d. 14 februari 2006 (map 91 dossierpagina 121-123), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[betrokkene 21] is als deskundige op het gebied van edelstenen en diamanten verbonden aan het Nederlands Edelsteen Laboratorium. Vanuit deze expertise is [betrokkene 21] gedurende het verloop van onderzoek “Rock” diverse malen benaderd door personeel van het onderzoeksteam voor nadere toelichtingen met betrekking tot diamanten.
[betrokkene 21] wordt door mij, verbalisant, na toelichting over onderzoek “ROCK” uitgelegd dat tijdens doorzoekingen op 9 januari 2006 aantekeningen, betrekking hebbende op diamanten, in beslag zijn genomen. Deze aantekeningen zijn [betrokkene 21] getoond. Hier is reeds afzonderlijk proces-verbaal van opgemaakt waarin [betrokkene 21] heeft vastgesteld dat deze aantekeningen betrekking hebben op diamanten. [betrokkene 21] wordt door mij, verbalisant, uitgelegd dat nu per proces-verbaal van bevindingen deze aantekeningen zijn vergeleken met de bij het onderzoeksteam aanwezige (diamant)specificaties van de weggenomen zending van 25 februari 2005 te luchthaven Schiphol. Hierbij worden door mij, verbalisant, de aantekeningen en de specificaties van de weggenomen zending van 25 februari 2005 aan [betrokkene 21] getoond waarvan bij mij het ernstig vermoeden is ontstaan dat deze overeenkomen.
Naar aanleiding van het vorengenoemde wenste [betrokkene 21] hierop het volgende te verklaren:
“U heeft mij zojuist uw per proces-verbaal verwoorde bevindingen getoond.
Daarnaast geeft u aan (het hof leest: dat) 4 diamanten, te weten een ‘yellow heart’, 2 diamanten van 8 karaat en één van 5 karaat, overeenkomen met specificaties uit de weggenomen zending. Tevens hebben 3 benadeelde ondernemingen hierop gereageerd.
Met betrekking tot de diamantomschrijving met de 'yellow heart' omschrijving kan ik u het volgende verklaren: qua gewicht en kleur betreft het hier een diamant die beslist zeldzaam is. De kans dat het hierbij om de diamant gaat, genoemd op specificaties van de weggenomen zending, is daarom zeer groot. Het verschil in gewicht is te verklaren uit niet nauwkeurig wegen, al of niet gecombineerd met mogelijke verkeerde afronding (in de handel is het gebruikelijk dat pas wordt afgerond naar boven wanneer het derde decimaal 9 betreft).
Met betrekking tot de twee diamantomschrijvingen van 8 karaat kan ik volgende verklaren: de in de specificaties van de benadeelde omschrijving 'Old cut’ betreft inderdaad die diamanten die een 'kussen' slijpvorm hebben. Dit komt terug op de twee aantekeningen van 8,03 en 8,04 karaat. Ook hier is de afwijking in gewicht als bovengenoemd te verklaren.
Gezien het gewicht van deze twee diamanten gaat het ook hier om zeldzame stenen en is een overeenkomst met de gegevens op de specificaties van de weggenomen zending waarschijnlijk.
Met betrekking tot de diamantomschrijving van 5 karaat kan ik het volgende verklaren: de omschrijving op de aantekeningen betreft ‘Em 5,09 F.I.’. ‘Em’ is een afkorting die veelvuldig gebruikt wordt voor de slijpomschrijving ‘Emerald Cut’. Het ligt voor de hand dat ‘F.I.’ staat voor Fancy Intensel, welke een omschrijving/term is die voorkomt in de kleurschaal die gebruikt wordt door de certificerende instantie G.I.A. van wie de specificatie afkomstig is. De omschrijving op het rapport in de aangifte, zijnde ‘Fancy Vivid’ ligt zeer dicht tegen deze beschrijving aan. Het gaat hier om nuanceverschillen die door een ‘leek’ nauwelijks opgemerkt worden. Ook hier is het gewichtsverschil uit te leggen als bovengenoemd.
31. Een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee d.d. 9 december 2013 (map 66, dossierpagina ’s 7-8), met als bijlage een geschrift, zijnde een uitwerking Opgenomen Vertrouwelijke Communicatie (dossierpagina’s 9-15), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 24 september 2013 werd, naar aanleiding van informatie verstrekt door de politie Utrecht, in opdracht van de brigadeleiding besloten tot het instellen van een nader onderzoek naar de gewapende overval op 25 februari 2005 op de luchthaven Schiphol. In verband hiermee werd een onderzoeksteam samengesteld en werd onder de onderzoeksnaam “Eaton” nader onderzoek verricht. Op 30 september 2013 werd door het onderzoeksteam een CD ontvangen met daarop een gesprek, welke was verkregen via Opnemen Vertrouwelijke Communicatie met een technisch hulpmiddel (OVC), van maandag 17 juni 2013.
Deelnemers in het gesprek:
[betrokkene 22] : [betrokkene 22] , geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats]
[betrokkene 7] : [betrokkene 7] , geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats]
21:42:06
[betrokkene 7] : Zo'n groene batterij. Wat eh wat weegt die?
[betrokkene 22] : Ik weet niet.
[betrokkene 22] : Geen idee een kilo ofzo.
[betrokkene 7] : Zal best. Lood hè wegen die dingen.
[betrokkene 22] : Ja.
[betrokkene 7] : Ja.
[betrokkene 22] : Dat zijn ook van die dingen die weet ie helemaal niet.
[betrokkene 7] : Weet ie helemaal niet man.
[betrokkene 22] : Hoe komt ie eraan dan?
[betrokkene 7] : Ehh is niet van die [betrokkene 20] man.
[betrokkene 22] : Van wie is dat dan?
[betrokkene 7] : Is niet van die [betrokkene 20] , man. Ehh die is gewoon van die eeeeh hoe heet het... die gozer die ze neer hebben geknald weet je, die neger.
[betrokkene 22] : Die weet ook wel wat het is.
[betrokkene 7] : Watte
[betrokkene 22] : Die heb er ook geen verstand van.
[betrokkene 7] : Die weet wel wat het is, maar maar ehh ze communiceren niet meer zoveel met elkaar, weet je.
Eh die gozer zit in Suriname, weet je ehh die is veiliger daaro en die [betrokkene 20] heeft het via vrienden van hem hebt ie het terug kunnen halen. Die [betrokkene 20] wacht nog steeds op zijn geld ervan, weet je ook van die AK's allemaal. Die [betrokkene 20] heeft een pak verlies gemaakt daarop op die zaak, weet je.
[betrokkene 22] : Hmm
[betrokkene 7] : Van afstand hebben is ie ook helemaal niet. Weet ie ook helemaal niks van, weet ie helemaal niks ... (van of meer).
21:44:02
[betrokkene 7] : Nee hij is er ook huiverig voor geworden zelf, weet je.
[betrokkene 22] : Waarom?
[betrokkene 7] : Ja waarom ja huiverig in die zin dat ehh... Zelf wil ie er niet mee gelinkt worden, weet je. Bedoel ehh... die man heb genoeg. Die is nog steeds eh is ie paranoia dat een keertje die val voor hem dichtklapt, weet je. Zo nu en dan slaat ie helemaal door man.
[betrokkene 22] : Hmmm.
[betrokkene 7] : “Ik wacht op het moment dat er iemand zo gaat staan”, zegt ie dat zegt ie. Zoveel tijd zit erin, weet je.
[betrokkene 22] : Die wat?
[betrokkene 7] : “Ik wacht op het moment dat iemand zo gaat staan “ zegt ie. Ik zeg eh wie zou dat dan kunnen doen? Ik zeg eeeh jij? Ik zeg [verdachte] ? Tuurlijk niet man. Ja ehh hij is echt bang. Er zijn meerdere mensen die het weten, weet je.
[betrokkene 22] : Dat iemand het gaat vertellen?
[betrokkene 7] : Ja daar is ie bang voor, weet je dat iemand zo gaat staan, weet je met een ... n.t.v.
[betrokkene 22] : Hij weet wie erbij betrokken is?
[betrokkene 7] : Ja.
[betrokkene 22] : Dat lult toch niemand man.
[betrokkene 7] Nee.
[betrokkene 22] : Hmmm misschien denken zij wel over hem zo. Die andere. Dat hij zo gaat staan.
[betrokkene 7] : Hij is best wel gesloten hoor. Maar ja... het zit met name om die [verdachte] maakt hij zich zorgen, weet je.
[betrokkene 22] : Ja hmm.
[betrokkene 7] : Destijds dat ie ehh (korte stilte).
[betrokkene 22] : Waarom?
[betrokkene 7] : Die gasten hebben gewoon .... Zijn allemaal van die nietsnutten dat ie beschermt, weet je, die zwaar eh zwaar hebben mee lopen profiteren, weet je, eigenlijk.
[betrokkene 22] : Hij vertrouwt het niet?
[betrokkene 7] : Ja in die zin ehh het zal een reden hebben man. Hij eh hij hoort ook af en toe dingen van mensen, weet je. Dat ie ehhh.
[betrokkene 22] : Waarom werk jij dan met hem?
[betrokkene 7] : Ikke ik heb helemaal geen problemen met de man. Die man heeft mij nooit wat gedaan [betrokkene 22] .
[betrokkene 22] : Nee het hoeft maar 1 keer te gebeuren.
[betrokkene 7] : Ja neee maar eh kijk die [betrokkene 20] . Die [betrokkene 20] is paranoia man. Ik weet.. Ik weet ook eh die [verdachte] man en ze ehh. Hey die [betrokkene 20] mag hem eigenlijk dankbaar zijn man. Die eh die [verdachte] heeft alles gedaan man.
[betrokkene 22] : Hmm.
[betrokkene 7] : Die [verdachte] heeft alles gedaan man ze eh ha ehhmmh een lul, weet je, maar wel een lefgozer, weet je. Hey ehm die [betrokkene 20] durfde er niet op te gaan hoor.
[betrokkene 22] : Hmm.
[betrokkene 7] : Wat dat betreft ehhhh hebt ie het eigenlijk makkelijk gekregen, weet je.
[betrokkene 22] : Ja vind ik ook.
21:46:48
[betrokkene 7] : Ik weet ook van ehh van die [betrokkene 20] . Hij zegt: “Die lag in dat postkantoor of ehm...... bank dus ik moest die gozer meetrekken.” Hij zegt: “Als ie niks kan vinden.” Hij zegt: “Hij blijft doorgaan jongen.” Hey met zoeken, weet je.
[betrokkene 22] : [betrokkene 11] ?
[betrokkene 7] : Nee die [verdachte] , weet je gewoon, dat ken ie niet hebben als ie niks kan vinden, weet je. Ehm hij weet je hij moet het hebben, hij moet buit hebben, weet je. Hey ehm eh maar die [betrokkene 20] zegt: “Hey we zien niks wegwezen”, weet je. Hij zegt “Maar eh dan gaat hij nog ff door”. Dat zei die ook. Hij zei: “ [betrokkene 7] je moet hem meetrekken af en toe man” Hij zegt: “Als ie het niet ziet liggen hoor”. Hij zegt ehh
[betrokkene 22] : Anders ben je veel te lang binnen.
[betrokkene 7] : Ja volgens die [betrokkene 20] , volgens die [betrokkene 20] , weet je. Die [betrokkene 20] zegt ehhh: “Ja je hebt je tijd nodig om weg te gaan”, weet je. Het is een bliksemactie. Hij zegt: “Maar het gebeurde welis dat je er niet bij ken of ehh.. dat kon ie dan niet hebben”, weet je, dan ging ie door, weet je.
[betrokkene 22] : Ja.
[betrokkene 7] : Ja wat dat betreft is het wel een ehhh coole man inderdaad. Ik weet ook nog over hem in het toilet jonge dat ik naast hem zat hè. Samen op het toilet met zijn drieën.
[betrokkene 22] : Hmmm.
[betrokkene 7] : Nee met zijn tweeën. Ik alleen met hem.
21:48:00
[betrokkene 7] : Gewoon grappen maken, weet je. Ik sta helemaal strak man, ikke.
[betrokkene 22] : Welk toilet?
[betrokkene 7] : Ehhh op Schiphol man. Er zat een gozer naast ons te schijten, weet je. Precies naast ons. Op een gegeven moment, ik ging op die toiletpot staan en ehh hij ehh ging pissen, weet je. Zo weet je ehhhh weet je of ehh zitten, weet je, zodat die kerel onder die deur door kon kijken, want je zag iedereen zijn voeten daar, weet je.
[betrokkene 22] : Ja.
[betrokkene 7] : Gaat ie gewoon ehh gaat ie gewoon grappen maken jongen! Die gozer oeren terwijl ik. Hey ik denk hou je kanus man, weet je, houd je bek man.
[betrokkene 7] : ....... ntv.... dadelijk schiet ik in zijn neus ..... ntv..... gewoon wereldnieuws ehhh houd je bek man.
21:48:46
[betrokkene 7] : En ehh op het platform ook nog met die ehhm met die wagen met die bewaker ehm ... dat we daar voor schut gingen man, weet je. Dat die kerel zei: “Hey jullie hebben die wagen van ehh van ehh [betrokkene 10] gepakt”. “ [betrokkene 10] gepakt?” Hij zei: “Meen je dat nou? “. Maar hij ken heel goed lullen hij ken zich heel goed uitlullen, weet je gewoon. Ehm ik zou gelijk in paniek raken, weet je. In zijn paniek ik.
[betrokkene 22] : Ja.
[betrokkene 7] : Ik eh ik ik, weet je. Ik bij mij komt er agressie tevoorschijn, weet je. Ik eh zou vluchten gelijk, weet je. Ik denk bij mijn eigen hee eh op dat binnenterrein. Op dat binnenterrein moet je niet gepakt worden, weet je. Met een machinegeweer en een handgranaat, weet je. Je had gewoon 15 jaar gekregen. Je ken zeggen wat je wilt, maar ze gaan er gewoon vanuit daaro dat je het bent. Dat je dat je misschien terrorist ehh terrorist ehh ( [betrokkene 7] doet wat lacherig), weet je. Ehh hmm het ging bijna fout een machinegeweer in eehhm in een slaapzak man en een paar handgranaten en een pistool, weet je. Het moet niet fout gaan, weet je gewoon.
[betrokkene 22] : Hmmm.
[betrokkene 7] : Op een gegeven moment, hij begint gewoon met die kerel. Die kerel trekt gewoon de deur open. Maar die kerel denkt echt dat wij ehh gewoon personeel waren, weet je. Hij zegt eh hij zegt: “Ja ouwehoeren jij hebt hem van [betrokkene 10] gepakt man”. Van [betrokkene 10] ? Hij zegt... Iedereen heeft zijn eigen map dus hij... kijken. Hij zegt “Kelere”. Hij zegt: “Het is echt van [betrokkene 10] , ik ga hem terug brengen”. Hij zegt. Die kerel zegt: “NU!”. Die kerel met eh drie bewakers, strepen, alles weet je en bellen die reden gewoon achter ons aan man.
[betrokkene 22] : Meen je dat nou?
[betrokkene 7] : Ja die reed gewoon ehh. Hij zegt: “NU! Nu terugbrengen!”. Ik zeg wat ga je doen? Ik zo maar eh hey die uitgang. Wij eh wij staan hier de uitgang is hier. Weet je wel, om eh van het terrein af te komen. Maar waar die auto vandaan kwam, was op het binnenterrein, hier ergens. Ik zeg wat ga je doen?! Hij zegt: “Ik ga die auto terugbrengen”. En dan? Zeg ik. Ik zeg, die kerel laat het daar niet bij, die gaat verder praten hoor, weet je gewoon en dan staan we daaro. Dat weet ik gewoon. Ik zeg wat jij gaat doen. Ik zeg je ramt die je ramt nu die slagboom!! Zeg ik zo tegen hem. Meen je dat nou? Ik zeg Rammen man! Nou op een gegeven moment reed ie op die boom af ging ie in 1 keer voor ons open, weet je. Hahahaha (je hoort [betrokkene 7] lachen)
[betrokkene 22] : Wat deed die kerel?
[betrokkene 7] : Nee die kerel, die kerel reed achter ons aan nou. We gingen eerst, we gingen eerst de goeie kant op en in 1 keer maken we een rondje en ze stonden heel raar te kijken naar ons, weet je. Ehheheh ( [betrokkene 7] lacht wat). Reden we met een wagen weg zonder kentekenplaten, reden we gewoon de straat op.
[betrokkene 22] : Hmm
[betrokkene 7] : Ze hebben auto’s ook op het binnenterrein daar zitten geen kentekenplaten op. Ehh een heel stuk nog naar ehm richting Hoofddorp gereden man zonder kentekenplaten.
[betrokkene 22] : (je hoort [betrokkene 22] gniffelen).
[betrokkene 7] : Jaah (op een lachende toon).
[betrokkene 22] : (je hoort [betrokkene 22] lachen).
[betrokkene 7] : (je hoort [betrokkene 7] kuchen).
[betrokkene 22] : Wat deed die kerel? Kwam ie achter jullie aan of niet?
[betrokkene 7] : Nee nee die bleef bij die slagboom staan. Hij begreep het allemaal niet meer jongen die kerel... (op een lachende toon) ... die die wat doen die nou dat personeel, we hadden pakken ook aan man. We zagen er ehmm eh hmm als die koffertrekkers zagen we eruit allemaal man. Ja die kerel die keek ons aan jongen. Bij die boom. Toch nog een goed geheugen gehad hè die kerel hey.
[betrokkene 22] : Hmm
[betrokkene 7] : Achteraf hoor. He?
[betrokkene 22] : Heeft ie jou herkend?
[betrokkene 7] : Hij heeft mij eh hey mij ehh ik hey ik pas ook in die tekening man. Ik pas goed in die tekening die in de krant stond, weet je. Ze zeiden tegen mijn vader, dat is je zoon. Mijn vader zegt “dat is mijn zoon niet”, weet je man. Ik zeg weet niet ik ... ntv... zoon... Hij zegt ... ntv... Op een gegeven moment mijn advocaat zegt ook er passen er 13 in een dozijn. En een dozijn is 12 toch. Hij zegt in Amsterdam heb je een heleboel van dat soort types, weet je gewoon, die voor hem door kunnen gaan. Het is allemaal maar met een sisser afgelopen voor mij, weet je. Het had heel anders voor mij kunnen aflopen.
[betrokkene 22] : En die tekening. Was het hij die achter het stuur zat?
[betrokkene 7] : Hij zat achter het stuur.
[betrokkene 22] : Zijn tekening was het?
[betrokkene 7] : Het was hij of zij of ik, weet je gewoon.
[betrokkene 22] : Maar die kerel praatte met hem?
[betrokkene 7] : Die kerel ja, maar die keek ons allebei aan man. En die andere gasten die stonden er ook bij, weet je. Stonden ook te kijken, weet je gewoon.
[betrokkene 22] : En die waren met zijn tweeën?
[betrokkene 7] : Ja wij waren met zijn tweeën hun die waren met zijn vieren man. Vier man in een grote jeep, weet je. Die gele jeep van hun eigen bewaking van het binnenterrein, weet je. Waar alleen vliegtuigen rijden.
21:53:00
[betrokkene 7] : Op een gegeven moment heeft ie nog een telefoontje ook bij zich. Die kerel zit te praten. En op een gegeven moment hè. Doet ie net of ie belt. “Oh ja ik heb het gehoord ja”. Hij zegt “Ik moet ik moet nu die auto terugbrengen. Ja [betrokkene 10] ik kom eraan”, weet je gewoon. Dat deed ie gewoon ik zag die kerel. Die kerel zat helemaal verbouwereerd zat ie te kijken man. Dat deed ie gewoon.
[betrokkene 22] : Ooh hij deed dat.
[betrokkene 7] : Hij deed dat! Hij ken improviseren jongen die gozer die is een acteur! Ik ehm ik trek op dat moment die deur dicht. De mazzel ik ga niet eens met je in discussie man. Ik denk op dat moment alleen maar aan mijn vrijheid, wegwezen, weet je gewoon. Maar dat ehm dat bedoelt die [betrokkene 20] natuurlijk. Die [betrokkene 20] zegt: “Hij probeert zich overal uit te likken”, weet je. Hey maar wel eh daar op het terrein hè, waar moet je naar toe man. Als je als je die auto neerzet loop je daar met je slaapzak met je kussensloop rond. Daarin zit een machinegeweer een pistool en een handgranaat in. Allemaal kantoren heb je daaro. Elke ... elke ehm pier elke pier heb eh heb zijn eigen kantoor met personeelsleden, weet je. Hey het staat vol met camera's daaro. Je hebt de grootste problemen man.
[betrokkene 22] : Hmm
Korte stilte .... + - 15 seconden.
[betrokkene 7] : Aah wat dat betreft kijk die [betrokkene 20] heeft het allemaal bij elkaar gebracht, maar hij heeft het makkelijk gekregen. Hij heeft het echt makkelijk gekregen. Dat ehh... hij ehm ehh hij heeft gewoon de juiste mensen bij elkaar weten te brengen om die informatie te krijgen, weet je. Het is later uitgebreid hij zegt: “ [betrokkene 7] ”. Dat zei die ook nog. Hij zegt: “Ik ga daar van mijn leven niet op!” zei die ook. Dat zei die ook letterlijk, weet je. Ook tegen [verdachte] . Hij zegt: “Je mag meedoen, maar ik ga er niet op”.
[betrokkene 22] : Ja waarom niet? Wat is de reden?
[betrokkene 7] : Nee gewoon ......... vrijheid, blijheid.
[betrokkene 22] : Link.
[betrokkene 7] : Nee vrijheid, blijheid gewoon. Hij wou eromheen zijn, buiten. Buiten doken we hem op en niet de binnenkant.
[betrokkene 22] : Meen je dat nou? Parasiet.
[betrokkene 7] : Hehehe (lachje van [betrokkene 7] ) Neeh hij kon het eisen, omdat het eh zijn tip ehmm weet je alles bij mekaar, weet je. Hij zegt het gewoon omdat ie ehhh maar ja weet je, op zich ehh ik kon er op zich mee leven zeg je deelt allemaal gelijk mee, weet je en eeeh het is take it or leave it, weet je. Maar de eerste keer ging ik er gewoon voor. Maar toen dat fout ging hè wouden ze een week later wouden ze weer. Toen zat in mijn hoofd nog hey fuck dat man.
[betrokkene 22] : Ja maar wat zullen ze gedacht hebben man, toen.
[betrokkene 7] : Hey achteraf he achteraf, weet je gewoon ehh hadden ze ehhm hadden ze ehm zeiden ze ook van ehhmm achteraf wisten ze dat het twee weken eerder had moeten gebeuren, weet je.
[betrokkene 22] : Ja natuurlijk wel.
[betrokkene 7] : Achteraf wisten ze dat, weet je. Hey maar eh op dat moment ehh begrepen ehh begrepen ze het allemaal niet, weet je gewoon. Het schijnt vroeger daar vaker te zijn voorgevallen, weet je.
Insluipers op het terrein; weet je gewoon. Die gewoon eh lading komen stelen ofzo, weet je.
[betrokkene 22] : Hmm
[betrokkene 7] : Maar dat hoor ik dan via via via die eh [betrokkene 1] en ehhmm naja goed wat voor waarheid zit daar aan, weet je. Want eh ze kennen ook heel goed hun eigen pheh hun eigen straatje praten, weet je. Terwijl ik ehh in het hol van de leeuw zit.
21:56:23
... ntv... wat voor ze regelen. ... ntv...
21:56:37
[betrokkene 7] : Die [betrokkene 11] heeft toen mijn plek gepakt en ehh, die heeft een .... ‘oen’ (fonetisch) gehad, weet je.
32. Een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee d.d. 14 april 2014 (map 66, dossierpagina’s 16-18), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
OVC-gesprek 17 juni 2013
Op maandag 30 september 2013 werd door het onderzoeksteam een CD ontvangen met daarop een gesprek, welke was verkregen via Opnemen Vertrouwelijke Communicatie met een technisch hulpmiddel (OVC), van maandag 17 juni 2013. Het bij ons in bezit zijnde gesprek voornoemd hebben wij laten bewerken door het team Data Processing Centrum van de afdeling Interceptie en Sensing van de Dienst Landelijke Operationele Samenwerking van de Landelijke Eenheid van Politie Nederland. Dit OVC-gesprek is beluisterd en verwerkt waarvan een afzonderlijk proces-verbaal is opgemaakt.
Uitluisteren OVC-gesprek bij DLOS
Op 8 april 2014 zijn wij, verbalisanten, bij de Dienst Landelijke Operationele Samenwerking (DLOS) geweest om 3 fragmenten, met behulp van een audio specialist, opnieuw te beluisteren. Deze 3 fragmenten waren hiervoor niet of zeer moeilijk verstaanbaar. De specialist heeft per fragment de audio gefilterd om het beter verstaanbaar te maken. Hieronder de 1e uitwerking en daaronder de 2e uitwerking (...):
Fragment 2:
1e uitwerking: P: ... ntv. Dadelijk schiet ik in zijn neus .... ntv.... gewoon wereldnieuws ehhh houd je bek man.
2e uitwerking: N:... had geschiedenis geweest.... gewoon wereldnieuws ehhh
P: houd je bek man.
Fragment 3:
1e uitwerking: .... ntv .... Wat voor ze regelen .... ntv ....
[betrokkene 7] : Die [betrokkene 11] heeft toen mijn plek gepakt en ehh, die heeft een ... 'oen' (fonetisch) gehad, weet je
2e uitwerking: .... ntv .... Wat voor ze regelen .. .. ntv .. ..
[betrokkene 7] : Die [betrokkene 11] heeft toen mijn plek gepakt en ehh, die heeft een 'mejoen' (fonetisch) gehad, weet je
(...)
37. Een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee ‘met betrekking tot stelselmatig ingewonnen informatie’ d.d. 23 mei 2017 (map 65, dossierpagina 3-16, meer in het bijzonder de pagina’s 4, 9, 11, 13, 14 en 15), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
(...)
Twee neven betrokken bij overval
Op 14 januari 2017 merkte opsporingsambtenaar A-3755 op dat hij gelezen had dat men ook het vermoeden had dat er twee neven bij de diamantroof betrokken waren geweest. Hierop zei [betrokkene 14] dat er één bij was en dat hij ze kent en met hen in Suriname is geweest.
[betrokkene 14] heeft op 22 januari 2017 tijdens een verhoor verklaard dat hij onder andere met [betrokkene 11] in Suriname is geweest, wat bovenstaand verhaal bevestigt.
Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 14] met proces-verbaal nummer PL27QR/13-900076/437 is opgenomen in zijn persoonsdossier, map C6 bladzijde 147 (hof: meer in het bijzonder p. 152).
Uit een inbeslaggenomen paspoort van [betrokkene 14] is gebleken dat [betrokkene 14] in dat paspoort een stempel had van een kort verblijf in Suriname van 2 tot 9 juni 2005. Hiernaast stond er een uitreisstempel van Suriname in met de datum 11 juni 2005.
Uit een inbeslaggenomen paspoort van [betrokkene 11] tijdens onderzoek Rock, is gebleken dat hij in dat paspoort een stempel had van een kort verblijf in Suriname van 10 mei 2005 tot 10 juni 2005. Hiernaast stond er een uitreisstempel van Suriname in met de datum 15 juni 2005.
Uit deze paspoortstempels blijkt dus dat [betrokkene 14] en [betrokkene 11] in dezelfde periode in Suriname zijn geweest.
Op 15 oktober 2015 is [betrokkene 16] doodgeschoten. [betrokkene 16] was voorman van motorclub “ […] ” en was de neef van [betrokkene 11] .
(...)
42. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2016 van de Landelijke Eenheid van de politie, team WOD, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren A-3754 en A-3755 (map 68, dossierpagina 118 - 122), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Wij, politiële informanten, A-3754 en A-3755 kregen opdracht om [betrokkene 14] te ontmoeten. Op 29 juli 2016 ontmoetten wij [betrokkene 14] .
Ik, A-3755, zei tegen [betrokkene 14] : “Die gasten waar ik gisteren mee gesproken heb, die hebben mij verteld dat ik eens op internet moest kijken naar de diamantroof op Schiphol jaren geleden. Zij vertelden mij als jullie man hierbij is geweest dan is dat de man die we zoeken”. Vervolgens zag ik, A-3755, dat [betrokkene 14] begon te glimlachen en daarbij instemmend knikte. Ik hoorde dat hij vervolgens zei: “Laat ik het zo zeggen, ik had 10% van de aandelen.” Toen ik daarop vroeg of hij met die 10% aandelen, aandelen van de beurs bedoelde, hoorde ik [betrokkene 14] zeggen: “Nee, ik zou 10% van de opbrengst van die gestolen diamanten krijgen, maar ze hebben mij bedonderd”. [betrokkene 14] vervolgde met te zeggen dat hij verwacht had met pensioen te kunnen gaan met zijn aandeel in de diamantroof, doch was bedrogen uitgekomen.
Toen ik, A-3754, vervolgens weer aansloot aan tafel vertelde A-3755 mij dat [betrokkene 14] hem zojuist verteld had dat hij een van de mannen van de grote diamantroof op Schiphol was geweest, jaren geleden. Ik, A-3755, zag dat [betrokkene 14] hierbij instemmend knikte en wij hoorden [betrokkene 14] vervolgens zeggen, terwijl hij met zijn handen de beweging maakte van een berg, “Hebben jullie ooit wel eens zo'n berg van diamanten gezien”. Toen wij vervolgens nee zeiden, zei [betrokkene 14] : “Ik wel.”
Hierop ging [betrokkene 14] verder en vertelde:
- Dat hij voor de contacten had gezorgd.
- Dat hij af en toe 10.000 kreeg maar dat hij nooit de volle sporttas heeft gekregen die hem is toegezegd.
- Dat hij vlak na het gebeuren 10.000 kreeg om te feesten en dat hij dat toen ook heeft gedaan.
- Dat hij alles in US dollars kreeg en dat hij daarom de koers van die tijd nog weet.
- Dat het 10 jaar geleden is en dat ze geen spoor hebben achtergelaten.
Hierna vroeg ik, A-3754, of hij niet alsnog zijn geld wilde krijgen en of hij geen wraak wilde.
Hierop zei [betrokkene 14] :
- Dat ze zeggen dat het op is en herhaalde tot tweemaal “wat moet ik”.
- Dat hij ze niet meer ziet.
- Dat hij er nog wel 1 zou kunnen achterhalen maar dat hij niet weet wat hij er mee zou moeten.
- Dat er meer bedonderd zijn en dat hij niet de enige is.
- Dat hij ook niet weet wat waar is omdat iedereen wat anders zegt maar dat niemand die hij kent die erbij was in luxe baadt.
Tijdens de terugreis begon [betrokkene 14] weer over de roof en zei vervolgens:
- Dat het tien jaar geleden is, dat ze geen spoor hebben nagelaten. Dit herhaalde hij nog een keer.
- Dat hij deze jongens via via heeft leren kennen, dat het plan daar was, dat ze wat hebben geobserveerd en dat het toen is uitgevoerd.
- Bij de diamantroof waren vuurwapens betrokken. Vervolgens maakte [betrokkene 14] een pistoolbeweging met zijn duim en wijsvinger.
Tijdens de autorit vroeg ik, A-3755, wat [betrokkene 14] gedaan had met het geld wat hij wel heeft gekregen, hierop zei [betrokkene 14] :
- Dat hij samen met een vriend het appartement in de ingestorte toren had gekocht en hij hier 50.000 euro in had gestoken.
- Dat hij een neef in Turkije 50.000 euro heeft gegeven.
- Dat hij het appartement met [betrokkene 23] heeft gekocht waar hij nu woont en er ongeveer 50.000 euro in had gestoken. Dat hij het geld in Colombia gekregen had door bij elke trip die hij maakte 1 euro beneden het bedrag te blijven dat hij mee mocht nemen naar Colombia. Ook had hij hierbij gebruikt gemaakt van vrienden die naar Colombia kwamen en zo geld voor hem meenamen.
- Dat het geld voor de “borrelnootjes” in dollars werd ontvangen en dat dan omgewisseld moest worden.
- Dat dat omwisselen in die tijd nog mogelijk was bij bepaalde geldwisselkantoren in Amsterdam.
- Dat hij als hij thuis komt zo snel mogelijk weer naar zijn gabber gaat en in contact probeert te komen.
- Dat hij de diamantman via zijn gabber heeft ontmoet maar dat je deze man niet zomaar kan ontmoeten.
- Dat hij die diamantman de 1e keer in het [betrokkene 24] , bij het Leidseplein, heeft ontmoet. Dat hij later ook bij hem thuis kon komen
43. Een proces-verbaal van bevindingen van 31 juli 2016 van de Landelijke Eenheid van de politie, team WOD, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren A-3754 en A-3755 (map 68, dossierpagina 126 - 129), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Wij A-3754 en A-3755 kregen de volgende opdracht: Ontmoet [betrokkene 14] .
Op 30 juli 2016 ontmoetten wij [betrokkene 14] .
Nadat A-3754 had gezegd dat hij het vervelend vond voor [betrokkene 14] dat hij bedonderd was door de overige deelnemers aan de diamantenroof op Schiphol en aan [betrokkene 14] vroeg of hij niets tegen die gasten kon doen, hoorden wij [betrokkene 14] zeggen dat dit niet mogelijk was. Hij was immers maar een gewone jongen en geen crimineel. En die gasten waren, zo zei hij, immers geen jongens die je in de speeltuin tegenkwam. Het waren volgens [betrokkene 14] grote gasten die meerdere dingen gedaan hadden. Het zijn zware gasten die mij bedonderd hebben, voegde [betrokkene 14] er aan toe. Toen ik, A-3755, daarop aanmerkte dat het dan echt niet zware jongens waren, daar die echt niet met zich hadden laten sollen als zij ook benadeeld waren, hoorden wij [betrokkene 14] zeggen dat dit echt zware jongens waren. Waarschijnlijk, zo zei [betrokkene 14] , hebben die jongens snel geld willen maken met die steentjes en hebben zij er minder voor gekregen. [betrokkene 14] voegde er aan toe dat hij dit afleidde uit hetgeen hem door die zware gasten verteld was, hetgeen hij natuurlijk niet zeker wist.
Op de vraag van A-3754 of er meerdere gasten benadeeld waren, antwoordde [betrokkene 14] bevestigend. [betrokkene 14] vertelde dat hij met de andere deelnemers aan de diamantenroof om de tafel had gezeten om een helder beeld te krijgen van hetgeen er mis gegaan was. Maar iedereen had een andere verklaring, dus nu wist hij nog niet wat er misgegaan was. Tijdens deze bijeenkomsten was het er ook stevig aan toegegaan en werd er ook tegen elkaar geschreeuwd. Uiteindelijk was er een soort bemiddelaar gekomen tussen de benadeelden en de zware gasten, hetgeen uiteindelijk tot nu toe ook niets opgeleverd had. Deze bemiddelaar was een van die zware gasten.
[betrokkene 14] vertelde ook dat enkele van de benadeelden in de financiële problemen gekomen waren. Hen was veel geld toegezegd en zij hadden vervolgens schulden gemaakt die zij niet meer konden aflossen. Dit was volgens hem extra zuur, want de bedoeling was geweest om door deze diamantroof een financieel zekere toekomst te hebben, maar had nu alleen maar meer ellende opgeleverd. Zelf was [betrokkene 14] gewoon blijven doen, hij had wel wat extra leuke dingen gedaan met het geld maar geen opvallende dingen. Hij was ook gewoon naar zijn werk blijven gaan om zo niet op te vallen.
Een van de andere benadeelden ging af en toe helemaal uit zijn dak en benaderde [betrokkene 14] dan. Deze man ging dan even tekeer, hetgeen hij aanhoorde. Daarna was de man dan weer rustig. Dit had zich al meerdere malen voorgedaan. Het enige wat [betrokkene 14] deed, was de man aanhoren, verder niets. [betrokkene 14] had hij bij de diamantroof alle gebruikte pipa's in de hand gehad. Hij had ze namelijk van land- naar airside moeten brengen.
[betrokkene 14] vertelde dat als hij eenmaal weer in Nederland was, hij zo snel als mogelijk zijn gabber zou benaderen, die dan weer contact op zou nemen met die oude man.
44. Een proces-verbaal van bevindingen van 27 oktober 2016 van de Landelijke Eenheid van de politie, team WOD, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde Opsporingsambtenaren A-3754 en A-3755 (map 68, dossierpagina 185 -186), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Wij, politiële informanten, A-3754 en A-3755, kregen opdracht om een ontmoeting met [betrokkene 14] te organiseren.
Op 27 oktober 2016 ontmoetten wij [betrokkene 14] . [betrokkene 14] vertelde ons:
- Dat hij 10 jaar geleden zijn deel van de buit verstopt had op de zolder van een woning die hij destijds met zijn vader en moeder gehuurd heeft.
- Dat hij destijds twee uur moest wachten met die jongens omdat het vliegtuig twee uur later was en dat het best moeilijk is om je dan twee uur op te houden zonder dat het opvalt.
- Dat hij de tijd ervoor met observeren en zo en kijken hoe alles zit ook best spannend vond, zoals in een film.
- Dat ze niet wisten dat je die auto's op afstand kon begrenzen waardoor ze niet harder dan 40 kilometer per uur kunnen.
- Dat ze ook niet wisten dat er een code aan die sleutel is verbonden waardoor je de achterkant niet kon openen.
- Dat ze als een gek op de voorkant hebben staan beuken om bij de spullen te kunnen omdat dat via de achterkant niet ging en dat ze daarom niet alles hebben kunnen meenemen.
- Dat het toen, 10 jaar geleden, in februari was geweest.
45. Een proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2016 van de Landelijke Eenheid van de politie, team WOD, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren A-3754 en A-3755 (map 68, dossierpagina 210 - 212), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Wij A-3754 en A-3755, kregen de opdracht: ontmoet [betrokkene 14] .
Op 1 december 2016 ontmoetten wij [betrokkene 14] .
[betrokkene 14] vertelde dat hij bij de overval 10 jaar zijn meegenomen deel van de buit in die woning had bewaard. Nadat hij door had gekregen dat hij niet het beloofde deel van de buit zou krijgen, was hij zelf op zoek gegaan om de borrelnootjes te gaan verkopen. Zo was hij ook via zijn Amsterdamse gabber, bij de “oude man” uitgekomen. Deze laatste had de borrelnootjes meegenomen naar Antwerpen en ze daar verkocht. [betrokkene 14] had 1 steentje van de oude man teruggekregen, daar dit een bijzondere steen was geweest gelet op de kleur. Deze steen had een verkoopwaarde van 20.000 euro gehad. Aanvankelijk had [betrokkene 14] , zo vertelde hij, deze steen bewaard, doch uiteindelijk verkocht via de oude man. Van de 20.000 euro, had [betrokkene 14] 5000 euro aan de oude man gegeven.
Met de totale opbrengt van de overval op Schiphol, bestaande uit het geld dat hij af en toe van die zware jongens kreeg en het geld dat hij door de verkoop van zijn meegenomen deel van de buit, had hij ook enkele investeringen hier en daar gedaan. Zoals hij ons al verteld had, was het in Medellín verkeerd gegaan met zijn investering.
[betrokkene 14] vroeg ons of wij ons een beeld konden vormen van een tafel vol met de opbrengst van de overval op Schiphol, zoals hij zelf gezien had destijds. En, zo voegde hij er aan toe, dat was niet de gehele opbrengst. Er was nog meer. Waar dit allemaal gebleven was, wist [betrokkene 14] niet, zei hij.
46. Een proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2017 van de Landelijke Eenheid van de politie, team WOD, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren A-3754 en A-3755 (map 68, dossierpagina 221 - 224), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Wij A-3754 en A-3755, kregen de volgende opdracht: ontmoet [betrokkene 14] te Amsterdam.
Op 14 januari 2017 ontmoette ik, A-3755, [betrokkene 14] . Wij liepen naar A-3754, die in een auto op ons wachtte. [betrokkene 14] vertelde mij dat wij met z'n drieën even iets moesten bespreken met betrekking tot de bewaarplaats van de buit.
Eenmaal in de auto gezeten, hoorden wij [betrokkene 14] zeggen dat hij er nog eens goed over nagedacht had en tot de beslissing gekomen was, dat hij ons de woning niet kon aanwijzen. Voor zijn gevoel was dit de enige plaats op aarde waar alleen hij en zijn moeder vanaf wisten. Ook de andere deelnemers van de overval op Schiphol had hij deze plaats nooit laten zien. Hij had van het verleden geleerd en wilde absoluut niet dat het hem nog eens zou overkomen een deel van de buit kwijt te raken.
Nadat wij plaats hadden genomen aan een tafel in het restaurant, vond er tussen ons drieën een gesprek plaats.
[betrokkene 14] begon in het boek “Handen omhoog! Dit is een overval” te bladeren en kwam terecht bij het verhaal over de diamantroof op Schiphol. Wij hoorden [betrokkene 14] direct zeggen dat het nummer van de wagen niet klopte (naderhand zagen wij dat [betrokkene 14] hiermee bedoelde de zinsnede: Het busje, met nummer 34 en een duidelijk KLM-logo erop, is vervolgens een uur lang buiten beeld op bladzijde 254). Ook hoorden wij hem zeggen dat [betrokkene 12] “ [betrokkene 12] ” er inderdaad ook bij was geweest.
Ik, A-3754, hoorde en zag dat op het moment dat [betrokkene 14] de initialen [initialen] met zijn vinger aanwees (bladzijde 257 zinsnede: met de arrestatie van de 41-jarige Amsterdammer [initialen] ), zei: “Deze initialen kloppen ook”.
Op mijn opmerking dat ik, A-3755, gelezen had dat men ook vermoedde dat er twee neven bij de diamantroof betrokken waren geweest, hoorde wij [betrokkene 14] zeggen: “Een was erbij. Ik ken ze, ben met hen in Suriname geweest.”
Wij hoorden [betrokkene 14] zeggen dat je “ [betrokkene 12] ” niet tegen wilde komen. Het was een ontzettend grote vent die behoorlijk indruk maakte en ook slim was. Als [betrokkene 14] contact het hem wilde hebben, liep hij altijd even bij “ [betrokkene 12] ” langs en deed hij een briefje in de bus. Bellen was absoluut geen optie. “ [betrokkene 12] ” kwam volgens [betrokkene 14] altijd echt op tijd, niet te laat en niet te vroeg. Heel gedisciplineerd. Hij was volgens [betrokkene 14] echt degene die alles bedacht. Volgens [betrokkene 14] had “ [betrokkene 12] ” een maat die alles recht lulde en dat op zo'n manier deed dat iedereen hem dan geloofde.
Daarop gaven wij, A-3754 en A-3755, aan dat het wel een top-idee was geweest dat “ [betrokkene 12] en zijn vriend” zich hadden laten insluiten bij een bank om vervolgens de kluisjes leeg te halen. [betrokkene 14] reageerde hierop door te zeggen dat die twee mannen, die echt maten waren, ook wel eens persoonlijke meningsverschillen hadden, doch dat zij “zakelijk gezien” altijd weer samen konden werken en een klus deden. Toen ik, A-3755, daarop aanhaalde dat het duidelijk was dat er sprake was van een hechte groep omdat “ [betrokkene 12] en zijn vriend” zich hadden laten insluiten bij de bankroof, uiteindelijk toch gepakt worden, een tijd gezeten hadden en toch daarna weer samen met [betrokkene 14] en enkele anderen de diamantroof op Schiphol deden, hoorde wij [betrokkene 14] zeggen: “Ja dat klopt, ze waren erbij.”
[betrokkene 14] vervolgde met te zeggen dat “ [betrokkene 12] ” tegen hem gezegd had dat deze maat iemand een wapen op zijn kop kon zetten, zonder ook maar te knipperen met zijn ogen.
[betrokkene 14] vertelde ook dat, ondanks dat het professionele gasten waren, er toch ook enkele dingen fout gegaan waren. Een voorbeeld hiervan was het niet meenemen van een deel van de buit. Zij waren er niet voldoende op voorbereid geweest om de ruit van het busje stuk te kunnen slaan. Een ander voorbeeld was dat enkele van die gasten wel eens liepen op te scheppen over de daden als zij wat teveel gedronken hadden.
Op de vraag van A-3754, hoe die gasten nu bij hem terecht gekomen waren, hoorden wij dat [betrokkene 14] vertelde dat dit via een oude schoolvriend van hem gebeurd was. “ [betrokkene 12] ” had aan deze oude schoolvriend gevraagd of hij iemand kende die op Schiphol werkte en eventueel wat voor hen kon betekenen. Die oude schoolvriend had [betrokkene 14] toen gevraagd en [betrokkene 14] was in gesprek gegaan met “ [betrokkene 12] ”. Aanvankelijk had [betrokkene 14] alleen maar geluisterd, maar omdat het plan dat “ [betrokkene 12] ” voor ogen had, volgens [betrokkene 14] absoluut niet kon, had [betrokkene 14] een voorstel gedaan hoe het wel kon. [betrokkene 14] voegde er aan toe: “Uiteindelijk hebben ze gedaan wat wij voorstelden.
Zelf heb ik maandenlang observaties uitgevoerd op Schiphol om te zien hoe het een en ander ging met betrekking tot onder andere de aankomst van het vliegtuig, de procedures met het in- en uitladen van het vliegtuig en het de gehele gang van zaken van het busje waarin de diamanten vervoerd zouden worden.”
Nadat ik, A-3755, tegen [betrokkene 14] gezegd had dat ik hem in het vervolg “de man van 74 miljoen zou noemen”, hoorde wij hem zeggen dat niemand precies wist hoeveel het nu echt geweest was. Gelukkig was het de eerste keer niet goed gegaan anders was de opbrengst volgens [betrokkene 14] veel minder geweest. Volgens zijn zeggen waren ook zij verrast geweest door de omvang van de buit. Toen ik, A-3755, [betrokkene 14] nogmaals bedankte voor het feit dat hij niet gewild had dat A-3754 zaken met “die grote gasten van de diamantroof op Schiphol” ging doen, daar ik in het boek gelezen had dat een van die neven die doodgeschoten was ook lid was van […] , hoorde ik [betrokkene 14] zeggen: “ [betrokkene 16] , nee die was er niet bij, die ander”.
47. Een proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee betreffende ‘uitluisteren OVC-opname van dinsdag 23 augustus tussen [betrokkene 14] en [betrokkene 17] ’ d.d. 1 september 2016 (map 66, p. 162-173), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 23 augustus 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verdachte [betrokkene 14] en betrokkene [betrokkene 17] bij [D] , [plaats] .
Door ons, verbalisanten, is dit OVC-gesprek beluisterd. Hieronder volgt een letterlijke weergave van dit OVC-gesprek.
[betrokkene 14] = [betrokkene 14]
[betrokkene 17] = [betrokkene 17]
[betrokkene 14] : Hoe is het met [betrokkene 25] ?
(...)
: en hij is gepensioneerd, hij is 70, weet je, hij vindt het allemaal wel best, ik zeg ... hij zit nou op dat bootje, als het nodig is dan, ik had geen actuele rapaport, ik weet niet waarvoor je belde, ik denk, ik zal even zorgen dat
[betrokkene 14] : hahahahaha
: nee maar ik denk al heb ik een actuele rapaport, dat we effe weten waar we het over hebben en ehhhh .... maar, maar ik wist niet waarvoor het was hoor, ik denk
(...)
: nee dat is geen probleem, je moet alleen heel voorzichtig zijn, en er is natuurlijk nu, dat heb jij ook wel gehoord, die diamantenwereld is wat aan de hand hè
(...)
: ik denk dat dat ook wel groot..., maar als het ruw is, dan denk ik, de laatste keer, met die grote partij, dat we het op die manier doen, weet je, dan schakel je die schijfjes uit, die .... als je naar een ruwhandelaar gaat, weet je, de laatste keer ging het goed, die gozer was netjes in België, ..... geslepen, moet je voorzichter verkopen, ken ook, maar dat is dan anders, daar moet je geluk hebben, maar als er een ruw bij zit, denk ik, normaal dat je naar een goeie ruwhandelaar, en, en je gaat er naartoe, dan heb je in 1 keer je geld
(...)
: dan hebben we [betrokkene 25] misschien wel weer nodig, als het ruw is dan doen we om [betrokkene 25] heen dat scheelt 2, 3 schijven, dat is voor iedereen beter, en als het wel geslepen is, ja dan hebben we [betrokkene 25] wel nodig, dan is dat ook geen probleem
(...)
: Ja, nee. d'r is altijd belangstelling [betrokkene 14] , je kan het altijd kwijt, de dollar is sterk, daar hebben ze..., voordeel, toen d'r tijd was de dollar gewoon kut, stond de dollar op 1,40 nu staat de dollar op 1,12 en dat scheelt natuurlijk enorm
(...)
: dat moet jij bepalen of dat nodig is,.... die ruwe stenen niet, die gooi je bij mekaar en de wat hoger kwalitatieve stenen dan moet je een certificaatje hebben die moet je d'r dan bij doen, zo'n certificaatje zijn de kosten ook niet dat kost zo'n beetje het je 200 euro, weet je, dat zal niet heel veel veranderd zijn, het is nu misschien 225 ... een certificaat.. .. ken ook nog, ken ook nog, maar er is altijd belangstelling, als jij t heb, er is altijd belangstelling
(...)
: toen was t kut, toen was t kut, slechter was ie niet, alleen de prijzen waren toen wat beter, je kijk maar, als je toevallig nog een ouwe heb liggen, vergelijk het maar, scheelt 15, 20%.
: d'r is altijd belangstelling, maar ik denk, ruw moeten we effe met iemand anders gaan zitten, en dan ben je in 1 keer, ben je....
[betrokkene 14] : ... ntv ...
: ... jouw keus, als je zegt “luister ik heb liever dat we het doen zoals we het altijd gedaan hebben” doe je het zo
(...)
: het is verleden keer goed gegaan, ik heb ..... gedoe, maar het was veilig, super betrouwbaar en super voorzichtig en dat is héél belangrijk, maar het kan altijd
(...)
: was gewoon gezellig, af en toe wat afspreken, een drankje te drinken en het is inderdaad ...nog wat van, heb je nog wat over van je centjes?
[betrokkene 14] : jaaa
: Of heb je, heb je het goed geïnvesteerd wel of niet?
[betrokkene 14] : jaaa ... ntv ...
(...)
: dan zeg je van ehhh Sjef we gaan een keer naar Colombia
[betrokkene 14] : juist, juist, juist
: en dan gaan we een weekkie effe ehhh ga jij mij je panden laten zien
(...)
: maar we doen het lekker met z'n 2-en, we doen ..... en we proberen gewoon, we gaan goed overleggen met z'n 2-en wat is, hoe gaan we het doen, dan pas halen we [betrokkene 25] d'r bij, als we denken dat we [betrokkene 25] nodig hebben dan, als, we gaan gewoon kijken hoe of wat, en als jij zeg “ik heb de tijd, ik wil het safe doen, ik wil het doen zoals we het toen deden, ik heb effe de tijd, dan is het met [betrokkene 25] het beste, alleen dan krijg je wel weer te maken met een slijpen, een dingetje, maar je weet wel dat het goed is, net wat je, daar heb je gelijk in, als je 1 steen erbij heb die ruw misschien 10 opbrengt, maar geslepen 16, ja dan ben je gek als je, als je ja zegt op de 10 natuurlijk, daar heb je gelijk in, dat is zo
(...)
: Als we de tijd hebben, dan moeten we het gewoon doen zoals we het deden, met geduld en je moet wat meer geduld hebben met [betrokkene 25] , en je weet t hè, ik moet ermee naar Antwerpen, nou dan rijdt ie naar Antwerpen, hij is nu gepensioneerd, dus
(...)
: ... komt goed, het is verleden keer ook goed gegaan, het komt nu toch ook goed, ik bedoel dat komt altijd goed [betrokkene 14] , daar moet jij helemaal niet, als het goed is, is het goed.
(...)
51. Een proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee betreffende ‘stand van zaken opsporingsonderzoek’ d.d. 17 februari 2015 (map 62, p. 3-60), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
In dit proces-verbaal wordt gerelateerd uit bevindingen, opgenomen OVC- en telefoongesprekken alsmede observaties van de verdachten: [betrokkene 7] , [betrokkene 5] , [verdachte] , [betrokkene 11] , [betrokkene 19] , [betrokkene 14] en [betrokkene 13] .
Binnen het onderzoek Eaton zijn van bovengenoemde verdachten de telefoons, die ze gebruiken of gebruikt hebben, opgenomen, uitgeluisterd en uitgewerkt.
1. [betrokkene 7] , (nader te noemen [betrokkene 7] ) maakt gebruik van het telefoonnummer: [telefoonnummer 3] .
2. [betrokkene 5] , (nader te noemen [betrokkene 5] ) maakt gebruik van het Telefoonnummer: [telefoonnummer 24] .
3. [verdachte] , (nader te noemen [verdachte] ) maakt gebruik van de telefoonnummers: [telefoonnummer 4] , [telefoonnummer 5] , [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] . En van Imeinummer [nummer 1] ,
4. [betrokkene 11] , (nader te noemen [betrokkene 11] ) maakt gebruik van de telefoonnummers: [telefoonnummer 8] , [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 10] .
5. [betrokkene 19] , (nader te noemen [betrokkene 19] ) maakt gebruik van de telefoonnummers: [telefoonnummer 11] en 31204118712.
6. [betrokkene 14] , (nader te noemen [telefoonnummer 11] ) maakt gebruik van de telefoonnummers; [telefoonnummer 12] en [telefoonnummer 13] .
Tevens zijn [betrokkene 13] (nader te noemen [betrokkene 13] ) zijn telefoonnummers opgenomen. Hij is veelal de initiatiefnemer van vele ontmoetingen. De nummers waar hij gebruik van maakt of die hij heeft gebruikt, zijn: [telefoonnummer 14] , [telefoonnummer 15] , [telefoonnummer 16] , [telefoonnummer 17] , [telefoonnummer 18] , [telefoonnummer 19] en [telefoonnummer 20] .
Chronologisch hebben er gedurende het Eaton-onderzoek de navolgende gebeurtenissen plaats.
Uit analyse van historische printgegevens is gebleken dat gedurende de maanden oktober 2013 tot en met april 2014 er contact is geweest tussen telefoonnummers in gebruik bij [betrokkene 13] en telefoonnummers van [betrokkene 19] en [betrokkene 14] .
Op 3 april 2014 vind er een ontmoeting plaats tussen [betrokkene 5] en [verdachte] in het Vondelpark in Amsterdam.
Op 9 april 2014, omstreeks 10.30 uur blijkt uit gesprekken dat [betrokkene 19] en [betrokkene 13] met elkaar afspreken om ergens heen te gaan. Op basis van de zendmast die gebruikt wordt en het door [verdachte] gevoerde gesprek met [betrokkene 26] over het feit dat “ze met zijn tweeën zijn” bestaat het vermoeden dat [betrokkene 19] , [betrokkene 13] en [verdachte] met elkaar hebben afgesproken. Uit de terugkoppeling die [betrokkene 19] geeft aan zijn vrouw [betrokkene 27] kan worden opgemaakt dat ook zij kennelijk op de hoogte is van deze ontmoeting.
Op 10 april 2014 vindt er een ontmoeting plaats tussen [verdachte] en [betrokkene 5] in Bagels en Beans in Amsterdam. Uit opgenomen vertrouwelijke communicatie blijkt dat [betrokkene 5] en [verdachte] hierbij over verschillende onderwerpen spreken waarbij de context niet geheel duidelijk is. Opvallend is wel dat [betrokkene 5] tijdens dit gesprek spreekt over het feit dat “ze toch geschiedenis hebben gemaakt”. Daarnaast wordt er later tijdens dit gesprek gesproken over een “kankerturk”. De mogelijkheid bestaat dat hier [betrokkene 14] mee wordt bedoeld.
Op 17 april 2014 wordt tussen 09:55 en 10:50 uur gezien dat er een ontmoeting heeft plaats gevonden tussen [betrokkene 19] , [verdachte] , [betrokkene 5] , [betrokkene 13] en [betrokkene 14] . Deze ontmoeting vond plaats in de Zeilstraat ter hoogte van de “ [E] ” te Amsterdam. Gezien wordt dat [betrokkene 19] en [betrokkene 14] gezamenlijk naar de plek lopen waar ze [verdachte] ontmoeten. Na enkele minuten voegen ook [betrokkene 5] en [betrokkene 13] zich - onafhankelijk van elkaar - bij deze groep. Vervolgens gaat [betrokkene 5] na een paar minuten weer weg waarop [betrokkene 19] , [verdachte] , [betrokkene 13] en [betrokkene 14] met z’n vieren gaan lopen. Hierna gaan na 15 minuten [betrokkene 19] en [betrokkene 14] samen weg en blijven [verdachte] en [betrokkene 13] samen nog even zitten op een bankje.
Uit een gesprek (sessie 280453451) tussen [betrokkene 19] en [betrokkene 13] kort na deze ontmoeting blijkt dat er voor “volgende week dinsdag zelfde tijd” weer een afspraak wordt gemaakt. Verder blijkt uit een ander gesprek (280453452) dat [betrokkene 19] , net als na de ontmoeting van 9 april, wederom een terugkoppeling geeft aan zijn vrouw [betrokkene 27] . Hierbij wordt het volgende besproken:
[betrokkene 27] Wat was zijn smoes?
[betrokkene 19] Er is niets. Ik heb niets. Gewoon niets. In principe. (diepe zucht): Ik moet even lopen. Ik word boos. Volgende week dinsdag ochtend wil ik hem weer zien. Ik wil hem iedere week zien, Dat heb ik hem ook laten weten.
Gelet hierop wordt er gesproken over een “derde” die [betrokkene 19] “volgende week dinsdag” weer ziet en die kennelijk heeft gezegd dat “hij niets heeft”.
Uit onderzoek blijkt dat de eerstvolgende dinsdag de datum 22 april 2014 betreft. Uit een observatie op die dag blijkt dat [betrokkene 19] en [betrokkene 13] opnieuw een ontmoeting hebben met [verdachte] . Uit een gesprek tussen [betrokkene 19] en [betrokkene 27] (280455436) gevoerd na deze ontmoeting blijkt dat [betrokkene 19] opnieuw een terugkoppeling geeft van deze ontmoeting. Tijdens dit gesprek wordt er ook gesproken over hun kennelijk financiële problemen.
Uit een gesprek gevoerd op 19 april 2014 blijkt dat [verdachte] en [betrokkene 19] een ontmoeting hebben.
19 april 2014, 13:04 uur sessie 280454659
[verdachte] ( [verdachte] ) bun [betrokkene 19] ( [betrokkene 7] ), letterlijk:
[betrokkene 7] : Je spreekt met [betrokkene 19] , de gabber van die [betrokkene 20] .
[verdachte] : Ik versta er helemaal niks van.
[betrokkene 7] : [verdachte] je spreekt met mij.
(verder in gesprek)
[verdachte] : ehm, ik rij effe naar je toe vanavond (...)
Uit een ander gesprek gevoerd op 22 april 2014 blijkt dat [betrokkene 19] dit met [betrokkene 5] bespreekt en hij geeft hierbij aan dat deze ontmoeting maar een paar minuutjes geduurd heeft. Tijdens dit gesprek wordt ook gesproken over het feit dat [verdachte] depressief was omdat hij met een “klusje” zat.
Op 22 april 2014 wordt tussen 09:30 en 10:10 uur gezien dat er weer een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [betrokkene 19] , [verdachte] en [betrokkene 13] . Deze ontmoeting vond plaats in de Zeilstraat ter hoogte van de “ [E] ” te Amsterdam. Vrijwel direct na deze ontmoeting geeft [betrokkene 19] een terugkoppeling aan [betrokkene 27] . Hierbij zegt hij onder meer: “maar er is nog niets”. Tijdens dit gesprek wordt er vervolgens ook gesproken over hun kennelijk financiële problemen.
Uit gesprekken en een observatie op 25 april 2014 tussen 16:50 en 17:30 uur blijkt dat er opnieuw een ontmoeting is tussen [betrokkene 19] , [verdachte] , [betrokkene 14] en [betrokkene 13] . Deze ontmoeting vond plaats in de Zeilstraat te Amsterdam. Tijdens een gesprek na deze ontmoeting tussen [betrokkene 13] en zijn vriendin [betrokkene 28] vraagt zij of ze die fles champagne nou een keer kan open maken. [betrokkene 13] zegt vandaag in ieder geval niet. Uit een ander gesprek dat [betrokkene 13] voert met [betrokkene 14] op 26 april 2014 (280457993) blijkt dat hij het hier niet bij wil laten zitten en dat er “iets” komt, maar dat ze geduld moeten hebben.
Uit gesprekken gevoerd op en rond 30 april 2014 blijkt dat er een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [verdachte] en [betrokkene 5] . De reden hiervoor geeft [verdachte] kennelijk in een ander gesprek dat hij voert met ene ‘ [naam] ’. [verdachte] zegt hierbij: Ik had hem gebeld. Er stonden in één keer een paar gastjes bij mij voor de deur. En ja dat komt van hem af, dus ik had gebeld. Het vermoeden bestaat dat [verdachte] hierbij doelt op [betrokkene 13] , [betrokkene 19] en/of [betrokkene 14] .
Op 10 mei 2014 wordt tussen 12:00 en 12:20 uur gezien dat er een ontmoeting heeft plaats gevonden tussen [verdachte] en [betrokkene 13] in de Zeilstraat in Amsterdam.
10 mei 2014, 13:20 uur sessie 280466013
[betrokkene 19] bun [betrokkene 13] , letterlijk:
[betrokkene 19] ben je nog geweest?
[betrokkene 13] Ja, Maar ehh, wanneer zien we elkaar?
[betrokkene 19] Ohh ik moet morgen ook nog werken man. Fucked up. Kan ook geen vrij krijgen.
[betrokkene 13] Ja maar hij heb, hoe heet het ehhm, dinsdag om 10:00 uur.
[betrokkene 19] Dinsdag om 10:00 uur.
[betrokkene 13] Ja, maandag kon ie niet.
[betrokkene 19] Ja dat moet lukken. Ja lukt me wel, lukt me wel,
[betrokkene 13] Ja ik ben er sowieso weet je.
[betrokkene 19] Hij had weer geen moer? Alleen praatjes weer?
[betrokkene 13] Jaaa, als ik je zie dan kunnen we praten, nee maar eehh pff ja je hoort het wel. Het is allemaal bah,
[betrokkene 19] Same old shit.
[betrokkene 13] Ja, nee er zijn wel dingen aan de hand, maar ja met hem weet je het toch nooit.
[betrokkene 19] Nee precies, Ik eehh. We houden contact. Dinsdagochtend 10:00 uur is goed ja.
[betrokkene 13] Is goed.
[betrokkene 19] Ik probeer ietsje eerder te zijn. Ik meld je wel als het me lukt, ja.
[betrokkene 13] Ja dan ben ik ook iets eerder,
[betrokkene 19] Is goed we houden contact ja.
[betrokkene 13] Oké dan. En die [betrokkene 1] die komt ook toch?
[betrokkene 19] Ik hoop het, ik ga met hem praten ja,
[betrokkene 13] Oké.
[betrokkene 19] Ik spreek met hem, ja. Dan spreek ik je gauw.”
Het is aannemelijk dat met “die [betrokkene 1] ” [betrokkene 14] wordt bedoelt mede omdat [betrokkene 14] op de zelfde werkplek werkzaam is als [betrokkene 19] en [betrokkene 19] zegt hem te spreken.
Na verschillende gesprekken om een afspraak te maken vindt er op 13 mei 2014 een ontmoeting plaats tussen [betrokkene 14] en [betrokkene 19] met [verdachte] . Ook [betrokkene 13] zou hierbij zijn maar die kan uiteindelijk niet aanwezig zijn. Een van de observanten van het observatieteam vangt hierbij op dat door [verdachte] , [betrokkene 19] of [betrokkene 14] de naam “ [betrokkene 12] ” werd genoemd.
Uit vervolggesprekken die volgen blijkt dat er kennelijk weer wordt afgesproken.
Opvallend hierbij is dat tijdens een gesprek op 20 mei 2014 tussen [betrokkene 19] en [betrokkene 13] (11:38 uur, sessie 280472510) door [betrokkene 13] eerst naar het nummer van “ [verdachte] ” wordt gevraagd, waarmee vermoedelijk [verdachte] wordt bedoeld, wordt gezegd:
Ja hij is niet op zijn afspraak gekomen, vandaar. Dus ik wil hem nu gelijk confronteren weet je.
Tussen 22 en 26 mei 2014 worden ontmoetingen vastgesteld tussen [betrokkene 5] en [verdachte] en [betrokkene 5] en [betrokkene 11] . Er kon niet worden vastgesteld wat er tijdens deze ontmoetingen is besproken. Dit was deels wel mogelijk tijdens een ontmoeting tussen [betrokkene 13] en [verdachte] op 27 mei 2014. Tijdens deze afgeluisterde ontmoeting wordt er over verschillende zaken gesproken waarvan de context niet duidelijk is. Wel wordt geregistreerd dat het navolgende wordt gezegd:
[betrokkene 13] Hoe zit het dan met jou en die [betrokkene 20] ? .. nog steeds niet gesproken
[verdachte] : We hebben ehh. .. hard gekletst hebben we .... We hebben geen oorlog..
[betrokkene 13] Ik begrijp alleen niet... ik heb oorlog met je en we gaan nu eventjes gewoon ...
...
[verdachte] : [betrokkene 5] ...moeilijk is ie...
...
[verdachte] : en dan doet het me pijn....heel lang geleden...
Gedurende de periode 28 mei 2014 tot 05 augustus 2014 vinden er verschillende telefoongesprekken en observaties plaats waarbij er afspraken worden gemaakt en vastgesteld tussen [betrokkene 13] en [verdachte] , [verdachte] en [betrokkene 5] en [betrokkene 13] en [betrokkene 19] .
Op 8 augustus 2014 wordt tussen 17:05 uur en 17:43 uur gezien dat er een ontmoeting heeft plaats gevonden tussen [betrokkene 19] en [betrokkene 13] . Deze ontmoeting vond plaats terwijl ze lopen in de omgeving van de Andreas Schelfhoutstraat te Amsterdam. Uit OVC- en telefoongesprekken gevoerd door [betrokkene 19] met zijn vrouw rond deze ontmoeting blijkt dat ook zijn vrouw [betrokkene 27] weer hiervan op de hoogte is. Ditzelfde blijkt uit gesprekken gevoerd rond 27 en 28 augustus 2014. Tijdens een gesprek wordt door [betrokkene 19] en [betrokkene 27] gesproken over hun financiële situatie en de problemen hierover. Tijdens het gesprek hierover geeft [betrokkene 19] aan dat hij de volgende dag naar [betrokkene 13] zal gaan. Uit vervolggesprekken blijkt dat [betrokkene 13] en [betrokkene 19] langsgaan bij een derde persoon, vermoedelijk [verdachte] .
Opnieuw is hierbij opvallend dat wanneer [betrokkene 19] en [betrokkene 27] spreken over de problemen met betrekking tot hun financiële situatie er weer wordt gesproken over het benaderen van [betrokkene 13] en het langsgaan bij een derde, vermoedelijk [verdachte] . Uiteindelijk kan uit gesprekken worden opgemaakt dat [betrokkene 13] wel een ontmoeting heeft gehad met [verdachte] . Dit gegeven wordt vermoedelijk tijdens een ontmoeting tussen hen beiden op 30 augustus 2014 besproken.
Vervolgens wordt er op 1 september 2014 nog een ontmoeting gezien tussen [verdachte] en [betrokkene 13] .
Op 18 september 2014 neemt zonder enige te herleiden aanleiding [betrokkene 11] contact op met [betrokkene 14] . Vervolgens wordt op die dag tussen 14:46 uur en 16:09 uur door het observatieteam een ontmoeting vastgesteld tussen hen beiden. Diezelfde dag, 18 september 2014 om 16.26 uur is er telefonisch contact tussen [betrokkene 11] en [betrokkene 19] . Hierbij wordt er afgesproken elkaar later te bellen voor een afspraak en tevens vraagt [betrokkene 11] om het nummer van [betrokkene 13] dat [betrokkene 19] vervolgens per sms bericht naar hem stuurt. Vrijwel direct neemt [betrokkene 11] contact op met [betrokkene 13] waarna er tussen hen beiden ook een ontmoeting wordt gezien. Tijdens dit afgeluisterde gesprek worden onder meer de namen “ [betrokkene 20] ” en “ [verdachte] ” genoemd. Na deze ontmoeting belt [betrokkene 13] met [verdachte] en later ook met [betrokkene 14] . Hij spreekt bij beiden de voicemail in. Bij [betrokkene 14] zegt hij hierbij onder meer: “met mij met [betrokkene 13] , verschrikkelijk wat ik allemaal hoor....
Op 19 september 2014 wordt er opnieuw een ontmoeting tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 11] vastgelegd. Tijdens een grote OVC-actie blijkt dat er tijdens dit gesprek wordt gesproken over de namen [verdachte] en [betrokkene 20] , grote geldbedragen (6 ton en 1 miljoen), een koffer die vol zat en die in het plafond is gezet, een gebeurtenis uit het verleden en het feit dat [betrokkene 13] in de veronderstelling is dat hij besodemieterd wordt. Daarnaast wordt gesproken over het zwaar mishandelen van een persoon en het feit dat [betrokkene 11] hoopt dat ze nog geld krijgen.
(Hof: Het proces-verbaal met de uitwerking van dit OVC-gesprek is hieronder als bewijsmiddel 52 opgenomen.)
Uit vervolggesprekken gevoerd door [betrokkene 13] met [betrokkene 14] , [verdachte] en [betrokkene 11] kan worden opgemaakt dat hij zich ernstig tekort gedaan voelt en hierover zijn frustraties uit. Verder blijkt dat [betrokkene 13] aangeeft langs te gaan bij “die man” waarbij er op 23 september 2014 door een observatieteam wordt vastgesteld dat hij bij de woning van [verdachte] aan de [b-straat 1] te [plaats] staat en daar naar binnen kijkt. Terwijl dit wordt gezien blijkt uit afgeluisterde gesprekken dat [betrokkene 13] de voicemail van het telefoonnummer van [verdachte] inspreekt en een gesprek voert met [betrokkene 11] waarbij hij aangeeft voor “zijn” deur te staan, dat “hij” niet open doet en verstoppertje speelt. Kort hiervoor heeft [betrokkene 13] een ontmoeting met [betrokkene 19] waarbij er wederom “losse zinnen” worden geregistreerd waarvan de precieze context onduidelijk is. Wel wordt het navolgende gezegd:
[betrokkene 13] Want die [betrokkene 20] is toch niet te vertrouwen, dat zie je nu. Die [betrokkene 20] is niet te vertrouwen. Misschien was het wel gewoon om te kijken toch? Wat ik je zeg. Ze zijn ziek in hun hoofd die gasten. Als ik dat van tevoren wist, was ik er niet eens aan begonnen .... ntv .... ja.
[betrokkene 13] Ze voelden het, ze voelden het water.... ntv .... voorbereid, weet je. Het is gewoon niet uit te leggen. Ze voelen het! 10 jaar lang. Kijk hoe ie eruit ziet. Ja. Hij is ....ja.
[betrokkene 19] Luister. Hou jij je verantwoordelijk voor [verdachte] dat je die man vind. Ik hoor wel als je die man toevallig hebt.
Tussen 25 september en 14 oktober 2014 zijn er weer verschillende telefoongesprekken tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 11] en [betrokkene 14] om afspraken te maken. Uit een vervolggesprek op 15 oktober 2014 tussen [betrokkene 14] en [betrokkene 13] blijkt dat [betrokkene 14] vermoedelijk [verdachte] (“ [verdachte] ”) heeft gesproken en een afspraak heeft gemaakt voor de dinsdag daarop. Dit wordt bevestigd door een door het observatieteam vastgestelde ontmoeting op 21 oktober 2014 tussen [betrokkene 13] en [verdachte] .
Uit vervolggesprekken die hierop volgen tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 19] en [betrokkene 11] blijkt dat [betrokkene 13] zijn ongenoegen uit dat hij steeds alleen naar de ontmoetingen moet en dat de anderen, [betrokkene 19] , [betrokkene 11] en [betrokkene 14] , hier steeds niet bij aanwezig zijn. Uit datgene wat [betrokkene 13] met hen bespreekt kan worden opgemaakt dat het hier kennelijk gaat om het oplossen van een financieel conflict.
27 oktober 2014,17:30 uur sessie 280556700
[betrokkene 11] ( [betrokkene 11] ) wgd [betrokkene 13] ( [betrokkene 13] , letterlijk:
[betrokkene 13] he ehhh, ja, ik heb gezegd zelfde tijd, zelfde plek maar die [betrokkene 1] is het land uit en 'hij' moet zogenaamd morgen half 7 bij ehhh, weet ik veel met zijn knie in het ziekenhuis zich melden ofzo
[betrokkene 11] wie?
[betrokkene 13] ehhh [betrokkene 19] , dus hij weet niet of hij het redt maar ik zeg ik hou hem wel vast tot 10 uur ook weet je.
[betrokkene 11] ja
[betrokkene 13] maar hoe sta jij ervoor?
[betrokkene 11] morgen om hoe laat zei je?
[betrokkene 13] ehh zelfde tijde zelfde plek, 9 uur
[betrokkene 11] maar ik weet de plek niet
[betrokkene 13] ohhhhh, daar achter toch, bij die [betrokkene 20]
[betrokkene 11] ohh, oke
[betrokkene 13] want, weet je wat, ik wou jou nog spreken ik stond in mijn eentje en ik was helemaal fok op, weet je.
[betrokkene 11] hoe bedoel je?
[betrokkene 13] ... het is goed gewoon ja ik stond in mijn eentje daar jij was er niet, die [betrokkene 1] was er niet en die [betrokkene 19] was er niet en die [betrokkene 20] was er ook niet dus ik was alleen met hem
[betrokkene 11] oh, je was alleen met hem?
[betrokkene 13] ja, ik stond daar in mijn eentje, omdat hij belde ook af dat ie het niet redde, weet je het onweerde toch zo?
[betrokkene 11] ja
[betrokkene 13] en ehhhhh, wat nou, oh ja, die [betrokkene 1] is toen niet gekomen en ik heb hem lopen bellen hij zegt ja, het spijt me, het spijt me ik begrijp er niks van, weet je als er wat te halen viel was wel iedereen op tijd maar dus ja, ehhh, wat moet ik doen? want hij kon dus wel, want ik denk hij komt niet maar hij kwam kwart over kwam die aanlopen en ik had ook nog gezegd van dat andere ding, weet je dat ik dat met jou zou bespreken want hij kwam weer met ehhh, ja, zijn telefoon, hij, bla bla bla hij is altijd bla bla bla
[betrokkene 11] ja
Verder in het gesprek
[betrokkene 13] ja, samen staan we sterk, we zitten samen in dat ding we moeten het samen proberen op te lossen want ik moet hier ook zien uit te komen, weet je
[betrokkene 11] ja
[betrokkene 13] ik spreek je morgen wel, ja?
[betrokkene 11] oke is goed kerel
Tijdens een observatie op 28 oktober 2014 is gezien dat [betrokkene 13] wederom een ontmoeting heeft met [verdachte] . Direct na deze ontmoeting stelt hij [betrokkene 19] en [betrokkene 11] op de hoogte van deze ontmoeting en het gegeven dat deze verplaatst is naar de volgende dag. Op 29 oktober 2014 belt [betrokkene 11] echter af voor deze ontmoeting. Tijdens het gesprek hierover zegt [betrokkene 13] “Jaa, maar we zouden met z'n allen, en dan zouden we hem onder druk gaan zetten toch.... dat was het plan.”.
52. Een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee d.d. 2 december 2014 (map 62, dossierpagina 359-364), inhoudende voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Op 19 september 2014 werd door het observatieteam van de Koninklijke Marechaussee een observatie uitgevoerd op [betrokkene 11] en [betrokkene 13] . Tijdens deze ontmoeting zijn diverse technische hulpmiddelen ingezet waarmee vertrouwelijke communicatie kan worden opgenomen. Deze OVC is door ons, verbalisanten, beluisterd en uitgewerkt. Hieronder is de uitwerking van de beluisterde OVC weergegeven.
.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring onder meer het volgende overwogen:
“Op 25 februari 2005 heeft op Schiphol een gewapende overval plaatsgevonden waarbij een grote hoeveelheid (voornamelijk) diamanten is buitgemaakt. Er is onder de naam ‘Rock’ een strafrechtelijk onderzoek gestart door de Koninklijke Marechaussee (KMar), waarbij onder andere [betrokkene 5] , de verdachte (hierna ook: [verdachte] ), [betrokkene 7] en [betrokkene 11] in beeld zijn gekomen als verdachten. Ook ontstond de verdenking van een eerdere poging op 10 februari 2005. Ondanks aanhoudingen en doorzoekingen is destijds geen van de genoemde personen vervolgd voor betrokkenheid bij de diamantroof of de poging daartoe.
In 2013 liep onder de naam ‘Eifel’ een (geheel ander) strafrechtelijk onderzoek tegen [betrokkene 7] . Tussen hem en een medeverdachte vond op 17 juni 2013, in de auto waarin zij reden, een OVC-gesprek plaats dat kennelijk betrekking had op de diamantroof op Schiphol en een daaraan voorafgaande poging. Deze informatie is gedeeld met de KMar en was aanleiding voor een nieuw strafrechtelijk onderzoek naar de diamantroof in 2005, nu onder de naam Eaton. Gedurende dat onderzoek is op 15 januari 2014 TCI-informatie verstrekt met de mededeling dat ‘ [betrokkene 14] en [betrokkene 19] ’, beiden werkzaam bij de KLM, betrokken zijn geweest bij de diamantroof op Schiphol in 2005. Zo zijn (ook) de verdachten [betrokkene 14] en ( [betrokkene 19] ) [betrokkene 19] in beeld gekomen.
Blijkens observaties, afgeluisterde telefoongesprekken en OVC-gesprekken is er meermaals – in wisselende samenstelling – contact geweest tussen [betrokkene 5] , [verdachte] , [betrokkene 11] , [betrokkene 19] , [betrokkene 14] en de – tot dan onbekende – medeverdachte [betrokkene 13] . De achtergrond van deze contacten was kennelijk een financieel conflict. Teneinde meer bewijs dan wel ontlastende informatie te verzamelen is uiteindelijk een traject stelselmatige informatie-inwinning gestart ten aanzien van de medeverdachte [betrokkene 14] , uitgevoerd door opsporingsambtenaren van de Unit Werken Onder Dekmantel, afdeling Afgeschermde Operaties van de Dienst Landelijke Operationele Samenwerking van de Landelijke Eenheid te Driebergen (hierna: het WOD-traject). Gedurende het WOD-traject heeft [betrokkene 14] een aantal keren gesproken over zijn eigen betrokkenheid (als medewerker van KLM), en de betrokkenheid van anderen, bij de diamantroof op Schiphol en een daaraan voorafgaande poging.
Uiteindelijk heeft het strafrechtelijk onderzoek geresulteerd in de vervolging van (onder meer) [betrokkene 5] (die nog voor het vonnis van de rechtbank is overleden), [verdachte] , [betrokkene 7] , [betrokkene 14] , [betrokkene 11] , [betrokkene 19] en [betrokkene 13] .
De door het hof vastgestelde redengevende feiten en omstandigheden, en daaraan te verbinden conclusies, zijn gebaseerd op de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen. In voetnoten is verwezen naar overige feiten en omstandigheden die niet voor het bewijs zijn gebruikt, maar wel van belang zijn voor de beoordeling van gevoerde verweren of het nader duiden van de context dan wel het verloop van het opsporingsonderzoek.
WOD-traject
(...)
Het Openbaar Ministerie is in november 2014 ten aanzien van [betrokkene 14] overgaan tot het WOD-traject. Kort samengevat hebben de opsporingsambtenaren A-3754 en A-3755 zich voorgedaan als gewone burgers waarbij de een zich voordeed als een zakenman/investeerder en de ander als zijn chauffeur/begeleider. Zij hebben [betrokkene 14] – via zijn (toenmalige) Colombiaanse vriendin – benaderd en zijn deel gaan uitmaken van zijn leven. [betrokkene 14] heeft uiteindelijk tegenover deze opsporingsambtenaren verklaringen afgelegd over zijn betrokkenheid en die van andere verdachten bij de tenlastegelegde feiten.
(...)
Handelen en de bevindingen van de opsporingsambtenaren
Vooraf
Hieronder wordt een groot aantal van de ontmoetingen die plaats hebben gevonden beschreven. De gebeurtenissen en gesprekken tijdens deze ontmoetingen geven inzicht in het begin van het traject, het tot stand komen van het contact, de toegepaste misleiding, de onderlinge communicatie, de sfeer en dynamiek tijdens de ontmoetingen, alsmede het handelen en de uitlatingen van [betrokkene 14] en de omstandigheden waaronder deze handelingen en uitlatingen hebben plaatsgevonden. Daarbij geldt dat [betrokkene 14] (uiteindelijk) tijdens vijf ontmoetingen heeft gesproken over de diamantroof op Schiphol, namelijk op 29 en 30 juli, 27 oktober, en 1 december 2016 en op 14 januari 2017. Hetgeen over deze ontmoetingen is gerelateerd zal, gelet op het belang om kennis te nemen van de context waarin de uitlatingen door [betrokkene 14] zijn gedaan, hieronder telkens, voor zover van belang voor de beoordeling, integraal worden weergegeven.
Begin van het traject in 2014 en de contacten met de vriendin van [betrokkene 14] in Colombia
Op 6 november 2014 zijn A-3754 en A-3755 naar het makelaarskantoor van [betrokkene 29] (hierna: [betrokkene 29] ), de vriendin van [betrokkene 14] , te Medellín gegaan teneinde een appartement te huren. [betrokkene 29] vertelt over haar Nederlandse vriend die bij de KLM werkt en over een eventuele investering in door haar te verhuren appartementen dan wel in Panama. A-3755 heeft het er, samen met A-3796 (een Turkse vrouw uit Duitsland met familie die zou investeren in het buitenland), toe geleid dat [betrokkene 29] op 12 maart 2015 het telefoonnummer van [betrokkene 14] aan A-3755 geeft.
Ontmoetingen
(...)
Inzet op 29 juli 2016 te Medellín: ontmoeting waarbij [betrokkene 14] heeft verklaard over de diamantroof
In het proces-verbaal van bevindingen van A-3754 en A-3755 staat onder meer het volgende:
“Wij, politiële informanten, A-3754 en A-3755 kregen op donderdag 29 juli 2016 van ons begeleidingsteam opdracht om [betrokkene 14] te ontmoeten, hem mee te nemen naar vooraf besproken locaties en het zakelijke en sociale contact verder uit te bouwen, alsmede zoveel mogelijk strafrechtelijke informatie te verzamelen. Op vrijdag 29 juli 2016, omstreeks 11 uur, ontmoetten wij [betrokkene 14] voor het [F] te Medellín Colombia. Vervolgens zijn wij bij [betrokkene 14] in zijn voertuig gestapt en zijn wij gaan rijden zoals vooraf met hem besproken naar Guatape Piedra de Penol, een toeristische attractie in de omgeving van Medellín.
Omstreeks 13 uur kwamen wij aan bij Guatape Piedra de Penol. Ongeveer 30 minuten hiervoor zei ik A-3755 tegen [betrokkene 14] , in de auto in bijzijn van A-3754, dat wij een goede ontmoeting hadden gehad met de partners in Bogota en dat we geld zouden gaan verdienen. Ik, A-3755, heb hem vervolgens uitgelegd dat we een verzekeringsfraude willen gaan plegen met diamanten. Een van de mannen wil diamanten naar Nederland laten komen via Schiphol en daar zouden ze dan moeten verdwijnen. Verder hebben wij hem verteld dat wij ook nog niet alle details kenden maar dat het wel groot zou zijn en dat men nog twijfelde tussen Schiphol en een andere luchthaven, waar men ook niemand had. Vervolgens vroeg ik, A-3755, aan [betrokkene 14] of hij grote dingen wel aan kon. Hierop zei [betrokkene 14] :
- Dat niets te groot voor hem is.
- Dat als hij alleen maar spullen van Schiphol af moet krijgen het nooit te groot kan zijn.
- Dat het voor hem een handeling is en dat het niet uit maakt met wat dus dat het nooit te groot kan zijn.
- Dat als ze het ook op een andere luchthaven kunnen ze dat dan maar moeten doen maar dat hij het op Schiphol kan.
- Dat hij niet begreep als ze ook op een andere luchthaven terecht kunnen waarom ze dan daarna niet de “borrelnootjes” naar hem rijden ( [betrokkene 14] bedoelt hiermee diamanten).
Ik, A-3754, zei vervolgens dat die tweede luchthaven misschien wel helemaal niet waar was maar dat ze dat zeggen om druk te zetten maar dat ze ook willen kijken of [betrokkene 14] misschien niet zijn keutel in zou trekken omdat het te groot is en of hij dat wel aan zou kunnen, en of zijn man dat wel aan zou kunnen. Hierop zei [betrokkene 14] “Ik kan het, ik kan het”.
Vervolgens zei [betrokkene 14] :
- Dat ze desnoods eerst vijf steentjes moeten doen als een soort test om te kijken of het lukt.
- Dat hij eerder gefunctioneerd heeft als tussenpersoon voor die steentjes.
- Dat ze ook een soortgelijke sporttas kunnen sturen en dan brengt hij die naar buiten.
- Dat het wel heel groot moet zijn, gezien de grootte van de sporttas zoals die omschreven wordt.
- Dat dit moet gaan om miljoenen, zeker wel 20 tot 30 miljoen.
- Dat wij ons geen zorgen moeten maken of die man het wel aankan, dat die man het aankan als hij nog leeft.
- Dat hij deze man via zijn gabber in Amsterdam heeft leren kennen en dat de slijper een inmiddels gepensioneerde man is met een boot en dat deze man de diamanten naar Antwerpen laat brengen om te slijpen.
- Dat de gabber een echte Amsterdammer is, een allemansvriend en dat hij hem met de diamantenman in contact heeft gebracht.
- Dat de gabber elk jaar naar een pokertoernooi in Vegas gaat en dat hij nu misschien op vakantie is met zijn gezin.
- Dat de diamantenman voor [G] heeft gewerkt.
Vervolgens kwamen wij bij de toeristische attractie en hebben wij niet meer over diamanten gesproken. [betrokkene 14] zei toen alleen nog vlak voordat we de auto uitstapten: “Vertel mij wat ik moet doen om die gasten te overtuigen.”
Tijdens het eten begon [betrokkene 14] uit zichzelf weer over het eventueel laten verdwijnen van diamanten van Schiphol en dat het hem niet lekker zat als men hem niet gelooft. Hij vertelde vervolgens wederom dat we met bang moesten zijn dat zijn mannetje, de man die de diamanten laat slijpen, het ook niet aan zou kunnen, hij zei dat als we maar geduld zouden hebben en vijf a zes stenen per keer zouden doen het allemaal goed zou komen. [betrokkene 14] rekende ons vervolgens voor dat wij ongeveer 30 procent van de waarde overhouden aan een steen, maar dat je hem dan wel met certificaat zou krijgen. [betrokkene 14] rekende met een symbolische waarde van 100.000 euro, waarbij je dan volgens de Rapaportwaarde maar bv 50 procent krijgt en dan gaat er ongeveer 20 procent naar zijn gabber, de slijper en de man [G] gaat, dan blijft 30 procent over. Mocht je snel cash willen dan is het natuurlijk minder maar dan zou [betrokkene 14] je wel uit willen kopen.
Vervolgens ben ik, A-3754, opgestaan en naar het toilet van het restaurant gegaan. Ik, A-3755, vroeg toen vervolgens of ik eerlijk mocht zijn en, na instemming, zei ik tegen hem: “Die gasten waar ik gisteren mee gesproken heb, die hebben mij verteld dat ik eens op internet moest kijken naar de diamantroof op Schiphol jaren geleden. Zij vertelden mij als jullie man hierbij is geweest dan is dat de man die we zoeken”. Vervolgens zag ik, A-3755, dat [betrokkene 14] begon te glimlachen en daarbij instemmend knikte. Ik hoorde dat hij vervolgens zei: “Laat ik het zo zeggen, ik had 10% van de aandelen.” Toen ik daarop vroeg hij met die 10% aandelen, aandelen van de beurs bedoelde, hoorde ik [betrokkene 14] zeggen: “Nee, ik zou 10% van de opbrengst van die gestolen diamanten krijgen, maar ze hebben mij bedonderd”.
Vervolgens hoorde ik [betrokkene 14] tegen mij zeggen: “ [betrokkene 30] ik heb dit nog nooit tegen iemand gezegd, NOOIT herhaalde hij nogmaals. Maar ik vertrouw jullie. Zeg dit maar dit (het hof begrijpt: tegen) jouw mensen, dan weten ze genoeg van mij.” [betrokkene 14] vervolgde met te zeggen dat hij verwacht had met pensioen te kunnen gaan met zijn aandeel in de diamantroof, doch was bedrogen uitgekomen. Hij herhaalde nogmaals dat zijn vertrouwen in ons, A-3754 en A-3755, heel groot was.
Toen ik, A-3754, vervolgens weer aansloot aan tafel vertelde A-3755 mij dat [betrokkene 14] hem zojuist verteld had dat hij een van de mannen van de grote diamantroof op Schiphol was geweest, jaren geleden. Ik, A-3755, zag dat [betrokkene 14] hierbij instemmend knikte en wij hoorden [betrokkene 14] vervolgens zeggen, terwijl hij met zijn handen de beweging maakte van een berg, “Hebben jullie ooit wel eens zo'n berg van diamanten gezien”. Toen wij vervolgens nee zeiden, zei [betrokkene 14] : “Ik wel.”
Hierop ging [betrokkene 14] ongevraagd verder met vertellen. Wij, verbalisanten, knikten af en toe instemmend of spraken onze verbazing uit. Hierop ging [betrokkene 14] verder en vertelde:
- Dat hij voor de contacten had gezorgd.
- Dat hij af en toe 10.000 kreeg maar dat hij nooit de volle sporttas heeft gekregen die hem is toegezegd.
- Dat hij vlak na het gebeuren 10.000 kreeg om te feesten en dat hij dat toen ook heeft gedaan.
- Dat hij alles in US dollars kreeg en dat hij daarom de koers van die tijd nog weet. - Dat het 10 jaar geleden is en dat ze geen spoor hebben achtergelaten.
- Dat hij nog goed weet dat hij de eerste avond na het gebeuren op de bank zat en dat er om 22.00 uur werd aangebeld, aangezien dat nog nooit gebeurd was en hij toen zo enorm geschrokken was dat zijn hart in zijn keel zat.
Vervolgens zei [betrokkene 14] nog een keer: “Jongens ik heb dit nog nooit tegen iemand verteld maar ik heb zoveel vertrouwen in jullie”.
Hierna vroeg ik, A-3754, of hij niet alsnog zijn geld wilde krijgen en of hij geen wraak wilde. Hierop zei [betrokkene 14] :
- Dat ze zeggen dat het op is en herhaalde tot tweemaal “wat moet ik”.
- Dat hij ze niet meer ziet.
- Dat hij er nog wel 1 zou kunnen achterhalen maar dat hij niet weet wat hij er mee zou moeten.
- Dat er meer bedonderd zijn en dat hij niet de enige is.
- Dat hij ook niet weet wat waar is omdat iedereen wat anders zegt maar dat niemand die hij kent die erbij was in luxe baadt.
Vervolgens hebben wij de rekening betaald en zijn wij terug gaan rijden richting Medellín, dit was omstreeks 17.00 uur. Tijdens de terugreis begon [betrokkene 14] ongevraagd weer over de roof en zei vervolgens:
- Dat het tien jaar geleden is, dat ze geen spoor hebben nagelaten. Dit herhaalde hij nog een keer.
- Dat wij nu met de man in de auto zitten die ervoor heeft gezorgd dat alle veiligheidsmaatregelen op Schiphol veranderd zijn.
- Dat hij deze jongens via via heeft leren kennen, dat het plan daar was, dat ze wat hebben geobserveerd en dat het toen is uitgevoerd.
- Dat onze klus echt anders zou zijn want hier waren vuurwapens bij betrokken. Vervolgens maakte [betrokkene 14] een pistoolbeweging met zijn duim en wijsvinger.
- Dat dit wat anders was dan wat wij nu zeggen.
Tijdens de autorit vroeg ik, A-3755, wat [betrokkene 14] gedaan had met het geld wat hij wel heeft gekregen, hierop zei [betrokkene 14] :
- Dat hij samen met een vriend het appartement in de ingestorte toren had gekocht en hij hier 50.000 euro in had gestoken.
- Dat hij een neef in Turkije 50000 euro heeft gegeven zodat deze zijn schuld af kon lossen omdat die neef zoveel voor de familie betekend.
- Dat hij het appartement met [betrokkene 23] heeft gekocht waar hij nu woont en er ongeveer 50.000 euro in had gestoken, de rest heeft [betrokkene 23] als hypotheek genomen. - Dat hij het geld in Colombia gekregen had door bij elke trip die hij maakte 1 euro beneden het bedrag te blijven dat hij mee mocht nemen naar Colombia. Ook had hij hierbij gebruikt gemaakt van vrienden die naar Colombia kwamen en zo geld voor hem meenamen.
- Dat het geld voor de “borrelnootjes” in dollars werd ontvangen en dat dan omgewisseld moest worden.
- Dat dat omwisselen in die tijd nog mogelijk was bij bepaalde geldwisselkantoren in Amsterdam.
- [betrokkene 14] een Tsjechische jongen, [betrokkene 31] genaamd, bij een geldwisselkantoor kende die hij nu opnieuw zou kunnen benaderen voor het omwisselen.
- [betrokkene 14] een voorbeeld gaf dat als je destijds bij het omwisselen 100.000 euro terugkreeg, hij die [betrokkene 31] dan 2000 euro liet houden.
- De werkwijze van het geldwisselkantoor was om het bedrag in kleinere bedragen weg te schrijven, zodat er geen meldingsplicht bestond en er gebruik werd gemaakt van gefingeerde namen.
Vervolgens vroeg [betrokkene 14] wat zijn aandeel zou worden in onze klus, waarop ik, A-3754, vervolgens zei dat het mij eerlijk leek dat we het in drie zouden delen. Hierop zei [betrokkene 14] dat hij hoopte dat dit echt de rebound zou worden. Dat het een keer mislukt is en dat dit het goed moest maken. Hierop zei [betrokkene 14] dat wij de dag ervoor hebben gezegd hoe blij we waren hem te hebben ontmoet en dat hij nu precies hetzelfde wilde zeggen. Vervolgens zei [betrokkene 14] hardop lachend: “Weet je nog [betrokkene 32] , dat ik Google zei toen je mij in dat park vroeg hoe het kwam dat ik zoveel van diamanten wist.” [betrokkene 14] zei hierna nog uit zichzelf dat dit echt niet te groot was en zei verder:
- Dat ze met kleine, grote en hele grote vrachtauto's van de KLM rijden en dat wij eens moesten weten watje daar allemaal in kan verstoppen tussen andere lading.
- Dat er met vrachtauto’s spullen geleverd worden op Schiphol en dat die chauffeurs tegen betaling er ook wel weer spullen vanaf willen brengen.
- Dat hij als hij thuis komt zo snel mogelijk weer naar zijn gabber gaat en in contact probeert te komen.
- Dat hij de diamantman via zijn gabber heeft ontmoet maar dat je deze man niet zomaar kan ontmoeten.
- Dat hij die diamantman de 1e keer in het [betrokkene 24] , bij het Leidseplein, heeft ontmoet.
- Dat hij later ook bij hem thuis kon komen.”
Inzet op 30 juli 2016 te Medellín, ontmoeting waarbij [betrokkene 14] heeft verklaard over de diamantroof
In het proces-verbaal van bevindingen van A-3754 en A-3755 staat onder meer het volgende: “Wij A-3754 en A-3755 kregen op zaterdag 30 juli 2016, van ons begeleidingsteam de volgende opdrachten:
- Ontmoet [betrokkene 14] vandaag, bezoek met hem de Catedral in Envigado, bouw met hem aan een sociale en zakelijke band en verzamel zoveel mogelijke strafrechtelijke informatie.
Op zaterdag 30 juli 2016, omstreeks 10.00 uur, ontmoetten wij [betrokkene 14] in het [F] in Medellín Onze begroeting was zoals gebruikelijk zeer hartelijk. Vervolgens zijn wij met de auto naar de Catedral in Envigado gereden.
Tussen ons drieën vonden er diverse gesprekken plaats over onderwerpen van sociale aard, waarbij wij onder andere spraken over de Feria de Rores, vrouwen, en ons gezamenlijk bezoek aan Piedra de Penol en de “fonda” de vorige dag.
Na ons bezoek aan de Catedral hebben wij vervolgens omstreeks 12.15 uur geluncht in een restaurant in Medellín, genaamd Peru Wok.
Hetgeen wij hier besproken hebben, hebben wij zoveel als mogelijk chronologisch en in dezelfde woorden dan wel woorden van gelijke strekking weergegeven.
Nadat A-3754 had gezegd dat hij het vervelend vond voor [betrokkene 14] dat hij bedonderd was door de overige deelnemers aan de diamantenroof op Schiphol en aan [betrokkene 14] vroeg of hij niets tegen die gasten kon doen hoorden wij [betrokkene 14] zeggen dat dit niet mogelijk was. Hij was immers maar een gewone jongen en geen crimineel. En die gasten waren, zo zei hij, immers geen jongens die je in de speeltuin tegenkwam. Het waren volgens [betrokkene 14] grote gasten die meerdere dingen gedaan hadden. Het zijn zware gasten die mij bedonderd hebben, voegde [betrokkene 14] er aan toe. Toen ik, A-3755, daarop aanmerkte dat het dan echt niet zware jongens waren, daar die echt niet met zich hadden laten sollen als zij ook benadeeld waren, hoorden wij [betrokkene 14] zeggen dat dit echt zware jongens waren, die ook zaken hadden gedaan met [betrokkene 33] . Waarschijnlijk, zo zei [betrokkene 14] , hebben die jongens snel geld willen maken met die steentjes en hebben zij er minder voor gekregen. [betrokkene 14] voegde er aan toe dat hij dit afleidde uit hetgeen hem door die zware gasten verteld was, hetgeen hij natuurlijk niet zeker wist.
Op de vraag van A-3754 of er meerdere gasten benadeeld waren, antwoordde [betrokkene 14] bevestigend. [betrokkene 14] vertelde dat hij met de andere deelnemers aan de diamantenroof om de tafel had gezeten om een helder beeld te krijgen van hetgeen er mis gegaan was. Maar iedereen had een andere verklaring, dus nu wist hij nog niet wat er misgegaan was. Tijdens deze bijeenkomsten was het er ook stevig aan toegegaan en werd er ook tegen elkaar geschreeuwd. Uiteindelijk was er een soort bemiddelaar gekomen tussen de benadeelden en de zware gasten, hetgeen uiteindelijk tot nu toe ook niets opgeleverd had. Deze bemiddelaar was een van die zware gasten.
[betrokkene 14] vertelde ook dat enkele van de benadeelden in de financiële problemen gekomen waren. Hen was veel geld toegezegd en zij hadden vervolgens schulden gemaakt die zij niet meer konden aflossen. Dit was volgens hem extra zuur, want de bedoeling was geweest om door deze diamantroof een financieel zekere toekomst te hebben, maar had nu alleen maar meer ellende opgeleverd. Zelf was [betrokkene 14] gewoon blijven doen, hij had wel wat extra leuke dingen gedaan met het geld maar geen opvallende dingen. Hij was ook gewoon naar zijn werk blijven gaan om zo niet op te vallen.
Een van de andere benadeelden ging af en toe helemaal uit zijn dak en benaderde [betrokkene 14] dan. Deze man ging dan even tekeer, hetgeen (het hof begrijpt: [betrokkene 14] ) aanhoorde. Daarna was de man dan weer rustig. Dit had zich al meerdere malen voorgedaan. Het enige wat [betrokkene 14] deed, was de man aanhoren, verder niets. [betrokkene 14] vertelde ook dat hij had gehoord dat die zware gasten huizen in het buitenland hadden, maar dat zij zich verder in Nederland gedroegen alsof zij geen geld meer hadden. Een van die zware gasten had [betrokkene 14] naderhand verteld dat hij het vervelend vond voor [betrokkene 14] dat hij niet al zijn geld gekregen had en had hem toegezegd dat als [betrokkene 14] een tip voor een goede kraak kon geven, hij [betrokkene 14] alsnog geld geven van de opbrengst van deze kraak.
Tevens vertelde [betrokkene 14] ons dat hij ongeveer twee jaar geleden opnieuw benaderd was voor een overval op Schiphol. Deze keer zou het een overval op een geldwagen hebben moeten zijn, welke geld en/of goud dat van Amsterdam naar Londen gevlogen zou worden, zou vervoeren. Observaties en tellingen waren al onder andere door [betrokkene 14] gedaan. Het plan was uiteindelijk niet doorgegaan omdat een van de deelnemers bang zou zijn geworden.
[betrokkene 14] zijn aandeel bij de uitvoering zou zijn geweest het binnen brengen van de uitvoerders van de overval. Desgevraagd vertelde [betrokkene 14] dat hij bij het naar binnen en naar buiten brengen bijna nooit helemaal gecontroleerd werd, de douane keek alleen maar naar de brandstof.
[betrokkene 14] kende alleen maar de man die hem benaderd had voor deze klus, dit was een van de zware gasten van de diamantroof. De anderen had hij niet gekend. [betrokkene 14] zei dat hij alleen het telefoonnummer van de uitnodigende zware gast had gehad.
Nadat A-3754 een grap had gemaakt over dat [betrokkene 34] mocht kiezen welke toetje hij wilde, en [betrokkene 14] vroeg waarom hij [betrokkene 34] was, antwoordde A-3754 dat dit duidelijk was. Hij had immers al die jaren geen sporen achtergelaten en ook had hij staan te zwaaien met een pipa bij de diamantenroof.
[betrokkene 14] antwoordde hierop dat de politie nog altijd niet wist wat er toen precies gebeurd was en alleen gissingen hadden maar die tot niets geleid hadden.
[betrokkene 14] vertelde dat hij niet met een pipa had lopen te zwaaien, hij had wel alle gebruikte pipa's in de hand gehad. Hij had ze namelijk van land- naar airside moeten brengen. Wij merkten op dat dit naar binnenbrengen wel zijn ding was, hetgeen [betrokkene 14] ook bevestigde.
[betrokkene 14] vroeg aan mij, A-3755, waarom ik bij hem terechtgekomen was voor deze nieuwe klus. Daarop vertelde ik hem dat dit idee ontstaan was, nadat hij tegen A–3754 over diamanten gesproken had en gezegd had dat hij ook daarbij wat kon betekenen.
Vervolgens vroeg [betrokkene 14] aan A-3754 waarom hij dit aan hem gevraagd had. A-3754 antwoordde daarop dat [betrokkene 14] dit uit zichzelf had aangeboden toen A-3754 met hem over een klus gesproken had. [betrokkene 14] gaf daarop toe dat dit inderdaad zo gegaan was.
[betrokkene 14] vroeg aan mij A-3755 of het van land- naar airside brengen van het geld nog zou doorgaan, hetgeen ik bevestigend beantwoordde. [betrokkene 14] gaf aan dat hij op 16 augustus weer naar Nederland zou vliegen, hij had immers al een KLM-ticket en vond het zonde een nieuwe te kopen. [betrokkene 14] zou mij, A-3755, een berichtje sturen als hij weer in Nederland zou zijn. [betrokkene 14] vertelde dat hij ongeveer 3 weken in Nederland zou blijven om vervolgens rond 12 september in Turkije te willen zijn in verband met de offerfeesten. Aansluitend zou hij weer naar Medellín vliegen om daar op 29 september zijn verjaardag te vieren. Omstreeks 6 oktober zou hij dan weer naar Nederland vliegen.
[betrokkene 14] vertelde dat als hij eenmaal weer in Nederland was, hij zo snel als mogelijk zijn gabber zou benaderen, die dan weer contact op zou nemen met die oude man. Met die oude man bedoelde [betrokkene 14] de man die voor [G] had gewerkt
[betrokkene 14] hoopte dat zijn gabber nog niet op vakantie was, hij zou namelijk 3 weken op vakantie gaan. [betrokkene 14] herhaalde nogmaals wat hij al eerder gezegd had, namelijk dat wij gezegd hadden dat wij blij waren hem hebben te ontmoet maar dat hij ook heel blij was dat hij ons had ontmoet. Hetgeen hij tegen ons verteld had, vertelde je niet zomaar tegen iemand. Dan moest je elkaar al wel enkele jaren kennen en elkaars vertrouwen hebben gewonnen. Bij ons was dat zeker het geval, voegde hij er aan toe.
[betrokkene 14] benadrukte nogmaals dat als de steentjes uit Europa zouden komen, de klus een appeltje/eitje zouden zijn.”
Door A-3753 wordt op 4 augustus 2016 een Whatsapp-bericht aan [betrokkene 14] gestuurd, waarin hij hem bedankt voor de geweldige tijd die ze in Colombia hebben doorgebracht.
(...)
Inzet op 27 oktober 2016 te Amsterdam (Harbour Club), ontmoeting waarbij [betrokkene 14] heeft verklaard over de diamantroof
In het proces-verbaal van bevindingen van A-3754 en A-3755 staat onder meer het volgende:
“Wij, politiële informanten, A-3754 en A-3755, kregen op dinsdag 25 oktober 2016 van ons begeleidingsteam opdracht om een ontmoeting met [betrokkene 14] te organiseren en het sociale en zakelijke contact verder uit te bouwen, alsmede zoveel mogelijk strafrechtelijke informatie te verzamelen.
Op donderdag 27 oktober 2016. omstreeks 20.30 uur, ontmoetten wij [betrokkene 14] bij restaurant Harbour Club, gevestigd Cruquiusweg 671 te Amsterdam. Teneinde deze ontmoeting mogelijk te maken had ik, A-3754, de dagen hiervoor regelmatig whatsapp contact met het mobiele nummer, [telefoonnummer 21] , van [betrokkene 14] . In deze chatcontacten is verder niets terzake dienende besproken.
Nadat wij elkaar in de lobby van het restaurant hadden ontmoet hebben wij wat gedronken aan de bar en zijn wij vervolgens naar de tafel gegaan waar we gedineerd hebben. Tijdens het diner hebben wij gesproken over diverse sociale onderwerpen zoals vrouwen, Colombia, vakantie, Spanje, voetbal etc. Tijdens het diner vroeg [betrokkene 14] aan mij, A-3755, naar een aantal zaken rondom de geplande verzekeringsfraude. Terwijl ik, A-3755, hierop antwoord probeerde te geven vertelde [betrokkene 14] ons uit zichzelf plotseling:
- Dat hij wel een plek wist waar we de buit konden verstoppen.
- Dat dit dezelfde plek is als waar hij 10 jaar geleden ook zijn deel van de buit verstopt had op de zolder.
- Dat dit een woning is die hij destijds met zijn vader en moeder gehuurd heeft.
- Dat hij deze woning (een sociale huurwoning) nu nog steeds huurt met zijn moeder.
- Dat hij en zijn nichtje er nog komen en dat hij er ook wel eens slaapt en dat de buren hem ook kennen.
- Dat hij dit bij dezelfde makelaar huurt als waar hij zijn andere woning ook huurt en er 300 euro per maand voor betaalt.
[betrokkene 14] zei ook dat het misschien een goed idee was om de keer eerst met zijn allen de buit te bekijken en op foto te zetten, zodat we precies weten wat er is en weg gaat.
Tevens begon [betrokkene 14] ons spontaan te vertellen, zonder dat wij ernaar vroegen;
- Dat hij destijds twee uur moest wachten met die jongens omdat het vliegtuig twee uur later was en dat het best moeilijk is om je dan twee uur op te houden zonder dat het opvalt.
- Dat hij de tijd ervoor met observeren enzo en kijken hoe alles zit ook best spannend vond, zoals in een film.
- Dat ze niet wisten dat je die auto's op afstand kon begrenzen waardoor ze niet harder dan 40 kilometer per uur kunnen.
- Dat ze ook niet wisten dat er een code aan die sleutel is verbonden waardoor je de achterkant niet kon openen.
- Dat ze als een gek op de voorkant hebben staan beuken om bij de spullen te kunnen omdat dat via de achterkant niet ging en dat ze daarom niet alles hebben kunnen meenemen.
- Dat het nu net zoals 10 jaar geleden om spullen zou gaan die voor een beurs bestemd waren/zijn.
- Vroeg of ik, A-3755, wist wat er nu precies bij zou zitten.
- Dat er 10 jaar geleden een ketting van de koning van Thailand had bijgezeten
- Dat het toen in februari was geweest en nu in januari.
Tevens vertelde [betrokkene 14] ons tijdens het diner nog dat hij die dag een afspraak had gehad omdat hij weer eens was benaderd om drugs uit de vliegtuigen te krijgen. Hij vertelde dat het om 5 tot 10 kilo ging wat uit Colombia kwam. Ook vertelde hij dat dit zo vaak gebeurt maar dat er uiteindelijk nooit wat van komt. Voorts, zo vertelde [betrokkene 14] , was dit zo’n kleine hoeveelheid waaraan hij niet voldoende kon verdienen in verhouding tot het risico dat hij zou lopen. Hij voegde er aan toe dat als zijn verdiensten op z'n minst een miljoen zouden zijn, hij dat risico wel wilde lopen.”
(...)
2017
Er is in 2017 één (laatste) ontmoeting met [betrokkene 14] geweest.
Inzet op 14 januari 2017 te Amsterdam (restaurant Momo), ontmoeting waarbij [betrokkene 14] heeft verklaard over de diamantroof
In het proces-verbaal van bevindingen van A-3754 en A-3755 staat onder meer het volgende:
“Wij A-3754 en A-3755, kregen op zaterdag 14 januari 2017, van ons begeleidingsteam de volgende opdrachten: Ontmoet [betrokkene 14] te Amsterdam. Vraag [betrokkene 14] te laten zien waar het safehouse is waar [betrokkene 14] eerder aan refereerde en waar in 2005 gebruik van is gemaakt. Bespreek tijdens het gebruiken van een maaltijd in een restaurant het artikel over de diamantroof 2005, dat is gepubliceerd in tijdschrift Panorama, nummer 49 van het jaar 2016 en gebruik hierbij het tijdschrift en/of het boek “Handen omhoog Dit is een overval” waarin dit verhaal is gepubliceerd. Overhandig [betrokkene 14] dit boek. Verzamel in de context van dit onderzoek zoveel als mogelijk strafrechtelijke informatie.
Op zaterdag 14 januari 2017, omstreeks 18.30 uur, ontmoette ik A-3755, [betrokkene 14] voor het pand van Apple, gevestigd aan het Leidseplein in Amsterdam. Na onze gebruikelijke begroeting, liepen wij naar A-3754, die in een auto op ons wachtte voor de parkeergarage Byzantium aan de Tesselschadestraat in Amsterdam. [betrokkene 14] vertelde mij dat wij met z'n drieën even iets moesten bespreken met betrekking tot de bewaarplaats van de buit.
Eenmaal in de auto gezeten, hoorden wij [betrokkene 14] zeggen dat hij er nog eens goed over nagedacht had en tot de beslissing gekomen was, dat hij ons de woning niet kon aanwijzen. Voor zijn gevoel was dit de enige plaats op aarde waar alleen hij en zijn moeder vanaf wisten. Ook de andere deelnemers van de overval op Schiphol had hij deze plaats nooit laten zien. Als wij wilden, konden wij deze woning nog steeds gebruiken voor het bewaren van de buit doch alleen hij zou weten waar dit was. Hij was bereid desnoods iedere week ons de buit te laten zien en we konden deze dan ook wegen. Hij had van het verleden geleerd en wilde absoluut niet dat het hem nog eens zou overkomen een deel van de buit kwijt te raken. Wij, A-3754 en A-3755, gaven aan hierdoor verrast te zijn en er even over na te moeten denken.
Daarop zijn wij korte tijd in het [betrokkene 24] -hotel geweest, alwaar wij koffie gedronken hebben. Hierbij spraken wij onder andere over Colombia, het weer en vertelde [betrokkene 14] nogmaals kort welk percentage wij konden verwachten als een diamant bijvoorbeeld een waarde had van 100.000 euro. In eerste instantie zouden wij dan 50.000 euro overhouden (de man in de beurs in Antwerpen zou er ongeveer 10.000 aan verdienen), waarvan wij nog een eventueel te onderhandelen percentage van tussen de 10 en 15 % van 50.000 euro dienden af te staan aan de eerder bedoelde “oude man”. Hoe groter de waarde van onze buit zou zijn, des te betere onderhandelingspositie wij bij de “oude man” zouden hebben.
Vervolgens zijn wij omstreeks 20.00 uur gegaan naar het restaurant Momo, gevestigd aan de Hobbemastraat 1 in Amsterdam.
Nadat wij plaats hadden genomen aan een tafel in het restaurant, vond er tussen ons drieën een gesprek plaats, waarvan wij de inhoud zoveel als mogelijk chronologisch en in dezelfde woorden, dan wel woorden van gelijke strekking, zullen weergeven.
[betrokkene 14] vertelde dat hij tezamen met [betrokkene 23] een nieuwe auto gekocht had in Medellín. Iemand had voor de Toyota 45 miljoen peso’s geboden. Dit bod hadden zij aanvaard en vervolgens hadden zij een nieuwe Kia Sportage gekocht, die 90 miljoen peso had gekost. De helft hadden zij betaald met de 45 miljoen peso van de verkoop en voor de andere helft waren zij een financiering aangegaan. Voor de financiering betaalden zij nu maandelijks iets meer dan 1 miljoen peso. [betrokkene 23] en hij betaalde ieder de helft hiervan. Na een korte tijd over diverse onderwerpen van sociale aard te hebben gesproken, vertelde ik, A-3755, [betrokkene 14] dat wij behoorlijk geschrokken waren van de publicaties met betrekking tot de diamantroof op Schiphol in de Panorama in december 2016 (nummer 49) en in het boek “Handen omhoog! Dit is een overval.” [betrokkene 14] vertelde niet te begrijpen wat wij hiermee bedoelden, daar hij op dat moment in Medellín was geweest en niets gelezen of gehoord had.
Daarop overhandigde ik, A-3755, [betrokkene 14] het boek, dat in opdracht van ons begeleidingsteam door A-3754 was gekocht. [betrokkene 14] vroeg ons of wij het verhaal met betrekking tot de diamantroof gelezen hadden en nadat wij dit bevestigd hadden of het klopte. Wij antwoordden dat wij dat natuurlijk niet wisten, daar wij er niet bij waren geweest. Tevens liet ik A-3754 hem een foto zien, op mijn mobiele telefoon, van de voorkant van de betreffende Panorama waarin een artikel over de diamantroof wordt aangekondigd. Direct begon [betrokkene 14] in het boek te bladeren en kwam terecht bij het verhaal over de diamantroof op Schiphol. Wij hoorden [betrokkene 14] direct zeggen dat het nummer van de wagen niet klopte (naderhand zagen wij dat [betrokkene 14] hiermee bedoelde de zinsnede: Het busje, met nummer 34 en een duidelijk KLM-logo erop, is vervolgens een uur lang buiten beeld op bladzijde 254). Ook hoorden wij hem zeggen dat [betrokkene 12] “ [betrokkene 12] ” er inderdaad ook bij was geweest.
Ik, A-3754, hoorde en zag dat op het moment dat [betrokkene 14] de initialen [initialen] met zijn vinger aanwees (bladzijde 257 zinsnede: met de arrestatie van de 41-jarige Amsterdammer [initialen] ), zei: “Deze initialen kloppen ook”.
Op mijn opmerking dat ik, A-3755, gelezen had dat men ook vermoedde dat er twee neven bij de diamantroof betrokken waren geweest, hoorde wij [betrokkene 14] zeggen: “Een was erbij. Ik ken ze, ben met hen in Suriname geweest.”
Hierna stopte [betrokkene 14] met het lezen en legde hij het boek op de tafel bij hem.
Wij hoorden hem vervolgens zeggen dat je “ [betrokkene 12] ” niet tegen wilde komen. Het was een ontzettend grote vent die behoorlijk indruk maakte en ook slim was. Als [betrokkene 14] contact het hem wilde hebben, liep hij altijd even bij “ [betrokkene 12] ” langs en deed hij een briefje in de bus. Bellen was absoluut geen optie. “ [betrokkene 12] ” kwam volgens [betrokkene 14] altijd echt op tijd, niet te laat en niet te vroeg. Heel gedisciplineerd. Hij was volgens [betrokkene 14] echt degene die alles bedacht. Volgens [betrokkene 14] had “ [betrokkene 12] ” een maat die alles recht lulde en dat op zo'n manier deed dat iedereen hem dan geloofde.
Daarop gaven wij, A-3754 en A-3755, aan het wel een top-idee was geweest dat “ [betrokkene 12] en zijn vriend” zich hadden laten insluiten bij een bank om vervolgens de kluisjes leeg te halen. [betrokkene 14] reageerde hierop door te zeggen dat die twee mannen, die echt maten waren, ook wel eens persoonlijke meningsverschillen hadden, doch dat zij “zakelijk gezien” altijd weer samen konden werken en een klus deden. Toen ik, A-3755, daarop aanhaalde dat het duidelijk was dat er sprake was van een hechte groep omdat “ [betrokkene 12] en zijn vriend” zich hadden laten insluiten bij de bankroof, uiteindelijk toch gepakt worden, een tijd gezeten hadden en toch daarna weer samen met [betrokkene 14] en enkele anderen de diamantroof op Schiphol deden, hoorde wij [betrokkene 14] zeggen: “Ja dat klopt, ze waren erbij.”
[betrokkene 14] vervolgde met te zeggen dat “ [betrokkene 12] ” tegen hem gezegd had dat deze maat iemand een wapen op zijn kop kon zetten, zonder ook maar te knipperen met zijn ogen.
[betrokkene 14] merkte vervolgens (hof: op) dat alles wat hij tot nu toe tegen ons verteld (hof: had) over de diamantroof op Schiphol, geen grootspraak van hem was geweest. Het bewijs hiervan stond immers in een boek, dat volgens hem geschreven was op grond van feiten van eerder gedane onderzoeken naar de diamantroof op Schiphol.
[betrokkene 14] vertelde ook dat, ondanks dat het professionele gasten waren, er toch ook enkele dingen fout gegaan waren. Een voorbeeld hiervan was het niet meenemen van een deel van de buit. Zij waren er niet voldoende op voorbereid geweest om de ruit van het busje stuk te kunnen slaan. Een ander voorbeeld was dat enkele van die gasten wel eens liepen op te scheppen over de daden als zij wat teveel gedronken hadden.
Ook vertelde [betrokkene 14] dat “het werk” dat deze gasten deden, voor henzelf gewoon het uitoefenen van hun beroep was. “Dit is hun beroep, zij kunnen niets anders”, hoorden wij [betrokkene 14] zeggen. Daarnaast zou het volgens hem hen ook om “de kick” gaan. Een dag hadden ze heel veel geld en de andere dag waren ze het weer kwijt. Waar het geld dan gebleven was, kon [betrokkene 14] alleen maar naar gissen.
Op de vraag van A-3754, hoe die gasten nu bij hem terecht gekomen waren, hoorden wij dat [betrokkene 14] vertelde dat dit via een oude schoolvriend van hem gebeurd was. “ [betrokkene 12] ” had aan deze oude schoolvriend gevraagd of hij iemand kende die op Schiphol werkte en eventueel wat voor hen kon betekenen. Die oude schoolvriend had [betrokkene 14] toen gevraagd en [betrokkene 14] was in gesprek gegaan met “ [betrokkene 12] ”. Aanvankelijk had [betrokkene 14] alleen maar geluisterd, maar omdat het plan dat “ [betrokkene 12] ” voor ogen had, volgens [betrokkene 14] absoluut niet kon, had [betrokkene 14] een voorstel gedaan hoe het wel kon. [betrokkene 14] voegde er aan toe: “Uiteindelijk hebben ze gedaan wat wij voorstelden.
Zelf heb ik maandenlang observaties uitgevoerd op Schiphol om te zien hoe het een en ander ging met betrekking tot onder andere de aankomst van het vliegtuig, de procedures met het in- en uitladen van het vliegtuig en het de gehele gang van zaken van het busje waarin de diamanten vervoerd zouden worden.''
Nadat ik, A-3755, tegen [betrokkene 14] gezegd had dat ik hem in het vervolg “de man van 74 miljoen zou noemen”, hoorden wij hem zeggen dat niemand precies wist hoeveel het nu echt geweest was. Wij hoorden hem wederom zeggen, dat er kettingen van de koning van Thailand bij gezeten hadden.
Nadat ik, A-3755, [betrokkene 14] gevraagd had waarom het de eerste keer misgegaan was, hoorden wij [betrokkene 14] zeggen dat de eerste keer uitsluitend een proef was geweest. Gelukkig was het niet goed gegaan anders was de opbrengst volgens [betrokkene 14] veel minder geweest. Volgens zijn zeggen waren ook zij verrast geweest door de omvang van de buit.
Omstreeks 23:10 uur, verlieten wij de tafel in het restaurant en namen wij plaats aan de bar. Toen ik, A-3755, [betrokkene 14] nogmaals bedankte voor het feit dat hij niet gewild had dat A-3754 zaken met “die grote gasten” van de diamantroof op Schiphol” ging doen, daar ik in het boek gelezen had dat een van die neven die doodgeschoten was ook lid was van […] , hoorde ik [betrokkene 14] zeggen: “ [betrokkene 16] , nee die was er niet bij, die ander”.
(...)
Diamantroof 25 februari 2005
Op 25 februari 2005 vond ter hoogte van platform B34, op het beveiligde en voor het publiek niet vrij toegankelijke deel van Schiphol (‘airside’), rond 10.00 uur een gewapende overval plaats op een waardetransportauto van KLM. In de waardetransportauto, die werd bemand door de getuigen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , lagen diamanten en sieraden ter waarde van ruim 72 miljoen USD. De waardetransportauto werd vergezeld door een volgauto van een beveiligingsbedrijf met daarin de getuige [betrokkene 3] . Op het moment dat de waardetransportauto vlak bij het vliegtuig werd geparkeerd kwam een blauwe KLM-auto hard aangereden. Hierin zaten de twee overvallers. Zij hebben vuurwapens op [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [betrokkene 3] gericht. Die moesten op de grond gaan liggen, hun portofoons en de sleutels van de waardetransportauto afstaan. De overvallers zijn vervolgens met de waardetransportauto en de waardevolle inhoud weggereden en hebben het Schipholterrein verlaten via hek 54.
De door de overvallers gebruikte KLM-auto, met nummer 43, is door hen tussen 8.30 en 9.00 uur gestolen. De overvallers droegen KLM-kleding. De overvallers hebben zich geruime tijd op ‘airside’ moeten ophouden, omdat het vliegtuig dat met de diamanten en sieraden naar Antwerpen zou vertrekken vertraagd was. Het vliegtuig had, zoals gebruikelijk van maandag tot en met vrijdag, om 8:50 uur moeten vertrekken.
Om 10:29 uur is de waardetransportauto teruggevonden onder het viaduct van de (busverbinding) Zuidtangent op industrieterrein De Hoek in Hoofddorp. Een deel van de buit is in de waardetransportauto achtergebleven. Er zijn door de daders diamanten en sieraden meegenomen ter waarde van ongeveer 43,5 miljoen USD.
Industrieterrein De Hoek
In de directe omgeving van de teruggevonden waardetransportauto is een schoenafdruk maat 48 aangetroffen. Op camerabeelden van de omgeving is op een aantal tijdstippen tussen 7:37 en 10:07 uur een rode bestelbus, gelijkend op een Renault Express, waargenomen.
De getuige [betrokkene 35] heeft op 25 februari 2009 tussen 10:00 en 10:15 uur drie mannen bij een witte KLM-bus bezig gezien. Een van de mannen was rond de 1,90 meter en droeg een oranjeveiligheidsvest. Er stond ook een bordeauxrode auto, een ouder en beetje hoekig model. De beschrijving van de ( [betrokkene 20] ) man en de auto komt overeen met hetgeen de getuigen [betrokkene 36] , [betrokkene 37] en [betrokkene 38] hebben verklaard over hetgeen zij op 25 februari 2005 hebben waargenomen. [betrokkene 36] en [betrokkene 38] hebben ook verklaard dat zij de ( [betrokkene 20] ) man hebben zien graven, volgens [betrokkene 38] alsof hij ‘geen doel’ had. [betrokkene 38] heeft bovendien verklaard dat hij die man en bestelauto twee keer eerder, op dezelfde plaats, heeft gezien. Ook toen stond de man te graven. Getuige [betrokkene 37] herkende de auto ook van een eerder moment, dat zou de 7e of de 10e (het hof begrijpt: februari 2005) geweest kunnen zijn, dat hij een man heeft zien graven. En ook de getuige [betrokkene 39] heeft ‘ongeveer een week voor afgelopen vrijdag 25 februari 2005’ rond 8.45 uur een man van ongeveer 1.90 meter, met een oranje/geel reflecterend vest, zien graven. Er stond toen ook een kleine bestelauto.
Diefstal KLM-auto 10 februari 2005
Op 10 februari 2005 is er omstreeks 8:00 uur een melding bij de KMar binnen gekomen van de vermoedelijke diefstal van een KLM-auto die geparkeerd stond bij Delta 7 (‘airside’). Omstreeks 8 30 uur is de auto gezien op het B-platform met daarin twee personen die KLM-bedrijfskleding droegen. De mannen werden door de getuige [betrokkene 40] , die samen met [betrokkene 41] en ‘ [betrokkene 42] ’ op zoek was naar de door hen geparkeerde auto, aangesproken. [betrokkene 40] – die op dat moment nog uitging van een vergissing – heeft gezegd dat de bestuurder achter hem aan moest rijden om de auto terug te brengen. De KLM-auto is aanvankelijk ook achter [betrokkene 40] en zijn collega’s aangereden, maar is plotseling gekeerd en met hoge snelheid door hek 54 (waarvan net de slagboom was geopend) het terrein afgereden. Volgens getuide [betrokkene 41] leek het alsof de bestuurder van de ‘kofferafhandeling’ was, maar daarvoor klopte het tenue niet.
Overeenkomsten tussen 10 en 25 februari 2005
Uit het voorgaande blijkt dat op beide data een KLM-auto is gestolen op het afgesloten deel van Schiphol. Rond hetzelfde tijdstip zijn beide auto’s gezien op het B-platform, rond welk tijdstip van maandag tot en met vrijdag om 8.50 uur een vlucht met waardevolle goederen, hoofdzakelijk diamanten naar Antwerpen vertrekt. Beide keren is via hek 54 het Schipholterrein verlaten. De rode bestelauto met de ( [betrokkene 20] ) gravende man is niet alleen op de 25ste waargenomen, maar ook korte tijd daarvoor. Ten slotte heeft onderzoek van de historische verkeersgegevens via de zendmast op het B-platform en de zendmast op industrieterrein De Hoek het volgende uitgewezen:
- op 10 februari rond het tijdstip van de diefstal belt de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 22] (omgeving B-platform) naar het telefoonnummer [telefoonnummer 23] (omgeving De Hoeksteen);
- op 25 februari rond het tijdstip van de overval is er contact tussen dezelfde telefoonnummers, maar nu bevindt het nummer eindigend op [telefoonnummer 23] zich in de omgeving van het B-platform en het nummer eindigend op [telefoonnummer 22] in de omgeving van het industrieterrein;
- na 25 februari zijn beide telefoonnummers niet meer gebruikt.
Waarneming [betrokkene 5] op 5 december 2004 bij hek 54
Op 5 december 2004 is [betrokkene 5] door de KMar gecontroleerd bij hek 54 (‘landside’). Hij vertelde dat hij vliegtuigen aan het kijken was, maar geen spotter was. Volgens de mutatie van de KMar maakte [betrokkene 5] een gespannen indruk en is er ter plaatse maar beperkt zicht op de vliegtuigen. Bovendien stond [betrokkene 5] er pas vier minuten voor de controle en is hij twee minuten later weer vertrokken. Volgens een mutatie van de Herkenningsdienst van de KMar was [betrokkene 5] 2,04 meter en had hij schoenmaat 48.
Aantreffen Renault Express op 8 maart 2005
De KMar is naar stadsdeelkantoor Oud-Zuid gegaan om een plattegrond te halen van de woning van [betrokkene 5] en zijn partner [betrokkene 6] . Laatstgenoemde was (naar moet worden aangenomen zonder dat de KMar daarvan op de hoogte was) werkzaam bij het stadsdeelkantoor. Uit de later door [betrokkene 6] afgelegde verklaring blijkt dat zij er daardoor achter is gekomen dat de KMar de plattegrond had opgevraagd en dacht dat er mogelijk, zoals eerder was gebeurd, een inval zou komen. Op 8 maart 2005 om 10:00 uur heeft [betrokkene 6] om die reden naar [betrokkene 5] gebeld en hem gevraagd naar huis te komen. [betrokkene 5] moest daarna het huis uit. Op diezelfde dag heeft [betrokkene 5] om 10:26 uur naar [verdachte] gebeld om af te spreken. [verdachte] en [betrokkene 5] hebben die dag acht keer telefonisch contact gehad. [verdachte] heeft ook drie keer contact gehad met [betrokkene 11] . Omstreeks 22:18 uur is op de Kanaaldijk in Diemen een in brand staande Renault Express aangetroffen.
In de Renault Express zijn papieren en bijbehorende cd-roms aangetroffen die afkomstig bleken uit de op 25 februari 2005 geroofde waardetransportauto.
Doorzoeking bij [verdachte]
Op 9 januari 2006 is [verdachte] aangehouden en is zijn woning doorzocht. In zijn woning is een jas aangetroffen; in een zak van deze jas is een bladzijde met diamantomschrijvingen en geldbedragen aangetroffen. Het hof gaat ervan uit deze jas aan [verdachte] toebehoort. De jas is immers in zijn woning aangetroffen en door [verdachte] is nooit bij de KMar of nadien ter terechtzitting bij de rechtbank of het hof verklaard dat deze jas aan een ander, en aan wie, toebehoort. Van vier specifieke beschrijvingen van diamanten op de lijst die bij [verdachte] is aangetroffen, kan op basis van verkregen informatie uit het rechtshulpverzoek aan België (samengevat: omschrijvingen van vier zeldzame, en ontvreemde, diamanten) en het verhoor van deskundige [betrokkene 21] , geconcludeerd worden dat het omschrijvingen zijn van op 25 februari 2005 gestolen diamanten.
OVC-gesprek 17 juni 2013
Op 17 juni 2013 zat [betrokkene 7] met een medeverdachte (in een ander strafrechtelijk onderzoek) in een auto waarin afluisterapparatuur was geplaatst. Er heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij vooral [betrokkene 7] aan het woord was. Gelet op de inhoud van dat gesprek, waarvan het verslag integraal is opgenomen in de bewijsmiddelen, gaat het over de diamantroof op Schiphol en meer in het bijzonder een daaraan voorafgaande poging. Dat het gesprek over Schiphol gaat leidt het hof onder andere af uit de gebruikte zinsneden, ‘op Schiphol’, ‘op het platform’ en ‘we hadden pakken ook aan man, we zagen er ehmm eh hmm als die koffertrekkers’. Verder sluit hetgeen door [betrokkene 7] is verteld naadloos aan bij hetgeen [betrokkene 40] en [betrokkene 41] , zoals hierboven benoemd, hebben verklaard over de gebeurtenissen op 10 februari 2005. Samengevat komt het er op neer dat [betrokkene 7] in een op het binnenterrein van Schiphol buitgemaakte auto zat, met ‘ [verdachte] ’ als bestuurder. Ze hadden wapens bij zich: een machinegeweer, een paar handgranaten en een pistool. Op het binnenterrein zijn [verdachte] en [betrokkene 7] aangesproken door een medewerker van Schiphol (‘bewaking’), die denkt dat zij gewoon personeel zijn, en zegt dat ze de auto (van ‘ [betrokkene 10] ’) hebben gepakt. Die auto moesten [verdachte] en [betrokkene 7] terugbrengen. Ze reden eerst de goede kant op, maar plotseling ‘maakten ze een rondje’ en zijn ze ‘toen die boom (het hof begrijpt: slagboom) in één keer open ging’ het terrein afgereden.
[betrokkene 7] heeft ook over een daarop volgende keer verteld. Hij zegt: “Maar de eerste keer ging ik er gewoon voor. Maar toen dat fout ging hè wouden ze een week later wouden ze weer. Toen zat in mijn hoofd nog hey fuck dat man”. En ook: “(...) achteraf wisten ze dat het twee weken eerder had moeten gebeuren”. Het hof leidt hieruit, mede in het licht van de nader te bespreken bewijsmiddelen, af dat dit over de geslaagde diamantroof op 25 februari 2005 gaat. [betrokkene 7] , die kennelijk niet meer durfde, zegt dan nog: “Die [betrokkene 11] heeft toen mijn plek gepakt en ehh, die heeft een mejoen gehad”.
[betrokkene 7] heeft overigens ook nooit ontkend dat het OVC-gesprek betrekking heeft op de diamantroof op Schiphol en de daaraan voorafgaande poging. Ter terechtzitting van de rechtbank (waarvan het proces-verbaal ter terechtzitting is gevoegd in de zaak tegen de verdachte) heeft [betrokkene 7] , aan de hand van een briefje, verklaard: “Ik heb het dossier toegestuurd gekregen van mijn advocaat in 2005. Ik wist dus van het manuscript van [betrokkene 5] . Over het OVC gesprek van 17 juni 2013 wil ik zeggen dat ik heb lopen opscheppen. Ik ben een Amsterdammer en zat gewoon te ouwehoeren. Soms sla ik op hol en dat gebeurde toen ook”. Volgens het hierop gebaseerde verweer van de raadsman is dan ook geen sprake van daderkennis maar kennis vanuit het dossier en/of het manuscript, en heeft [betrokkene 7] om stoer te doen voorgewend dat hij betrokken was bij de mislukte overval op 10 februari 2005.
Het moment van overleggen van deze verklaring en het gebrek aan enige toelichting en specificering door [betrokkene 7] van deze verklaring, doen reeds afbreuk aan de geloofwaardigheid ervan. Bovendien is bevreemdend dat als [betrokkene 7] slechts aan het opscheppen was of ‘stoer deed’, hij opgeeft over betrokkenheid bij de mislukte roof in plaats van de geslaagde roof, waaraan hij bovendien naar eigen zeggen niet meer durfde deel te nemen omdat hij nog met de mislukking ‘in zijn hoofd’ zat. Dit komt de geloofwaardigheid van de door [betrokkene 7] bij de rechtbank geschetste gang van zaken evenmin ten goede. Genoemde verklaring in eerste aanleg behelst zodoende niet meer dan een niet-onderbouwde mededeling, die strikt genomen niet eens inhoudt dat [betrokkene 7] op basis van kennis uit het Rock-dossier of het manuscript heeft verteld. Daar komt bij dat kennelijk uit de inhoud van die verklaring moet worden afgeleid dat [betrokkene 7] op grond van het Rock-dossier (“dus”) wist van het manuscript van [betrokkene 5] (dat over de diamantroof op Schiphol gaat). In zoverre kan de verklaring van [betrokkene 7] niet waar zijn, omdat het manuscript (meerdere versies) pas in 2017, in het onderzoek Eaton, is gevonden. Daar komt bij dat het hof twee delen, zoals digitaal toegevoegd aan het dossier, van het OVC-gesprek heeft beluisterd. [betrokkene 7] is daarin – zo stelt het hof op basis van zijn eigen waarneming vast – zeer beeldend en gedetailleerd in zijn beschrijving van hetgeen is voorgevallen en hij vertelt bovendien wat hij – op sommige momenten – dacht en voelde. Hij spreekt daarbij ook met een zekere bewondering voor de bestuurder [verdachte] , die kennelijk heel rustig bleef toen hij werd aangesproken, en op dat moment zelfs een telefoongesprek voorwendde met de KLM-medewerker bij wie de auto in gebruik zou zijn geweest (“ [betrokkene 10] ” in de bewoordingen van [betrokkene 7] ). In zoverre komt hetgeen [betrokkene 7] tegen zijn gesprekspartner vertelde zeer authentiek over, als een verslag van iemand die uit eigen wetenschap vertelt.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de (kennelijk zo bedoelde) verklaring van [betrokkene 7] in eerste aanleg dat hij slechts heeft verteld op basis van kennis uit het Rock-dossier en/of het manuscript ongeloofwaardig is. Het verweer van de raadsman dat het OVC-gesprek van 17 juni 2013 geen daderwetenschap inhoudt wordt daarom verworpen.
De door de raadsman benoemde ‘onjuistheden’ in het OVC-gesprek (een grote, gele jeep in plaats van een blauwe KLM-auto, vier in plaats van drie bewakers, bewakers – met strepen – in plaats van ‘gewone’ medewerkers, [betrokkene 10] in plaats van – naar het hof aanneemt – [betrokkene 42] , een KLM-auto zonder kenteken terwijl de auto wel in elk geval blijkens de goederenbijlage bij de aangifte, een kenteken had) zijn naar het oordeel van hof van zo’n ondergeschikte betekenis, dat die aan vorenstaande conclusie geen afbreuk doen. Terzijde merkt het hof op dat uit de verklaringen van [betrokkene 40] en [betrokkene 41] blijkt dat zij, op het moment dat [betrokkene 40] de inzittenden van de gestolen KLM-auto aansprak, wel met z’n vieren waren.
Bevestiging van de inhoud van het OVC-gesprek van 17 juni 2013
De inhoud van het OVC-gesprek vindt daarnaast bevestiging in andere bewijsmiddelen, meer in het bijzonder waar het gaat om de betrokkenheid van [betrokkene 5] , [verdachte] en [betrokkene 11] . In het OVC gesprek heeft [betrokkene 7] het over ‘ [betrokkene 12] ’ die het allemaal bij elkaar gebracht heeft, maar niet zelf het Schipholterrein op durfde. Het was eigenlijk ‘ [verdachte] ’ die alles gedaan heeft, de – zo leidt het hof uit het gesprek af – bestuurder die nadat hij werd aangesproken door [betrokkene 40] goed toneel speelde. In de woorden van [betrokkene 7] : “Hij ken improviseren jongen, die gozer is een acteur”. Die karakterschets (die overigens niet in het dossier Rock terug te vinden is) past zeer goed bij de beschrijving die [betrokkene 14] heeft gegeven van één van de daders: de maat van ‘ [betrokkene 12] ’ die alles recht lulde en dat op zo’n manier deed dat iedereen hem geloofde. Deze maat, met wie [betrokkene 14] kennelijk ‘ [verdachte] bedoelde, was volgens [betrokkene 14] ook bij een eerdere bankroof met [betrokkene 5] betrokken. Uit het onderzoek is gebleken dat [betrokkene 5] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij overvallen in de periode van 1986 tot 1988 en hiervoor zijn aangehouden en veroordeeld.
In het WOD-traject heeft [betrokkene 14] ook nog verteld over de betrokkenheid van [betrokkene 12] , als iemand die ‘erbij was’ en bij [betrokkene 14] terecht kwam via een oude schoolvriend (naar het hof aanneemt: [betrokkene 13] die bevriend was met [betrokkene 14] en bij hem op de lagere school heeft gezeten), aan wie [betrokkene 12] had gevraagd of hij iemand op Schiphol kende die ‘iets kon betekenen’. Dat past goed bij de rol van [betrokkene 12] zoals [betrokkene 7] die heeft benoemd.
Dat [betrokkene 7] in het OVC-gesprek met ‘ [betrokkene 12] ’ doelt op [betrokkene 5] en met ‘ [verdachte] ’ op [verdachte] (wiens voornaam [verdachte] is) vindt mede bevestiging in hetgeen hierboven ten aanzien van [betrokkene 5] en [verdachte] is overwogen. In dit verband is bovendien van betekenis dat [betrokkene 7] op 19 april 2014 belt met [verdachte] en zegt: “je spreekt met [betrokkene 7] , de gabber van die [betrokkene 20] ”. Overigens heeft [betrokkene 7] nooit bestreden dat hij het in het OVC-gesprek heeft over [betrokkene 5] en [verdachte] .
De beschrijving die de getuige [betrokkene 43] heeft gegeven van één van de overvallers op 25 februari 2005 – de bestuurder – geeft het hof, anders dan door de raadsman is bepleit, geen aanleiding om te twijfelen aan de aanwezigheid van [verdachte] toen ter plekke. [betrokkene 43] spreekt bij de beschrijving van de bestuurder, die overigens volgens [betrokkene 43] een bontmuts droeg met de oorflappen naar beneden immers over een negroïde type’ en, iets later in zijn verklaring, een ‘negroïde type [...] niet een echt donkere persoon, wat lichter type’. Deze beschrijving sluit [verdachte] geenszins uit, mede gelet op zijn donkere voorkomen, zoals het hof ter terechtzitting zelf heeft waargenomen.
Uit de opmerking van [betrokkene 7] in het OVC-gesprek dat ‘ [betrokkene 11] zijn plek heeft gepakt’ en daarvoor een ‘mejoen’ heeft gehad, begrijpt het hof dat ‘ [betrokkene 11] ’ op 25 februari 2005 (naast [verdachte] ) één van de twee gewapende overvallers was. Met [betrokkene 11] wordt, zo stelt het hof op grond van de overige bewijsmiddelen vast, door [betrokkene 7] gedoeld op [betrokkene 11] . Zoals hierboven beschreven is er tussen hem en [verdachte] contact op de dag dat [betrokkene 5] op de hoogte raakt van een mogelijke inval door de politie, en de Renault Express brandend is gevonden. Verder heeft [betrokkene 14] in het WOD-traject, als hij wordt geconfronteerd met het vermoeden dat er twee neven bij de overval betrokken waren, gezegd: “één was erbij, ik ken ze, ben met hen in Suriname geweest”. [betrokkene 14] heeft later bij de KMar verklaard dat hij met [betrokkene 11] in Suriname is geweest, hetgeen overigens bevestiging vindt in hun beider paspoortgegevens. [betrokkene 11] is een neef van de in 2015 doodgeschoten [betrokkene 16] , die bij leven president was van motorclub […] Amsterdam. Bovendien is vastgesteld dat het nummer van [betrokkene 14] in 2005 in de telefoon van [betrokkene 11] stond. Als tijdens het WOD-traject door één van de WOD’ers wordt opgemerkt dat één van de neven die doodgeschoten was ook lid was van […] , zegt [betrokkene 14] : “ [betrokkene 16] , nee die was er niet bij, die ander”. Dat die ander [betrokkene 11] was vindt ten slotte bevestiging in hetgeen is gebleken ten aanzien van het hieronder nog te bespreken financiële conflict.
In het WOD-traject heeft [betrokkene 14] uiteindelijk ook de deelname van ‘de 41-jarige Amsterdammer [initialen] ’ bevestigd. De verdachte [betrokkene 7] was, ten tijde van zijn aanhouding in het onderzoek Rock op 8 november 2005, 41 jaar oud. Het hof gaat er dan ook – gelet op de overige inhoud van de bewijsmiddelen – vanuit dat [betrokkene 14] met zijn bevestiging doelde op [betrokkene 7] .
Dat [betrokkene 14] in het WOD-traject uit eigen wetenschap heeft verklaard over de diamantroof en de daarbij betrokken personen, vindt naar het oordeel van het hof bevestiging in de bewijsmiddelen die hierboven aan de orde zijn gekomen. Verder acht het hof in het bijzonder van belang dat tijdens een doorzoeking bij [betrokkene 14] thuis (in een AH-tas) een (heel klein) deel van de op 25 februari 2005 gestolen buit is aangetroffen. Dat [betrokkene 14] deze diamanten en bescheiden van iemand in het casino heeft ontvangen, zoals ook de al eerder genoemde schriftelijke verklaring van [betrokkene 14] bij de rechtbank staat maar in het geheel niet is onderbouwd, is naar het oordeel van het hof ongeloofwaardig. Dat geldt te meer nu in de locker van [betrokkene 14] bij de KLM een briefje met daarop de naam van [betrokkene 5] en diens adres in Spanje is aangetroffen. Verder geldt dit te meer nu bij [betrokkene 14] thuis ook een kopie van een deel van het dossier dat destijds aan de raadsvrouw van [betrokkene 5] was verstrekt, is aangetroffen. [betrokkene 14] heeft tijdens het WOD-traject bovendien verklaard dat hij via zijn ‘gabber’ eerder diamanten heeft verhandeld. Deze ‘gabber’ is geïdentificeerd als de verdachte [betrokkene 17] . Die heeft verklaard dat hij inderdaad diamanten voor [betrokkene 14] heeft laten verkopen in Antwerpen, waarvoor hij de verdachte [betrokkene 44] had ingeschakeld. [betrokkene 44] heeft dat in een verhoor in 2017 bevestigd en heeft erkend de diamantgerelateerde aantekeningen, die in de bij [betrokkene 14] gevonden AH-tas zijn aangetroffen, te hebben geschreven. Hij verklaart dat dit 10, 12 jaar geleden was.
Financieel conflict
De betrokkenheid van de genoemde verdachten vindt naar het oordeel van het hof ten slotte bevestiging in de onderlinge contacten die verband hielden met een financieel conflict. Het hof gaat ervan uit dat [betrokkene 7] niet deelnam aan deze contacten omdat hij slechts betrokken is geweest bij de poging en niet bij de uiteindelijke roof. De andere verdachten hebben in de periode van oktober 2013 tot en met februari 2015 veelvuldig telefonisch contact gehad en elkaar in wisselende samenstellingen ontmoet. Op 17 april 2014 wordt een ontmoeting waargenomen tussen [verdachte] , [betrokkene 14] , [betrokkene 19] , [betrokkene 5] en [betrokkene 13] . Dat sprake is van een financieel conflict, en meer in het bijzonder dat [betrokkene 14] , [betrokkene 19] en [betrokkene 13] geld tegoed hadden van [betrokkene 5] en/of [verdachte] volgt uit de inhoud van een aantal in de bewijsmiddelen opgenomen tap- en OVC-gesprekken. In het bijzonder wijst het hof op het OVC-gesprek tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 11] op 19 september 2014. In dat gesprek, dat voor een groot deel integraal is opgenomen in de bewijsmiddelen, heeft [betrokkene 11] (aan het einde) gezegd dat hij ‘ergens’ hoopt dat hij nog geld krijgt. Daaraan voorafgaand heeft hij gezegd: “Toen ik uit de bajes kwam, zegt [verdachte] tegen me: Ik weet dat er een heleboel nog was. (...) ik heb het samen met hem in het plafond gezet (...) dus ik weet die hele koffer zit vol (...)”. En volgens [betrokkene 11] had ‘ [betrokkene 12] ’ tegen hem gezegd: “Ach er is, er is nog zoveel, je kleinkinderen kunnen er nog van leven”. Kennelijk ging het om veel geld, maar desondanks kwam dat geld niet over de brug en voelde [betrokkene 13] zich ‘besodemieterd’. Er moest van hem ‘wat gebeuren’, want ‘het is al 9 jaar geleden’. Het hof stelt vast dat het kennelijk gaat om een gebeurtenis, waar veel geld mee is verdiend, in 2005, het jaar waarin ook de diamantroof plaatsvond. Ten slotte wordt tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 11] besproken wat beiden wel hebben ontvangen. Kort samengevat ‘zweert’ [betrokkene 11] dat hij ‘maar 1 miljoen’ heeft gepakt. Dit gegeven past zeer goed bij hetgeen [betrokkene 7] heeft gezegd in het OVC-gesprek als hij zegt dat ‘ [betrokkene 11] ’ zijn plek heeft gepakt en daarvoor een ‘mejoen’ (het hof begrijpt: een miljoen) heeft gehad. In zoverre ondersteunen ook deze bewijsmiddelen elkaar.”
2.2.4
Het bestreden arrest houdt met betrekking tot de uitlatingen van de medeverdachte [betrokkene 7] het volgende in:
“Artikel 6 EVRM
Over het verweer dat het gebruik van de uitlatingen van [betrokkene 7] als bewijs strijdig is met het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces, overweegt het hof het volgende.
In het arrest van 20 april 2021 (ECLI:NL:HR:2021:576) heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:
(...)
Vooropgesteld dient te worden dat deze overwegingen van de Hoge Raad – en daarmee samenhangende rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens over het ondervragen van een prosecution witness – betrekking hebben op de situatie dat de verdediging heeft verzocht om een getuige te horen ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al (in het vooronderzoek of anderszins) een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. In de onderhavige zaak is deze situatie niet aan de orde, nu [betrokkene 7] niet op enig moment in deze procedure als getuige een verklaring heeft afgelegd die [verdachte] belast.
Het voorgaande laat echter onverlet dat [betrokkene 7] tijdens het gesprek op 17 juni 2013 uitlatingen heeft gedaan die belastend zijn voor [verdachte] . Nu de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om hem vervolgens als getuige over deze belastende uitlatingen te bevragen, dient naar het oordeel van het hof – in lijn met hetgeen de Hoge Raad, zoals hiervoor weergegeven heeft overwogen over niet-ondervraagde getuigen – te worden beoordeeld of het proces desondanks als geheel eerlijk is verlopen. Bij die beoordeling acht het hof de volgende omstandigheden van belang:
(i) De verdediging is in hoger beroep in de gelegenheid gesteld om het ondervragingsrecht jegens [betrokkene 7] uit te oefenen, maar deze heeft zich beroepen op het hem toekomende verschoningsrecht. Er is dus een geldige reden waarom hij niet als getuige kon worden ondervraagd.
(ii) Bij de waardering van het gewicht van de belastende uitlatingen die [betrokkene 7] heeft gedaan is van belang dat deze uitlatingen (op directe en indirecte wijze) steun vinden in een reeks van feiten en omstandigheden die hiervoor zijn benoemd en die in onderlinge samenhang dienen te worden beschouwd. Daarbij benoemt het hof wat de betrokkenheid van [verdachte] betreft in het bijzonder (a) de telefonische contacten tussen [verdachte] en [betrokkene 5] op de dag dat de uitgebrande Renault Expresse met goederen afkomstig uit de diamantroof is aangetroffen, (b) de bladzijde die op 9 januari 2006 in de jas van [verdachte] is aangetroffen met daarop omschrijvingen van op 25 februari 2005 gestolen diamanten en (c) de genoemde contacten tussen de verschillende verdachten van de diamantroof onder wie [verdachte] , in verband met het financiële conflict. Onder deze omstandigheden berust het bewijs over de betrokkenheid van [verdachte] bij de gewapende overval en de poging daartoe niet in beslissende mate op de uitlatingen van [betrokkene 7] .
(iii) Ten slotte is van belang dat er een compenserende factor bestaat voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de uitlatingen van [betrokkene 7] . De verdediging heeft de audio-opnames van het gesprek van 17 juni 2013 kunnen beluisteren, waardoor zij in staat is geweest om aan de hand hiervan zelf vast te stellen welke uitlatingen [betrokkene 7] heeft gedaan en op welke wijze – met welke intonatie en interactie met de gesprekspartner bijvoorbeeld.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden het feit dat de verdediging [betrokkene 7] niet als getuige heeft kunnen ondervragen onverlet laat dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.”
Het oordeel van de Hoge Raad
2.3.1
In deze zaak heeft het hof voor het bewijs gebruik gemaakt van – kort gezegd – uitlatingen die door [betrokkene 7] zijn gedaan tijdens heimelijk afgeluisterde (OVC) gesprekken. Het hof heeft op de terechtzitting van 30 januari 2020 het verzoek tot het oproepen en horen van [betrokkene 7] als getuige toegewezen. [betrokkene 7] heeft zich bij zijn verhoor beroepen op zijn verschoningsrecht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdediging hierdoor geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad hem te ondervragen over de genoemde uitlatingen.
2.3.2
Het hof heeft bij het bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij de geslaagde diamantroof op 25 februari 2005 en de poging daartoe op 10 februari 2005 onder meer de volgende vaststellingen betrokken:
(a) op 8 maart 2005 zijn er telefonische contacten geweest tussen de verschillende verdachten, waaronder ook tussen de verdachte en [betrokkene 5] en tussen de verdachte en [betrokkene 11] (bewijsmiddelen 26 en 27). Later die dag is op de Kanaaldijk in Diemen een in brand staande Renault Express aangetroffen, waarin papieren en bijbehorende cd-roms zijn aangetroffen, die afkomstig waren uit de op 25 februari 2005 geroofde waardetransportauto (bewijsmiddel 15);
(b) bij de doorzoeking van de woning van de verdachte op 9 januari 2006 is in één van de zakken van een jas een klein opgevouwen velletje papier aangetroffen met daarop handgeschreven notities, met omschrijvingen van diamanten en geldbedragen (bewijsmiddelen 28 tot en met 30);
(c) [betrokkene 7] heeft in het OVC-gesprek van 17 juni 2013 verklaard over de diamantroof en over de mislukte poging twee weken eerder. In dat gesprek heeft hij de verdachte genoemd als de bestuurder met wie hij in een op het binnenterrein van Schiphol buitgemaakte auto zat op 10 februari 2005. Ze hadden wapens bij zich: een machinegeweer, een paar handgranaten en een pistool. Op het binnenterrein zijn de verdachte en [betrokkene 7] aangesproken door een medewerker van Schiphol (“bewaking”), die dacht dat zij gewoon personeel waren, en zei dat ze de auto (van “ [betrokkene 10] ”) hadden gepakt. Die auto moesten de verdachte en [betrokkene 7] terugbrengen. Ze reden eerst de goede kant op, maar plotseling “maakten ze een rondje” en zijn ze het terrein afgereden. Ook heeft [betrokkene 7] verteld over – naar het hof aanneemt – de geslaagde diamantroof op 25 februari 2005. Daarover zegt hij onder meer: “Maar de eerste keer ging ik er gewoon voor. Maar toen dat fout ging hè wouden ze een week later wouden ze weer. Toen zat in mijn hoofd nog hey fuck dat man”. En ook: “(...) achteraf wisten ze dat het twee weken eerder had moeten gebeuren”. [betrokkene 7] , die kennelijk niet meer durfde, zegt dan nog: “Die [betrokkene 11] heeft toen mijn plek gepakt en ehh, die heeft een mejoen gehad” (bewijsmiddelen 31 en 32);
(d) uit de inhoud van een aantal opgenomen tap- en OVC-gesprekken blijkt volgens het hof dat sprake is van een financieel conflict, en meer in het bijzonder dat [betrokkene 14] , [betrokkene 19] en [betrokkene 13] geld tegoed hadden van [betrokkene 5] en/of de verdachte (bewijsmiddel 51). Het hof wijst in dat verband met name op het OVC-gesprek tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 11] van 19 september 2014 (bewijsmiddel 52), waarin [betrokkene 11] zegt dat hij “ergens” hoopt dat hij nog geld krijgt. Daaraan voorafgaand heeft hij gezegd: “Toen ik uit de bajes kwam, zegt [verdachte] tegen me: Ik weet dat er een heleboel nog was. (...) ik heb het samen met hem in het plafond gezet (...) dus ik weet die hele koffer zit vol (...)”. Het hof heeft op basis van de inhoud van het gesprek vastgesteld dat het gaat om een gebeurtenis rond de periode van de diamantroof en waarbij veel geld is verdiend.
2.4.1
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 het volgende overwogen over de beoordeling of het proces als geheel eerlijk is verlopen in gevallen waarin de verdediging – ondanks het nodige initiatief daartoe – geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om een getuige die, in het vooronderzoek of anderszins, een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking, in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen:
“2.12.1 (...) Zoals in het (...) arrest van 4 juli 2017 [ECLI:NL:HR:2017:1015] is overwogen, moet de rechter voordat hij einduitspraak doet, nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Zo nodig zal hij hetzij ambtshalve alsnog overgaan tot het oproepen en het horen van (een) getuige(n), hetzij bij zijn beslissing over de bewezenverklaring onder ogen moeten zien of en zo ja, welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige(n) in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen.
2.12.2
Deze wijze van beoordeling sluit aan bij de drie stappen die in de rechtspraak van het EHRM deel uitmaken van de beoordeling of, in gevallen waarin de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen, het proces als geheel eerlijk is verlopen. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring groter is, is het – wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt – des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan. Dit betekent dat met name in gevallen waarin niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen zonder dat die in beslissende mate zal steunen op de verklaring van de getuige, terwijl de verdediging het nodige initiatief heeft getoond om het ondervragingsrecht te kunnen uitoefenen en een goede reden ontbreekt om de getuige niet te horen, de rechter (alsnog) zal moeten overgaan tot het oproepen en horen van die getuige, althans nog zal moeten doen wat redelijkerwijs mogelijk is om de verdediging de gelegenheid te bieden tot uitoefening van het ondervragingsrecht.
Als de uitoefening van het ondervragingsrecht niet wordt gerealiseerd, moet de rechter onderzoeken of voldoende compenserende factoren hebben bestaan voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige, waarmee ook de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing wordt gewaarborgd. Als de rechter oordeelt dat (vooralsnog) onvoldoende compenserende factoren hebben bestaan, onderzoekt hij of daartoe alsnog stappen kunnen worden gezet. Het gaat er daarbij in de kern om dat de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige zorgvuldig onderzoekt, een en ander in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door de verdachte van die verklaring. Van belang daarbij kunnen zijn verklaringen van personen tegenover wie de getuige – kort na de gebeurtenissen waar het om gaat – zijn of haar verhaal heeft gedaan of die anderszins feiten en omstandigheden waarop de getuigenverklaring ziet, kunnen bevestigen. Het kan onder omstandigheden ook gaan om verklaringen van deskundigen die de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige dan wel de persoon van die getuige aan een onderzoek hebben onderworpen. Verder kan compensatie betrekking hebben op procedurele waarborgen zoals de beschikbaarheid van een audiovisuele vastlegging van het verhoor van de getuige of het ondervragen van de zojuist genoemde personen of deskundigen. In dit verband kan ook van belang zijn dat de verdediging wel een beperkte mogelijkheid heeft gehad om vragen te (doen) stellen aan de getuige.
2.12.3
De toetsing in cassatie kan gericht zijn op de vraag of de beslissing het tenlastegelegde mede op grond van een verklaring van een niet-ondervraagde getuige bewezen te verklaren in overeenstemming is met het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces en de daaraan verbonden notie van ‘the overall fairness of the trial’. Bij deze beoordeling kan van belang zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dit het geval is, (nader) heeft gemotiveerd.”
2.4.2
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418, rechtsoverweging 2.4.2 – ter verduidelijking van deze eerdere rechtspraak – verder overwogen dat voor de beoordeling of wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, het gewicht van de betreffende getuigenverklaring in de bewijsconstructie een belangrijke beoordelingsfactor is. Dat doet echter niet eraan af dat ook de aanwezigheid van een goede reden voor het niet kunnen ondervragen van de getuige en het bestaan van compenserende factoren in die beoordeling moeten worden betrokken, waarbij al deze beoordelingsfactoren in onderling verband moeten worden beschouwd.
2.4.3
De onder 2.3.2, sub c, weergegeven uitlatingen van [betrokkene 7] betreffen uitlatingen die door hem tijdens afgeluisterde gesprekken zijn gedaan tegenover een gespreksdeelnemer. Het gaat hierbij niet om een door een getuige – in het vooronderzoek of anderszins – afgelegde verklaring met een belastende strekking, als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 (vgl., met betrekking tot personen die uitlatingen hebben gedaan in WhatsApp-gesprekken, HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:177). Maar ook ten aanzien van bewijsmateriaal waarin uitlatingen zijn opgenomen die niet als zo’n getuigenverklaring kunnen worden aangemerkt, geldt dat op grond van artikel 6 EVRM aan de verdachte het recht toekomt om de authenticiteit en de betrouwbaarheid van dat bewijs te betwisten en zich tegen het gebruik ervan te verzetten (vgl. EHRM 11 juli 2006, nr. 54810/00 (Jalloh/Duitsland), overweging 96). Van de verdediging mag in die situatie worden verwacht dat zij het nodige initiatief neemt voor het (doen) verrichten van (nader) onderzoek naar die authenticiteit en betrouwbaarheid, bijvoorbeeld door het verzoek te doen een persoon die dergelijke uitlatingen heeft gedaan, als getuige te horen. Daarbij mag van de verdediging worden verlangd dat zij toelicht in welk opzicht zij de uitlatingen betwist en waarin haar belang bij het verzochte onderzoek is gelegen.In het geval dat de verdediging ondanks dit nodige initiatief beperkingen heeft ondervonden in de mogelijkheid om de authenticiteit en de betrouwbaarheid van het bewijs te betwisten – bijvoorbeeld omdat de persoon die de betreffende uitlatingen heeft gedaan, niet kan worden gehoord als getuige – moet worden beoordeeld of het gebruik van dergelijke uitlatingen voor het bewijs in overeenstemming is met het in artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op een eerlijk proces en de daaraan verbonden notie van de ‘overall fairness of the trial’. Bij deze beoordeling komt betekenis toe aan onder meer de aard van de uitlatingen, de door de verdediging verstrekte toelichting op haar betwisting van de uitlatingen en haar belang bij het verzochte onderzoek, de reden waarom het door de verdediging verzochte onderzoek niet kan worden uitgevoerd, het gewicht van de uitlatingen – binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek – voor de bewezenverklaring van het feit en het bestaan van compenserende factoren voor het ontbreken van een mogelijkheid om het betreffende bewijs te kunnen betwisten.
2.5.1
Het hof heeft beoordeeld of het gebruik van de uitlatingen van [betrokkene 7] voor het bewijs in overeenstemming is met het door artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op een eerlijk proces en is daarbij tot het oordeel gekomen dat het proces als geheel eerlijk is verlopen. Het hof heeft daarbij het volgende van belang geacht.De verdediging is in hoger beroep in de gelegenheid gesteld om [betrokkene 7] te ondervragen, maar hij heeft zich beroepen op het hem toekomende verschoningsrecht. Daarmee was er een geldige reden waarom hij niet als getuige kon worden ondervraagd.Daarnaast berust het bewijs van de betrokkenheid van de verdachte bij de gewapende overval en de poging daartoe niet in beslissende mate op de uitlatingen van [betrokkene 7] , maar volgt die betrokkenheid ook uit de onder 2.3.2, sub a, b en d, weergegeven telefonische contacten op de dag waarop de Renault Express is aangetroffen, de bij de verdachte aangetroffen aantekeningen en de genoemde tap- en OVC-gesprekken.Verder heeft het hof in aanmerking genomen dat compensatie is geboden voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de uitlatingen van [betrokkene 7] , nu de verdediging de audio-opnames van het gesprek van 17 juni 2013 heeft kunnen beluisteren, zodat de verdediging zich daarmee een beeld heeft kunnen vormen van de wijze waarop de uitlatingen zijn gedaan en van het verloop van de betreffende gesprekken.Het hof heeft ook de uitlatingen op betrouwbaarheid onderzocht in samenhang met het overige bewijsmateriaal. Het hof heeft daarbij betekenis toegekend aan de omstandigheid dat [betrokkene 7] nooit heeft ontkend dat het gesprek, waarin hij de voor het bewijs gebruikte uitlatingen heeft gedaan, betrekking heeft op de gewapende overval en de poging daartoe, terwijl het hof uitvoerig gemotiveerd heeft uiteengezet dat de verklaring die [betrokkene 7] op de terechtzitting van de rechtbank – aan de hand van een briefje – heeft gegeven voor de (dader)wetenschap die hij in het OVC-gesprek zou hebben geuit, ongeloofwaardig is.
2.5.2
De in het cassatiemiddel naar voren gebrachte klachten tegen het gebruik van de uitlatingen van [betrokkene 7] komen erop neer dat – anders dan het hof heeft geoordeeld – het bewijs van de betrokkenheid van de verdachte bij de gewapende overval en de poging daartoe in beslissende mate op deze uitlatingen zou berusten en dat in onvoldoende mate compensatie is geboden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Het oordeel van het hof dat het gebruik van deze uitlatingen voor het bewijs in overeenstemming is met het door artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op een eerlijk proces en de daaraan verbonden notie van de ‘overall fairness of the trial’, getuigt – gelet op wat onder 2.4 is vooropgesteld – echter niet van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk. Het hof heeft immers in aanmerking genomen dat [betrokkene 7] in de uitlatingen die door hem spontaan zijn gedaan tijdens het OVC-gesprek, de verdachte heeft genoemd als één van de personen die betrokken was bij de diamantroof en de poging daartoe, maar dat die betrokkenheid van de verdachte ook uit ander bewijs kan worden afgeleid. Daarbij heeft het hof tevens betrokken, op de onder 2.5.1 weergegeven wijze, dat een geldige reden bestond dat [betrokkene 7] niet kon worden ondervraagd en dat compensatie is geboden voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de uitlatingen van [betrokkene 7] , terwijl het hof ook zelf die betrouwbaarheid heeft onderzocht.
2.6
Het cassatiemiddel faalt.
3. Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering, C. Caminada, T. Kooijmans en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2023.
Conclusie 06‑06‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Diamantroof op Schiphol in 2005. Falende klachten over afwijking uitdrukkelijk onderbouwd standpunt signalement, over bewijsvoering daderschap uitvoering diefstal met geweld, over gebruik uitlatingen in OVC-gesprek voor bewijs, en over bewezenverklaring poging. Conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep. Samenhang met 21/05232, 21/05218, 21/05272 en 21/05339
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/05226
Zitting 6 juni 2023
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de verdachte
1. Inleiding
1.1
De verdachte is bij arrest van 17 december 2021 door het gerechtshof Amsterdam wegens onder 1 “diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” en onder 2 primair “poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren en zes maanden.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 21/05232, 21/05218, 21/05272 en 21/05339. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en N. van Schaik, advocaat te Utrecht, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld.
2. De zaak in het kort
Op 25 februari 2005 vond op Schiphol een overval plaats waarbij diamanten en sieraden ter waarde van ongeveer 73 miljoen dollar zijn weggenomen. Tijdens het opsporingsonderzoek is het vermoeden ontstaan dat er ook eerder op 10 februari 2005 een voorbereiding of poging tot een gewapende overval is geweest. Het onderzoek heeft echter niet geleid tot vervolging van verdachten. Naar aanleiding van nieuwe onderzoeksbevindingen is in 2013 een nieuw onderzoek gestart met onder meer telefoontaps en het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC-gesprekken). Daarnaast is er vanaf 2014 een traject van ruim twee jaar geweest waarin opsporingsambtenaren van het team Werken Onder Dekmantel stelselmatig informatie hebben ingewonnen (WOD-traject). Naar aanleiding van dit onderzoek zijn de verdachte en medeverdachten vervolgd.
3. Het eerste middel
3.1
Het middel klaagt dat het hof ontoereikend gemotiveerd is afgeweken van “het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt” dat de verdachte geen uitvoerder van feit 2 (de bewezenverklaarde poging op 10 februari 2005) is geweest omdat hij niet lijkt op het signalement dat door getuigen is gegeven.
3.2
Over dit middel kan ik kort zijn. Uit de door de verdediging op de terechtzitting van het hof van 12 november 2021 overgelegde pleitnotities blijkt dat de verdediging het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt heeft ingenomen dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Deze beschouwingen over het bewijs beslaan 34 pagina’s. Onderdeel daarvan is de opvatting van de verdediging dat het uiterlijk van de verdachte afwijkt van het door getuigen gegeven signalement.
3.3
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad hoeft de rechter niet op ieder onderdeel van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt te reageren.1.Voldoende is dat uit de uitspraak blijkt waarom de rechter van oordeel is geweest dat de door de verdediging bepleite conclusie – in dit geval: vrijspraak – onjuist is.2.Dat kan bijvoorbeeld ook zonder nadere motivering, als de rechter verder toereikend heeft gemotiveerd waarom een bewezenverklaring volgt.3.
3.4
Het middel gaat uit van de veronderstelling dat de uitspraak niet aan de motiveringseisen voldoet door het enkele niet-ingaan op dit onderdeel van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt. Die veronderstelling is onjuist. Omdat uit de toelichting op het middel verder niet blijkt waarom de motivering van de bewezenverklaring (en dus: het niet-volgen van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat strekt tot vrijspraak) door het hof tekortschiet, kan het middel niet tot cassatie leiden.
3.5
Het middel faalt.
4. Het tweede middel
4.1
Het middel klaagt dat uit de bewijsvoering niet volgt dat de verdachte op 25 februari 2005 een van de uitvoerders van de diefstal met geweld is geweest, zoals onder 1 is bewezenverklaard. Omdat het hof de betrokkenheid van de verdachte bij feit 1 ten grondslag zou hebben gelegd aan de bewezenverklaring van feit 2, zou ook die bewezenverklaring ontoereikend zijn gemotiveerd.
4.2
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij op 25 februari 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid diamanten en sieraden (ter waarde van ruim USD 72 miljoen) en een bedrijfswagen (Citroen) en een aktentas en een hoeveelheid vrachtbrieven, geheel of ten dele toebehorende aan KLM N.V. en/of Brinks Global B.V. en/of Malca-Amit Group of Companies en/of Allianz Verzekeringen en/of Securicor en/of Monstrey Worldwide, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen ( [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en een mededader vuurwapens hebben gericht en/of gericht gehouden op voornoemde personen en (dreigend) de woorden toegevoegd "Deuren dicht en op de grond liggen" en/of "Uitstappen" en/of "Hier met die portofoon" en/of "Op de grond" en/of "Waar zijn de sleutels, waar zijn de sleutels?"”.
4.3
Het hof heeft in zijn arrest het volgende overwogen:
“Aantreffen Renault Expresse op 8 maart 2005
De KMar is naar stadsdeelkantoor Oud-Zuid gegaan om een plattegrond te halen van de woning van [betrokkene 5] en zijn partner [betrokkene 6] . Laatstgenoemde was (naar moet worden aangenomen zonder dat de KMar daarvan op de hoogte was) werkzaam bij het stadsdeelkantoor. Uit de later door [betrokkene 6] afgelegde verklaring blijkt dat zij er daardoor achter is gekomen dat de KMar de plattegrond had opgevraagd en dacht dat er mogelijk, zoals eerder was gebeurd, een inval zou komen. Op 8 maart 2005 om 10:00 uur heeft [betrokkene 6] om die reden naar [betrokkene 5] gebeld en hem gevraagd naar huis te komen. [betrokkene 5] moest daarna het huis uit. Op diezelfde dag heeft [betrokkene 5] om 10:26 uur naar [verdachte] gebeld om af te spreken. [verdachte] en [betrokkene 5] hebben die dag acht keer telefonisch contact gehad. [verdachte] heeft ook drie keer contact gehad met [betrokkene 11] . Omstreeks 22:18 uur is op de Kanaaldijk in Diemen een in brand staande Renault Express aangetroffen.
In de Renault Express zijn papieren en bijbehorende cd-roms aangetroffen die afkomstig bleken uit de op 25 februari 2005 geroofde waardetransportauto.
Doorzoeking bij [verdachte]
Op 9 januari 2006 is [verdachte] aangehouden en is zijn woning doorzocht. In zijn woning is een jas aangetroffen, in een zak van deze jas is een bladzijde met diamantomschrijvingen en geldbedragen aangetroffen. Het hof gaat ervan uit deze jas aan [verdachte] toebehoort. De jas is immers in zijn woning aangetroffen en door [verdachte] is nooit bij de KMar of nadien ter terechtzitting bij de rechtbank of het hof verklaard dat deze jas aan een ander, en aan wie, toebehoort. Van vier specifieke beschrijvingen van diamanten op de lijst die bij [verdachte] is aangetroffen, kan op basis van verkregen informatie uit het rechtshulpverzoek aan België (samengevat: omschrijvingen van vier zeldzame, en ontvreemde, diamanten) en het verhoor van deskundige Zwaan, geconcludeerd worden dat het omschrijvingen zijn van op 25 februari 2005 gestolen diamanten.
OVC-gesprek 17 juni 2013
Op 17 juni 2013 zat [betrokkene 7] met een medeverdachte (in een ander strafrechtelijk onderzoek) in een auto waarin afluisterapparatuur was geplaatst. Er heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij vooral [betrokkene 7] aan het woord was. Gelet op de inhoud van dat gesprek, waarvan het verslag integraal is opgenomen in de bewijsmiddelen, gaat het over de diamantroof op Schiphol en meer in het bijzonder een daaraan voorafgaande poging. Dat het gesprek over Schiphol gaat leidt het hof onder andere af uit de gebruikte zinsneden, ‘op Schiphol’, ‘op het platform’ en ‘we hadden pakken ook aan man, we zagen er ehmm eh hmm als die koffertrekkers’. Verder sluit hetgeen door [betrokkene 7] is verteld naadloos aan bij hetgeen [betrokkene 8] en [betrokkene 9] , zoals hierboven benoemd, hebben verklaard over de gebeurtenissen op 10 februari 2005. Samengevat komt het er op neer dat [betrokkene 7] in een op het binnenterrein van Schiphol buitgemaakte auto zat, met ‘ [verdachte] ’ als bestuurder. Ze hadden wapens bij zich: een machinegeweer, een paar handgranaten en een pistool. Op het binnenterrein zijn [verdachte] en [betrokkene 7] aangesproken door een medewerker van Schiphol (‘bewaking’), die denkt dat zij gewoon personeel zijn, en zegt dat ze de auto (van ‘ [betrokkene 10] ’) hebben gepakt. Die auto moesten [verdachte] en [betrokkene 7] terugbrengen. Ze reden eerst de goede kant op, maar plotseling ‘maakten ze een rondje’ en zijn ze ‘toen die boom (het hof begrijpt: slagboom) in één keer open ging’ het terrein afgereden.
[betrokkene 7] heeft ook over een daarop volgende keer verteld. Hij zegt: “Maar de eerste keer ging ik er gewoon voor. Maar toen dat fout ging hè wouden ze een week later wouden ze weer. Toen zat in mijn hoofd nog hey fuck dat man”. En ook: “(…) achteraf wisten ze dat het twee weken eerder had moeten gebeuren”. Het hof leidt hieruit, mede in het licht van de nader te bespreken bewijsmiddelen, af dat dit over de geslaagde diamantroof op 25 februari 2005 gaat. [betrokkene 7] , die kennelijk niet meer durfde, zegt dan nog: “Die [betrokkene 11] heeft toen mijn plek gepakt en ehh, die heeft een mejoen gehad”.
[betrokkene 7] heeft overigens ook nooit ontkend dat het OVC-gesprek betrekking heeft op de diamantroof op Schiphol en de daaraan voorafgaande poging. Ter terechtzitting van de rechtbank (waarvan het proces-verbaal ter terechtzitting is gevoegd in de zaak tegen de verdachte) heeft [betrokkene 7] , aan de hand van een briefje, verklaard: “Ik heb het dossier toegestuurd gekregen van mijn advocaat in 2005. Ik wist dus van het manuscript van [betrokkene 5] . Over het OVC gesprek van 17 juni 2013 wil ik zeggen dat ik heb lopen opscheppen. Ik ben een Amsterdammer en zat gewoon te ouwehoeren. Soms sla ik op hol en dat gebeurde toen ook”. Volgens het hierop gebaseerde verweer van de raadsman is dan ook géén sprake van daderkennis maar kennis vanuit het dossier en/of het manuscript, en heeft [betrokkene 7] om stoer te doen voorgewend dat hij betrokken was bij de mislukte overval op 10 februari 2005.
Het moment van overleggen van deze verklaring en het gebrek aan enige toelichting en specificering door [betrokkene 7] van deze verklaring, doen reeds afbreuk aan de geloofwaardigheid ervan. Bovendien is bevreemdend dat als [betrokkene 7] slechts aan het opscheppen was of ‘stoer deed’, hij opgeeft over betrokkenheid bij de mislukte roof in plaats van de geslaagde roof, waaraan hij bovendien naar eigen zeggen niet meer durfde deel te nemen omdat hij nog met de mislukking ‘in zijn hoofd’ zat. Dit komt de geloofwaardigheid van de door [betrokkene 7] bij de rechtbank geschetste gang van zaken evenmin ten goede. Genoemde verklaring in eerste aanleg behelst zodoende niet meer dan een niet-onderbouwde mededeling, die strikt genomen niet eens inhoudt dat [betrokkene 7] op basis van kennis uit het Rock-dossier of het manuscript heeft verteld. Daar komt bij dat kennelijk uit de inhoud van die verklaring moet worden afgeleid dat [betrokkene 7] op grond van het Rock-dossier (“dus”) wist van het manuscript van [betrokkene 5] (dat over de diamantroof op Schiphol gaat). In zoverre kan de verklaring van [betrokkene 7] niet waar zijn, omdat het manuscript (meerdere versies) pas in 2017, in het onderzoek Eaton, is gevonden. Daar komt bij dat het hof twee delen, zoals digitaal toegevoegd aan het dossier, van het OVC-gesprek heeft beluisterd. [betrokkene 7] is daarin – zo stelt het hof op basis van zijn eigen waarneming vast – zeer beeldend en gedetailleerd in zijn beschrijving van hetgeen is voorgevallen en hij vertelt bovendien wat hij – op sommige momenten – dacht en voelde. Hij spreekt daarbij ook met een zekere bewondering voor de bestuurder [verdachte] , die kennelijk heel rustig bleef toen hij werd aangesproken, en op dat moment zelfs een telefoongesprek voorwendde met de KLM-medewerker bij wie de auto in gebruik zou zijn geweest (“ [betrokkene 10] ” in de bewoordingen van [betrokkene 7] ). In zoverre komt hetgeen [betrokkene 7] tegen zijn gesprekspartner vertelde zeer authentiek over, als een verslag van iemand die uit eigen wetenschap vertelt.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de (kennelijk zo bedoelde) verklaring van [betrokkene 7] in eerste aanleg dat hij slechts heeft verteld op basis van kennis uit het Rock-dossier en/of het manuscript ongeloofwaardig is. Het verweer van de raadsman dat het OVC-gesprek van 17 juni 2013 geen daderwetenschap inhoudt wordt daarom verworpen.
De door de raadsman benoemde ‘onjuistheden’ in het OVC-gesprek (een grote, gele jeep in plaats van een blauwe KLM-auto, vier in plaats van drie bewakers, bewakers – met strepen – in plaats van ‘gewone’ medewerkers, [betrokkene 10] in plaats van – naar het hof aanneemt – [betrokkene 10] , een KLM-auto zonder kenteken terwijl de auto wel in elk geval blijkens de goederenbijlage bij de aangifte, een kenteken had) zijn naar het oordeel van hof van zo’n ondergeschikte betekenis, dat die aan vorenstaande conclusie geen afbreuk doen. Terzijde merkt het hof op dat uit de verklaringen van [betrokkene 8] en [betrokkene 9] blijkt dat zij, op het moment dat [betrokkene 8] de inzittenden van de gestolen KLM-auto aansprak, wel met z’n vieren waren.
Bevestiging van de inhoud van het OVC-gesprek van 17 juni 2013
De inhoud van het OVC-gesprek vindt daarnaast bevestiging in andere bewijsmiddelen, meer in het bijzonder waar het gaat om de betrokkenheid van [betrokkene 5] , [verdachte] en [betrokkene 11] . In het OVC-gesprek heeft [betrokkene 7] het over ‘ [betrokkene 12] ’ die het allemaal bij elkaar gebracht heeft, maar niet zelf het Schipholterrein op durfde. Het was eigenlijk ‘ [verdachte] ’ die alles gedaan heeft, de – zo leidt het hof uit het gesprek af – bestuurder die nadat hij werd aangesproken door [betrokkene 8] goed toneel speelde. In de woorden van [betrokkene 7] : “Hij ken improviseren jongen, die gozer is een acteur”. Die karakterschets (die overigens niet in het dossier Rock terug te vinden is) past zeer goed bij de beschrijving die [betrokkene 14] heeft gegeven van één van de daders: de maat van ‘ [betrokkene 12] ’ die alles recht lulde en dat op zo’n manier deed dat iedereen hem geloofde. Deze maat, met wie [betrokkene 14] kennelijk ‘ [verdachte] ’ bedoelde was volgens [betrokkene 14] ook bij een eerdere bankroof met [betrokkene 5] betrokken. Uit het onderzoek is gebleken dat [betrokkene 5] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij overvallen in de periode van 1986 tot 1988 en hiervoor zijn aangehouden en veroordeeld.
In het WOD-traject heeft [betrokkene 14] ook nog verteld over de betrokkenheid van [betrokkene 12] , als iemand die ‘erbij was’ en bij [betrokkene 14] terecht kwam via een oude schoolvriend (naar het hof aanneemt: [betrokkene 13] die bevriend was met [betrokkene 14] en bij hem op de lagere school heeft gezeten), aan wie [betrokkene 12] had gevraagd of hij iemand op Schiphol kende die ‘iets kon betekenen’. Dat past goed bij de rol van [betrokkene 12] zoals [betrokkene 7] die heeft benoemd.
Dat [betrokkene 7] in het OVC-gesprek met ‘ [betrokkene 12] ’ doelt op [betrokkene 5] en met ‘ [verdachte] ’ op [verdachte] (wiens voornaam [verdachte] is) vindt mede bevestiging in hetgeen hierboven ten aanzien van [betrokkene 5] en [verdachte] is overwogen. In dit verband is bovendien van betekenis dat [betrokkene 7] op 19 april 2014 belt met [verdachte] en zegt: “je spreekt met [betrokkene 7] , de gabber van [betrokkene 12] ”. Overigens heeft [betrokkene 7] nooit bestreden dat hij het in het OVC-gesprek heeft over [betrokkene 5] en [verdachte] .
De beschrijving die de getuige [betrokkene 15] heeft gegeven van één van de overvallers op 25 februari 2005 – de bestuurder – geeft het hof, anders dan door de raadsman is bepleit, geen aanleiding om te twijfelen aan de aanwezigheid van [verdachte] toen ter plekke. [betrokkene 15] spreekt bij de beschrijving van de bestuurder, die overigens volgens [betrokkene 15] een bontmuts droeg met de oorflappen naar beneden, immers over een ‘negroïde type’ en, iets later in zijn verklaring, een ‘negroïde type […] niet een echt donkere persoon, wat lichter type’. Deze beschrijving sluit [verdachte] geenszins uit, mede gelet op zijn donkere voorkomen, zoals het hof ter terechtzitting zelf heeft waargenomen.
Uit de opmerking van [betrokkene 7] in het OVC-gesprek dat ‘ [betrokkene 11] zijn plek heeft gepakt’ en daarvoor een ‘mejoen’ heeft gehad, begrijpt het hof dat ‘ [betrokkene 11] ’ op 25 februari 2005 (naast [verdachte] ) één van de twee gewapende overvallers was. Met [betrokkene 11] wordt, zo stelt het hof op grond van de overige bewijsmiddelen vast, door [betrokkene 7] gedoeld op [betrokkene 11] . Zoals hierboven beschreven is er tussen hem en [verdachte] contact op de dag dat [betrokkene 5] op de hoogte raakt van een mogelijke inval door de politie, en de Renault Express brandend is gevonden. Verder heeft [betrokkene 14] in het WOD-traject, als hij wordt geconfronteerd met het vermoeden dat er twee neven bij de overval betrokken waren, gezegd: “één was erbij, ik ken ze, ben met hen in Suriname geweest”. [betrokkene 14] heeft later bij de KMar verklaard dat hij met [betrokkene 11] in Suriname is geweest, hetgeen overigens bevestiging vindt in hun beider paspoortgegevens. [betrokkene 11] is een neef van de in 2015 doodgeschoten [betrokkene 16] , die bij leven president was van motorclub [...] . Bovendien is vastgesteld dat het nummer van [betrokkene 14] in 2005 in de telefoon van [betrokkene 11] stond. Als tijdens het WOD-traject door één van de WOD’ers wordt opgemerkt dat één van de neven die doodgeschoten was ook lid was van [...] , zegt [betrokkene 14] : “ [betrokkene 16] , nee die was er niet bij, die ander”. Dat die ander [betrokkene 11] was vindt ten slotte bevestiging in hetgeen is gebleken ten aanzien van het hieronder nog te bespreken financiële conflict.
In het WOD-traject heeft [betrokkene 14] uiteindelijk ook de deelname van ‘de 41-jarige Amsterdammer [betrokkene 7] ’ bevestigd. De verdachte [betrokkene 7] was, ten tijde van zijn aanhouding in het onderzoek Rock op 8 november 2005, 41 jaar oud. Het hof gaat er dan ook – gelet op de overige inhoud van de bewijsmiddelen – vanuit dat [betrokkene 14] met zijn bevestiging doelde op [betrokkene 7] .
Dat [betrokkene 14] in het WOD-traject uit eigen wetenschap heeft verklaard over de diamantroof en de daarbij betrokken personen, vindt naar het oordeel van het hof bevestiging in de bewijsmiddelen die hierboven aan de orde zijn gekomen. Verder acht het hof in het bijzonder van belang dat tijdens een doorzoeking bij [betrokkene 14] thuis (in een AH-tas) een (heel klein) deel van de op 25 februari 2005 gestolen buit is aangetroffen. Dat [betrokkene 14] deze diamanten en bescheiden van iemand in het casino heeft ontvangen, zoals ook de al eerder genoemde schriftelijke verklaring van [betrokkene 14] bij de rechtbank staat maar in het geheel niet is onderbouwd, is naar het oordeel van het hof ongeloofwaardig. Dat geldt te meer nu in de locker van [betrokkene 14] bij de KLM een briefje met daarop de naam van [betrokkene 5] en diens adres in Spanje is aangetroffen. Verder geldt dit te meer nu bij [betrokkene 14] thuis ook een kopie van een deel van het dossier dat destijds aan de raadsvrouw van [betrokkene 5] was Verstrekt, is aangetroffen. [betrokkene 14] heeft tijdens het WOD-traject bovendien verklaard dat hij via zijn ‘gabber’ eerder diamanten heeft verhandeld. Deze ‘gabber’ is geïdentificeerd als de verdachte [betrokkene 17] . Die heeft verklaard dat hij inderdaad diamanten voor [betrokkene 14] heeft laten verkopen in Antwerpen, waarvoor hij de verdachte [betrokkene 18] had ingeschakeld. [betrokkene 18] heeft dat in een verhoor in 2017 bevestigd en heeft erkend de diamantgerelateerde aantekeningen, die in de bij [betrokkene 14] gevonden AH-tas zijn aangetroffen, te hebben geschreven. Hij verklaart dat dit 10, 12 jaar geleden was.
Financieel conflict
De betrokkenheid van de genoemde verdachten vindt naar het oordeel van het hof ten slotte bevestiging in de onderlinge contacten die verband hielden met een financieel conflict. Het hof gaat ervan uit dat [betrokkene 7] niet deelnam aan deze contacten omdat hij slechts betrokken is geweest bij de poging en niet bij de uiteindelijke roof. De andere verdachten hebben in de periode van oktober 2013 tot en met februari 2015 veelvuldig telefonisch contact gehad en elkaar in wisselende samenstellingen ontmoet. Op 17 april 2014 wordt een ontmoeting waargenomen tussen [verdachte] , [betrokkene 14] , [betrokkene 19] , [betrokkene 5] en [betrokkene 13] . Dat sprake is van een financieel conflict, en meer in het bijzonder dat [betrokkene 14] , [betrokkene 19] en [betrokkene 13] geld tegoed hadden van [betrokkene 5] en/of [verdachte] volgt uit de inhoud van een aantal in de bewijsmiddelen opgenomen tap- en OVC-gesprekken. In het bijzonder wijst het hof op het OVC-gesprek tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 11] op 19 september 2014. In dat gesprek, dat voor een groot deel integraal is opgenomen in de bewijsmiddelen, heeft [betrokkene 11] (aan het einde) gezegd dat hij ‘ergens’ hoopt dat hij nog geld krijgt. Daaraan voorafgaand heeft hij gezegd: “Toen ik uit de bajes kwam, zegt [verdachte] tegen me: Ik weet dat er een heleboel nog was. (…) ik heb het samen met hem in het plafond gezet (…) dus ik weet die hele koffer zit vol (…)”. En volgens [betrokkene 11] had ‘ [betrokkene 12] ’ tegen hem gezegd: “Ach er is, er is nog zoveel, je kleinkinderen kunnen er nog van leven”. Kennelijk ging het om veel geld, maar desondanks kwam dat geld niet over de brug en voelde [betrokkene 13] zich ‘besodemieterd’. Er moest van hem ‘wat gebeuren’, want ‘het is al 9 jaar geleden’. Het hof stelt vast dat het kennelijk gaat om een gebeurtenis, waar veel geld mee is verdiend, in 2005, het jaar waarin ook de diamantroof plaatsvond. Ten slotte wordt tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 11] besproken wat beiden wel hebben ontvangen. Kort samengevat zweert [betrokkene 11] dat hij ‘maar 1 miljoen’ heeft gepakt. Dit gegeven pas zeer goed bij hetgeen [betrokkene 7] heeft gezegd in het OVC-gesprek als hij zegt dat ‘ [betrokkene 11] ’ zijn plek heeft gepakt een daarvoor een ‘mejoen’ (het hof begrijpt: een miljoen) heeft gehad. In zoverre ondersteunen ook deze bewijsmiddelen elkaar.”
4.4
In de schriftuur wordt gesteld dat het hof de betrokkenheid van de verdachte als uitvoerder heeft afgeleid uit met name uitlatingen van de getuige [betrokkene 7] tijdens het OVC-gesprek van 17 juni 2013, in het bijzonder uit de uitlating dat “ [verdachte] alles heeft gedaan” en de beschrijving van het gedrag van de bestuurder van de gestolen KLM (hier wordt kennelijk KLM-auto bedoeld, AEH) tijdens de poging van 10 februari 2005. Het hof zou daarbij als steunbewijs hebben gebruikt (i) de telefonische contacten tussen de verdachte en [betrokkene 5] op 8 maart 2005, (ii) de bladzijde met omschrijvingen van diamanten die is aangetroffen in de aan de verdachte toegeschreven jas, en (iii) de contacten tussen de verdachte en de medeverdachten over een vermeend financieel conflict. Volgens de steller van het middel is deze constructie niet toereikend. In de kern wordt aangevoerd dat het hof uit de opmerking van [betrokkene 7] dat “ [betrokkene 11] zijn plek heeft gepakt” heeft afgeleid dat [betrokkene 7] , na de (vermeende) poging van 10 februari 2005, op 25 februari 2005 is vervangen door ‘ [betrokkene 11] ’ als uitvoerder. [betrokkene 7] zou dan ook niet uit eigen waarneming hebben kunnen verklaren dat de verdachte op 25 februari 2005 een van de uitvoerders is geweest, en zou dat in het OVC-gesprek (bewijsmiddel 32) ook niet hebben gezegd. Dat zou niet anders worden wanneer naar de steunbewijsmiddelen wordt gekeken, omdat ook daaruit niet zou blijken dat de verdachte op 25 februari 2005 een van de uitvoerders is geweest.
4.5
Naar mijn oordeel getuigt de klacht van een te beperkte lezing van het arrest. Het middel mist daarom feitelijke grondslag.
4.6
Het hof heeft in zijn bewijsoverweging geoordeeld dat het de verdachte moet zijn geweest die bij beide overvallen een van de uitvoerders is geweest. Het hof heeft dat inderdaad in de eerste plaats gebaseerd op het OVC-gesprek van de getuige [betrokkene 7] . De kern van de passage van het hof is de volgende:
“Verder sluit hetgeen door [betrokkene 7] is verteld naadloos aan bij hetgeen [betrokkene 8] en [betrokkene 9] , (…), hebben verklaard over de gebeurtenissen op 10 februari 2005. Samengevat komt het er op neer dat [betrokkene 7] in een op het binnenterrein van Schiphol buitgemaakte auto zat, met ‘ [verdachte] ’ als bestuurder. Ze hadden wapens bij zich: een machinegeweer, een paar handgranaten en een pistool. (…)
[betrokkene 7] heeft ook over een daarop volgende keer verteld. Hij zegt: “Maar de eerste keer ging ik er gewoon voor. Maar toen dat fout ging hè wouden ze een week later wouden ze weer. Toen zat in mijn hoofd nog hey fuck dat man”. En ook: “(…) achteraf wisten ze dat het twee weken eerder had moeten gebeuren”. Het hof leidt hieruit, mede in het licht van de nader te bespreken bewijsmiddelen, af dat dit over de geslaagde diamantroof op 25 februari 2005 gaat. [betrokkene 7] , die kennelijk niet meer durfde, zegt dan nog: “Die [betrokkene 11] heeft toen mijn plek gepakt en ehh, die heeft een mejoen gehad”.”
4.7
Het hof heeft de verklaring van [betrokkene 7] in het OVC-gesprek geloofwaardig geacht. In het arrest staat daarover onder meer het volgende:
“Daar komt bij dat het hof twee delen, zoals digitaal toegevoegd aan het dossier, van het OVC-gesprek heeft beluisterd. [betrokkene 7] is daarin – zo stelt het hof op basis van zijn eigen waarneming vast – zeer beeldend en gedetailleerd in zijn beschrijving van hetgeen is voorgevallen en hij vertelt bovendien wat hij – op sommige momenten – dacht en voelde. Hij spreekt daarbij ook met een zekere bewondering voor de bestuurder [verdachte] , die kennelijk heel rustig bleef toen hij werd aangesproken, en op dat moment zelfs een telefoongesprek voorwendde met de KLM-medewerker bij wie de auto in gebruik zou zijn geweest (“ [betrokkene 10] ” in de bewoordingen van [betrokkene 7] ). In zoverre komt hetgeen [betrokkene 7] tegen zijn gesprekspartner vertelde zeer authentiek over, als een verslag van iemand die uit eigen wetenschap vertelt.”
4.8
Het hof heeft daarbij geoordeeld dat deze verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Met betrekking tot de rol van de verdachte heeft het hof het volgende overwogen:
“De inhoud van het OVC-gesprek vindt daarnaast bevestiging in andere bewijsmiddelen, meer in het bijzonder waar het gaat om de betrokkenheid van [betrokkene 5] , [verdachte] en [betrokkene 11] . (…) Het was eigenlijk ‘ [verdachte] ’ die alles gedaan heeft, de – zo leidt het hof uit het gesprek af – bestuurder die nadat hij werd aangesproken door [betrokkene 8] goed toneel speelde. In de woorden van [betrokkene 7] : “Hij ken improviseren jongen, die gozer is een acteur”. Die karakterschets (die overigens niet in het dossier Rock terug te vinden is) past zeer goed bij de beschrijving die [betrokkene 14] heeft gegeven van één van de daders: de maat van ‘ [betrokkene 12] ’ die alles recht lulde en dat op zo’n manier deed dat iedereen hem geloofde. Deze maat, met wie [betrokkene 14] kennelijk ‘ [verdachte] ’ bedoelde was volgens [betrokkene 14] ook bij een eerdere bankroof met [betrokkene 5] betrokken. Uit het onderzoek is gebleken dat [betrokkene 5] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij overvallen in de periode van 1986 tot 1988 en hiervoor zijn aangehouden en veroordeeld.
(…)
Dat [betrokkene 7] in het OVC-gesprek met ‘ [betrokkene 12] ’ doelt op [betrokkene 5] en met ‘ [verdachte] ’ op [verdachte] (wiens voornaam [verdachte] is) vindt mede bevestiging in hetgeen hierboven ten aanzien van [betrokkene 5] en [verdachte] is overwogen. In dit verband is bovendien van betekenis dat [betrokkene 7] op 19 april 2014 belt met [verdachte] en zegt: “je spreekt met [betrokkene 7] , de gabber van [betrokkene 12] ”. Overigens heeft [betrokkene 7] nooit bestreden dat hij het in het OVC-gesprek heeft over [betrokkene 5] en [verdachte] .
De beschrijving die de getuige [betrokkene 15] heeft gegeven van één van de overvallers op 25 februari 2005 – de bestuurder – geeft het hof, anders dan door de raadsman is bepleit, geen aanleiding om te twijfelen aan de aanwezigheid van [verdachte] toen ter plekke. [betrokkene 15] spreekt bij de beschrijving van de bestuurder, die overigens volgens [betrokkene 15] een bontmuts droeg met de oorflappen naar beneden, immers over een ‘negroïde type’ en, iets later in zijn verklaring, een ‘negroïde type […] niet een echt donkere persoon, wat lichter type’. Deze beschrijving sluit [verdachte] geenszins uit, mede gelet op zijn donkere voorkomen, zoals het hof ter terechtzitting zelf heeft waargenomen.
Uit de opmerking van [betrokkene 7] in het OVC-gesprek dat ‘ [betrokkene 11] zijn plek heeft gepakt’ en daarvoor een ‘mejoen’ heeft gehad, begrijpt het hof dat ‘ [betrokkene 11] ’ op 25 februari 2005 (naast [verdachte] ) één van de twee gewapende overvallers was. Met [betrokkene 11] wordt, zo stelt het hof op grond van de overige bewijsmiddelen vast, door [betrokkene 7] gedoeld op [betrokkene 11] . Zoals hierboven beschreven is er tussen hem en [verdachte] contact op de dag dat [betrokkene 5] op de hoogte raakt van een mogelijke inval door de politie, en de Renault Express brandend is gevonden. (…)”
4.9
Het hof heeft de betrouwbaarheid van het OVC-gesprek dus zowel afgeleid uit de gedetailleerdheid van de verklaring zelf als uit (i) de beschrijving die [betrokkene 14] heeft gegeven, (ii) het onderzoek over eerdere overvallen in de periode van 1986 tot 1988, (iii) een gesprek tussen [betrokkene 7] en [verdachte] , (iv) de beschrijving van de bestuurder door de getuige [betrokkene 15] , en (v) een gesprek tussen [betrokkene 11] en [verdachte] . Daarbij komt nog, zoals de steller van het middel terecht opmerkt, dat in een aan de verdachte toegeschreven jas een bladzijde is gevonden met omschrijvingen van diamanten waarvan het hof heeft vastgesteld dat ze moeten zijn gestolen bij de overval op 25 februari 2005.
4.10
Naar mijn oordeel heeft het hof daarmee op niet onbegrijpelijke wijze uitgelegd waarom de verdachte een van de uitvoerders van de overval moet zijn geweest. Daaraan doet niet af dat [betrokkene 7] niet uit eigen waarneming over de overval van 25 februari 2005 heeft kunnen verklaren omdat hij daar volgens het hof niet bij is geweest, zoals door de steller van het middel is aangevoerd. Die omstandigheid sluit immers niet uit dat hij wel betrouwbare informatie over de uitvoerders heeft gehad, zoals het hof heeft geoordeeld.
4.11
Het middel faalt.
5. Het derde middel
5.1
Het middel klaagt dat het gebruik voor het bewijs van de uitlatingen van [betrokkene 7] in het OVC-gesprek van 17 juni 2013 in strijd is met art. 6 lid 3 EVRM.
5.2
Het hof heeft in zijn arrest overwogen:
“Over het verweer dat het gebruik van de uitlatingen van [betrokkene 7] als bewijs strijdig is met het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces, overweegt het hof het volgende.
In het arrest van 20 april 2021 (ECLI:NL:HR:2021:576) heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:
‘2.12.1 Zoals in het […] arrest van 4 juli 2017 [ECLI:NL:HR:2017:1015] is overwogen, moet de rechter voordat hij einduitspraak doet, nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Zo nodig zal hij hetzij ambtshalve alsnog overgaan tot het oproepen en het horen van (een) getuige(n), hetzij bij zijn beslissing over de bewezenverklaring onder ogen moeten zien of en zo ja, welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige(n) in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen.
2.12.2
Deze wijze van beoordeling sluit aan bij de drie stappen die in de rechtspraak van het EHRM deel uitmaken van de beoordeling of in gevallen waarin de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen, het proces als geheel eerlijk is verlopen. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Deze beoordelingsfactor en moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring groter is, is het - wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt - des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan. Dit betekent dat met name in gevallen waarin niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen zonder dat die in beslissende mate zal steunen op de verklaring van de getuige, terwijl de verdediging het nodige initiatief heeft getoond om het ondervragingsrecht te kunnen uitoefenen en een goede reden ontbreekt om de getuige niet te horen, de rechter (alsnog) zal moeten overgaan tot het oproepen en horen van die getuige, althans nog zal moeten doen wat redelijkerwijs mogelijk is om de verdediging de gelegenheid te bieden tot uitoefening van het ondervragingsrecht.
Als de uitoefening van het ondervragingsrecht niet wordt gerealiseerd, moet de rechter onderzoeken of voldoende compenserende factoren hebben bestaan voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige, waarmee ook de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing wordt gewaarborgd. Als de rechter oordeelt dat (vooralsnog) onvoldoende compenserende factoren hebben bestaan, onderzoekt hij of daartoe alsnog stappen kunnen worden gezet. Het gaat er daarbij in de kern om dat de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet ondervraagde getuige zorgvuldig onderzoekt, een en ander in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door de verdachte van die verklaring. Van belang daarbij kunnen zijn verklaringen van personen tegenover wie de getuige - kort na de gebeurtenissen het om gaat - zijn of haar verhaal heeft gedaan of die anderszins feiten en omstandigheden waarop de getuigenverklaring ziet, kunnen bevestigen. Het kan onder omstandigheden ook gaan om verklaringen van deskundigen die de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige dan wel de persoon van die getuige aan een onderzoek hebben onderworpen Verder kan compensatie betrekking hebben op procedurele waarborgen zoals de beschikbaarheid van een audiovisuele vastlegging van het verhoor van de getuige of het ondervragen van de zojuist genoemde personen of deskundigen. In dit verband kan ook van belang zijn dat de verdediging wel een beperkte mogelijkheid heeft gehad om vragen te (doen) stellen aan de getuige.’
Vooropgesteld dient te worden dat deze overwegingen van de Hoge Raad – en daarmee samenhangende rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens over het ondervragen van een prosecution witness – betrekking hebben op de situatie dat de verdediging heeft verzocht om een getuige te horen ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al (in het vooronderzoek of anderszins) een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. In de onderhavige zaak is deze situatie niet aan de orde, nu [betrokkene 7] niet op enig moment in deze procedure als getuige een verklaring heeft afgelegd die [verdachte] belast.
Het voorgaande laat echter onverlet dat [betrokkene 7] tijdens het gesprek op 17 juni 2013 uitlatingen heeft gedaan die belastend zijn voor [verdachte] . Nu de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om hem vervolgens als getuige over deze belastende uitlatingen te bevragen, dient naar het oordeel van het hof – in lijn met hetgeen de Hoge Raad, zoals hiervoor weergegeven heeft overwogen over niet-ondervraagde getuigen – te worden beoordeeld of het proces desondanks als geheel eerlijk is verlopen. Bij die beoordeling acht het hof de volgende omstandigheden van belang:
(i) De verdediging is in hoger beroep in de gelegenheid gesteld om het ondervragingsrecht jegens [betrokkene 7] uit te oefenen, maar deze heeft zich beroepen op het hem toekomende verschoningsrecht. Er is dus een geldige reden waarom hij niet als getuige kon worden ondervraagd.
(ii) Bij de waardering van het gewicht van de belastende uitlatingen die [betrokkene 7] heeft gedaan is van belang dat deze uitlatingen (op directe en indirecte wijze) steun vinden in een reeks van feiten en omstandigheden die hiervoor zijn benoemd en die in onderlinge samenhang dienen te worden beschouwd. Daarbij benoemt het hof wat de betrokkenheid van [verdachte] betreft in het bijzonder (a) de telefonische contacten van tussen [verdachte] en [betrokkene 5] op de dag dat de uitgebrande Renault Expresse met goederen afkomstig uit de diamantroof is aangetroffen, (b) de bladzijde die op 9 januari 2006 in de jas van [verdachte] is aangetroffen met daarop omschrijvingen van op 25 februari 2005 gestolen diamanten en (c) de genoemde contacten tussen de verschillende verdachten van de diamantroof onder wie [verdachte] , in verband met het financiële conflict. Onder deze omstandigheden berust het bewijs over de betrokkenheid van [verdachte] bij de gewapende overval en de poging daartoe niet in beslissende mate op de uitlatingen van [betrokkene 7] .
(iii) Ten slotte is van belang dat er een compenserende factor bestaat voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de uitlatingen van [betrokkene 7] . De verdediging heeft de audio-opnames van het gesprek van 17 juni 2013 kunnen beluisteren, waardoor zij in staat is geweest om aan de hand hiervan zelf vast te stellen welke uitlatingen [betrokkene 7] heeft gedaan en op welke wijze – met welke intonatie en interactie met de gesprekspartner bijvoorbeeld.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden het feit dat de verdediging [betrokkene 7] niet als getuige heeft kunnen ondervragen onverlet laat dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.”
5.3
In de schriftuur wordt aangevoerd dat de verdediging deze getuige niet heeft kunnen ondervragen, terwijl de verdediging daarvoor onvoldoende is gecompenseerd en de uitlatingen wel degelijk beslissend zijn voor de veroordeling van de verdachte.
5.4
Naar mijn oordeel spreekt niet vanzelf dat het juridische kader uit de Post-Keskin-rechtspraak van toepassing is op een persoon die uitlatingen heeft gedaan in een OVC-gesprek. Het gaat weliswaar om uitlatingen die voor het bewijs zijn gebruikt, maar die uitlatingen zijn geheel buiten bemoeienis of tussenkomst van de justitiële autoriteiten (zoals opsporingsambtenaren) tot stand gekomen. Deze uitlatingen, die in een geheel andere context zijn gedaan, zijn op grond van de bevoegdheid van art.126l Sv opgenomen en aldus geregistreerd. De (schriftelijke weergave van die) registratie is vervolgens als bewijsmiddel gebruikt. In zoverre valt een parallel te trekken met de registratie van WhatsApp-gesprekken. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat deelnemers aan WhatsApp-gesprekken geen belastende getuigen in de zin van de Keskin-rechtspraak zijn:
“De uitlatingen van deze personen kunnen niet worden aangemerkt als een buiten de aanwezigheid van de verdediging afgelegde getuigenverklaring (…) waarvoor zou gelden dat geen nadere onderbouwing van het belang bij het oproepen en horen van de betreffende persoon mag worden verlangd.”4.
5.5
Het hof heeft – in zekere zin onverplicht – de betrokken persoon wel als Keskin-getuige aangemerkt. Wat mij betreft ten overvloede zal ik de klacht, waarin de toepasselijkheid van het Keskin-kader juist wel wordt vooropgesteld, toch ook nog in lijn met de Post-Keskin-rechtspraak behandelen. De vraag is dan of het hof, nu de getuige niet kon worden ondervraagd, de drie factoren uit die rechtspraak op de juiste wijze heeft toegepast en afgewogen.
5.6
Met betrekking tot de eerste factor (de reden voor het niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht) heeft het hof geoordeeld dat er in dit geval een geldige reden is geweest voor het gebrek aan een ondervragingsmogelijkheid: het verschoningsrecht van de getuige. Dat oordeel wordt door de steller van het middel niet betwist, zodat het in cassatie niet hoeft te worden getoetst.
5.7
Met betrekking tot de tweede factor (het gewicht van de verklaring van de getuige) moet het volgende worden vooropgesteld:
“123. As regards the question whether the evidence of the absent witness whose statements were admitted in evidence was the sole or decisive basis for the defendant’s conviction (…), the Court reiterates that “sole” evidence is to be understood as the only evidence against the accused (…). “Decisive” evidence should be narrowly interpreted as indicating evidence of such significance or importance as is likely to be determinative of the outcome of the case. Where the untested evidence of a witness is supported by other corroborative evidence, the assessment of whether it is decisive will depend on the strength of the supporting evidence; the stronger the corroborative evidence, the less likely that the evidence of the absent witness will be treated as decisive (…).
124. As it is not for the Court to act as a court of fourth instance (…), its starting-point for deciding whether an applicant’s conviction was based solely or to a decisive extent on the depositions of an absent witness is the judgments of the domestic courts (…). The Court must review the domestic courts’ evaluation in the light of the meaning it has given to “sole” and “decisive” evidence and ascertain for itself whether the domestic courts’ evaluation of the weight of the evidence was unacceptable or arbitrary (…). It must further make its own assessment of the weight of the evidence given by an absent witness if the domestic courts did not indicate their position on that issue or if their position is not clear (…).”5.
5.8
In het licht van deze rechtspraak van het EHRM overtuigt het oordeel van het hof – dat het bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de gewapende overval en de poging daartoe niet in beslissende mate op de uitlatingen van [betrokkene 7] berust – niet bepaald. De steller van het middel heeft een punt als hij zegt dat de verklaring doorslaggevend is voor de bewezenverklaring. Die bewezenverklaring houdt immers niet alleen betrokkenheid van de verdachte bij de overval in zijn algemeenheid in – daarvoor is wel meer bewijs voorhanden – maar ziet specifiek op betrokkenheid van de verdachte bij de uitvoering van de overvallen. Juist dáárvoor lijkt het OVC-gesprek te zijn gebruikt, zodat wel degelijk sprake is van een doorslaggevend bewijsmiddel. De klacht is in zoverre gegrond.
5.9
Dat hoeft echter niet tot cassatie te leiden, gelet op de derde factor: het bestaan van compenserende factoren. Met betrekking tot deze factor is het volgende van belang:
“126. The fact that the domestic courts approached the untested evidence of an absent witness with caution has been considered by the Court to be an important safeguard (…). The courts must have shown that they were aware that the statements of the absent witness carried less weight (…). The Court has taken into account, in that context, whether the domestic courts provided detailed reasoning as to why they considered that evidence to be reliable, while having regard also to the other evidence available (…).
127. An additional safeguard in that context may be to show, at the trial hearing, a video-recording of the absent witness’s questioning at the investigation stage in order to allow the court, prosecution and defence to observe the witness’s demeanour under questioning and to form their own impression of his or her reliability (…).
128. A further considerable safeguard is the availability at the trial of corroborative evidence supporting the untested witness statement (…). Such evidence may comprise, inter alia, statements made at the trial by persons to whom the absent witness reported the events immediately after their occurrence (…), further factual evidence secured in respect of the offence, including forensic evidence (…), or expert opinions on a victim’s injuries or credibility (…). The Court has further considered as an important factor supporting an absent witness’s statement the fact that there were strong similarities between the absent witness’s description of the alleged offence committed against him or her and the description, given by another witness with whom there was no evidence of collusion, of a comparable offence committed by the same defendant. This holds even more true if the latter witness gave evidence at the trial and that witness’s reliability was tested by cross-examination (…).
(…)
131. The defendant must further be afforded the opportunity to give his own version of the events and to cast doubt on the credibility of the absent witness, pointing out any incoherence or inconsistency with the statements of other witnesses (…). Where the identity of the witness is known to the defence, the latter is able to identify and investigate any motives the witness may have for lying, and can therefore contest effectively the witness’s credibility, albeit to a lesser extent than in a direct confrontation (…).”6.
5.10
Het hof heeft geoordeeld dat er voldoende compenserende factoren zijn geweest voor het ontbreken van een ondervragingsmogelijkheid, nu de verdediging de audio-opnames van het gesprek heeft kunnen horen.
5.11
In het licht van de hiervoor geciteerde EHRM-rechtspraak lijkt mij dat wellicht niet voldoende. Op basis van deze maatregel kan de verdediging de juistheid van de inhoud van de uitlatingen immers niet toetsen en juist dat is wat door het EHRM wordt beoogd. De beschikbaarheid van de audio-opname is echter, hoewel het hof dat niet met zoveel woorden heeft gezegd, niet de enige compenserende maatregel die het hof heeft genomen: het hof heeft blijkens zijn arrest de uitlatingen uitgebreid getoetst op betrouwbaarheid en ook dat is volgens de rechtspraak van het EHRM een compenserende factor. Naar mijn oordeel blijkt uit de motivering van het hof duidelijk waarom volgens het hof buiten twijfel staat dat de uitlatingen betrouwbaar zijn, zodat juist het gebruik van deze compenserende maatregel wel aansluit bij de ratio van de rechtspraak van het EHRM.
5.12
Nu er een geldige reden is geweest voor het ontbreken van een ondervragingsmogelijkheid en het hof compenserende maatregelen heeft genomen ter toetsing van de betrouwbaarheid van de uitlatingen, leidt het gebruik voor het bewijs van de uitlatingen van de getuige naar mijn oordeel niet tot een schending van het recht op een eerlijk proces.7.
5.13
Het middel faalt.
6. Het vierde middel
6.1
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van de onder 2 tenlastegelegde poging.
6.2
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
“hij op 10 februari 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een grote hoeveelheid diamanten en/of sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan diverse diamanthandelaren/expediteurs, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen (werkzaam bij de afhandeling van een waardetransport) te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met een mededader, gekleed in KLM kleding, op het beveiligde gedeelte van de luchthaven Schiphol (airside) een KLM voertuig, te weten een Citroen Jumpy voorzien van het [kenteken] , heeft weggenomen en vervolgens met dat KLM voertuig op airside naar het B platform is gereden in het bezit van vuurwapens en handgranaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid”.
6.3
Het hof heeft in zijn arrest overwogen:
“Diefstal KLM-auto 10 februari 2005
Op 10 februari 2005 is er omstreeks 8:00 uur een melding bij de KMar binnen gekomen van de vermoedelijke diefstal van een KLM-auto die geparkeerd stond bij Delta 7 (‘airside’). Omstreeks 8:30 uur is de auto gezien op het B-platform met daarin twee personen die KLM-bedrijfskleding droegen. De mannen werden door de getuige [betrokkene 8] , die samen met [betrokkene 9] en ‘ [betrokkene 10] ’ op zoek was naar de door hen geparkeerde auto, aangesproken. [betrokkene 8] – die op dat moment nog uitging van een vergissing – heeft gezegd dat de bestuurder achter hem aan moest rijden om de auto terug te brengen. De KLM-auto is aanvankelijk ook achter [betrokkene 8] en zijn collega’s aangereden, maar is plotseling gekeerd en met hoge snelheid door hek 54 (waarvan net de slagboom was geopend) het terrein afgereden. Volgens getuige [betrokkene 9] leek het alsof de bestuurder van de ‘kofferafhandeling’ was, maar daarvoor klopte het tenue niet.
Overeenkomsten tussen 10 en 25 februari 2005
Uit het voorgaande blijkt dat op beide data een KLM-auto is gestolen op het afgesloten deel van Schiphol. Rond hetzelfde tijdstip zijn beide auto’s gezien op het B-platform, rond welk tijdstip van maandag tot en met vrijdag om 8.50 uur een vlucht met waardevolle goederen, hoofdzakelijk diamanten, naar Antwerpen vertrekt. Beide keren is via hek 54 het Schipholterrein verlaten. (…)”
6.4
Het hof heeft in zijn arrest ook overwogen:
“Het hof is van oordeel, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, in samenhang beschouwd, dat bewezen kan worden dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met anderen, zich op 25 februari 2005 schuldig heeft gemaakt aan de gewapende overval op Schiphol en op 10 februari 2005 aan een poging daartoe.
Daarbij merkt het hof op dat, anders dan de raadsman (subsidiair) heeft bepleit, op 10 februari 2005 niet slechts sprake is geweest van de diefstal van een KLM-auto. Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van dat voorgenomen misdrijf. Dat voorgenomen misdrijf was op 10 februari 2005 onmiskenbaar een gewapende overval, op een waardetransport, op het beveiligde deel van Schiphol. [betrokkene 7] spreekt in het OVC-gesprek in dat verband over een ‘plan dat fout ging’ en had het over de wapens die men bij zich had. De uitvoering van dat plan was in een vergevorderd stadium. [betrokkene 7] bevond zich met [verdachte] , op het moment dat hun plan werd gedwarsboomd, al op het beveiligde gedeelte van Schiphol, bewapend, in KLM-kleding en in een voertuig dat kort daarvoor van het binnenterrein was gestolen. Dit zijn gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Dat [betrokkene 14] het tijdens het WOD-traject heeft over een ‘proef komt gelet op het voorgaande geen betekenis toe, te meer niet omdat [betrokkene 14] daaraan heeft toegevoegd dat het goed was dat die eerste keer niet is gelukt, omdat de buit dan minder was geweest.”
6.5
In de schriftuur wordt aangevoerd dat de door het hof vastgestelde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet zonder meer gericht zijn op de voltooiing van de gewapende overval. Uit de vaststellingen van het hof zou niet blijken waar de diamanten en/of sieraden zich tijdens de vastgestelde gedragingen bevonden, zodat niet duidelijk is hoe dicht deze gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen.
6.6
Art. 45 lid 1 Sr luidt:
“Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.”
6.7
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld.8.Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. De vraag of sprake is van zulke gedragingen, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Het komt aan op een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Algemene regels kunnen daarvoor niet worden gegeven. Een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen, bijvoorbeeld in tijd en/of plaats, en hoe concreet deze daarop waren gericht. Daarmee wordt ook afbakening van de poging ten opzichte van de strafbare voorbereiding bevorderd. Verder kan het bij poging gaan om een samenstel van gedragingen, met inbegrip van die van eventuele deelnemers. De aard van het misdrijf kan van belang zijn, maar niet noodzakelijk is dat al een bestanddeel van het misdrijf is vervuld.
6.8
Het hof heeft geoordeeld dat de gedragingen gericht waren op een gewapende overval op een waardetransport op het beveiligde deel van Schiphol en niet slechts op de diefstal van een KLM-auto. Het hof heeft in dat verband vastgesteld dat (i) de twee verdachten op het beveiligde gedeelte van Schiphol waren, (ii) zij KLM-kleding aan hadden, (iii) zij in een KLM-voertuig zaten dat kort daarvoor van het binnenterrein was gestolen, (iv) het voertuig is gezien op het B-platform waarvandaan rond die tijd een vlucht met hoofdzakelijk diamanten naar Antwerpen vertrekt, (v) de verdachten bewapend waren en (vi) de verdachten nadat zij waren aangesproken plotseling zijn gekeerd en met hoge snelheid het terrein af zijn gereden.
6.9
Naar mijn oordeel faalt de klacht, omdat de vaststellingen van het hof voldoende grond opleveren voor het aannemen van een begin van uitvoering van de overval. Daarbij is van belang dat uit die vaststellingen blijkt dat de gedragingen in tijd en/of plaats dicht bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen en dat zij zeer concreet op die voltooiing waren gericht. De verdachten reden immers al in een KLM-auto op het platform waarvandaan rond die tijd een vlucht met hoofdzakelijk diamanten zou vertrekken en waren verkleed en bewapend.
6.10
Daaraan doet niet af dat het hof, zoals de steller van het middel aanvoert, niet heeft vastgesteld waar de diamanten en/of sieraden zich tijdens de vastgestelde gedragingen bevonden. Slechts een begin van uitvoering van de overval is vereist; de aanwezigheid van het object van de voorgenomen diefstal is geen vereiste. Ten overvloede voeg ik daaraan toe dat [betrokkene 7] in het OVC-gesprek heeft gesproken over een “plan dat fout ging” en dat de daadwerkelijke overval twee weken later alsnog is gepleegd.
6.11
Het middel faalt.
7. Slotsom
7.1
De middelen falen. Het eerste, tweede en vierde middel kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
7.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
7.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑06‑2023
HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, r.o. 3.8.2.
HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, r.o. 3.8.2.
HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:177, r.o. 2.5. Zie ook mijn daaraan voorafgaande conclusie ECLI:NL:HR:2022:17, onder 3.10-3.20.
EHRM (GK) 15 december 2015, nr. 9154/10, par. 123-124 (Schatschaschwili/Duitsland).
EHRM (GK) 15 december 2015, nr. 9154/10, par. 126-131 (Schatschaschwili/Duitsland).
Vgl. HR 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:768, r.o. 2.6 en HR 13 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1088, r.o. 2.5.3, waarbij moet worden aangetekend dat in de onderhavige zaak de eerste factor (een goede reden voor het niet-ondervragen) in cassatie juist niet ter discussie staat.
HR 30 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:388, r.o. 2.3.2.
Beroepschrift 03‑05‑2022
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
SCHRIFTUUR HOUDENDE VIER MIDDELEN VAN CASSATIE
van: mr. N. van Schaik
inzake:
de heer [verdachte], geboren d.d. [geboortedatum] 1964, requirant van cassatie van het te zijnen laste door het Gerechtshof Amsterdam, op 17 december 2021, onder parketnummer 23-000418-19, gewezen arrest.
Inleiding
1.
Het gaat in deze zaak om het volgende. Op 25 februari 2005 vond er rond 10.00 uur op de luchthaven Schiphol, op het [B]-platform, een gewapende overval plaats, waarbij onder dreiging met geweld tegen een aantal personen een waardetransportauto werd weggenomen, met daarin vrachtzendingen diamanten en sieraden ter waarde van circa 73 miljoen Dollar.
2.
Naar aanleiding van deze overval is een opsporingsonderzoek ingesteld onder de naam ‘Rock’. Tijdens dit onderzoek is het vermoeden ontstaan dat er ook eerder al, namelijk op 10 februari 2005, een poging dan wel een voorbereiding van een gewapende overval op een diamanttransport te Schiphol had plaatsgevonden. In dit onderzoek kwamen als verdachten in beeld: [verdachte] (hierna: requirant); [betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 5]); en [betrokkene 7] (hierna: [betrokkene 7]). Dit onderzoek heeft destijds echter niet geleid tot dagvaarding van deze verdachten ter zake van voormelde strafbare feiten.
3.
Naar aanleiding van nieuwe onderzoeksbevindingen is vervolgens op 25 november 2013 het opsporingsonderzoek ‘Eaton’ gestart, dat zich richtte op diezelfde feiten. Uit onder meer tapgesprekken en door het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC), zijn eerdergenoemde verdachten wederom in beeld gekomen. Daarnaast zijn onder meer ook [betrokkene 11] (hierna: [betrokkene 11]), [betrokkene 13] (hierna: [betrokkene 13]), [betrokkene 14] (hierna: [betrokkene 14]) en [betrokkene 19] (hierna: [betrokkene 19]) als verdachten aangemerkt.
4.
In de periode van 6 november 2014 tot en met 20 januari 2017 werd door opsporingsambtenaren van de Nationale Politie, als politieel informant werkzaam bij het team Werken Onder Dekmantel (WOD), uitvoering gegeven aan verschillende bevelen tot stelselmatige inwinning van informatie ex artikel 126j Sv. Doelstelling van dit traject was het vergaren van informatie ten behoeve van de waarheidsvinding in het onderzoek naar de betrokkenheid van verdachte en/of andere verdachten bij de diamantroof op 25 februari 2005 en de vermeende poging tot diamantroof c.q. voorbereiding op 10 februari 2005. In mei 2017 heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) het onderzoek ‘Eaton’ afgerond. Op grond van de bevindingen van dit onderzoek is de officier van justitie tot vervolging van diverse verdachten overgegaan, onder wie requirant.
5.
Aan requirant is het volgende tenlastegelegd:
- ‘1.
hij op of omstreeks 25 februari 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid diamanten en/of sieraden (ter waarde van ruim USD 12 miljoen) en/of een bedrijfswagen (Citroen) en/of een aktentas en/of een hoeveelheid vrachtbrieven, in elk geval enig goed, geheel often dele toebehorende aan KLM N.V. en/of Brinks Global B.V. en/of Malca-Am it Group of Companies en/of Allianz Verzekeringen en/of Securicor en/of Monstrey Worldwide, in elk geval aan een ander of anderen -dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer personen ([betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) vuurwapens hebben gericht en/of gericht gehouden op een of meer van voornoemde personen en/of (dreigend) de woorden toegevoegd ‘Deuren dicht en op de grond liggen’ en/of ‘Uitstappen’ en/of ‘Hier met die portofoon’ en/of ‘Op de grond’ en/of ‘Waar zijn de sleutels, waar zijn de sleutels?’, althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking;
- 2.primair
hij op of omstreeks 10 februari 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een grote hoeveelheid diamanten en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan diverse diamanthandelarenlexpediteurs, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/ofte doen vergezellen en/ofte doen volgen van geweld en/of bedreiging met gewéld tegen personen (werkzaam bij de afhandeling van een waardetransport) te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met zijn mededaders), althans alleen, (gekleed in KLM kleding) op het beveiligde gedeelte van de luchthaven Schiphol (airside) een KLM voertuig (te weten een Citroen Jumpy voorzien van het kenteken [kenteken]) heeft weggenomen en/of (vervolgens) met dat KLM voertuig op airside naar het B platform is gereden (in het bezit van een of meer vuurwapens en/of een of meer handgranaten), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.subsidiair
hij op of omstreeks 10 februari 2005 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met een of meer anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld of bedreiging met geweld in vereniging en/of afpersing met geweld of bedreiging met geweld in vereniging, opzettelijk voorwerpen en/of een vervoermiddel, te weten:
- —
een of meer vuurwapens en/of een of meer handgranaten en/of
- —
een of meer (bivak)mutsen en/of
- —
een (weggenomen) KLM-auto (Citroen Jumpy voorzien van het kenteken [kenteken]) en/of
- —
bedrijfskleding van de KLM, althans van een bedrijf dat werkzaamheden verrichtte op de luchthaven Schiphol, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.’1.
6.
Het Hof heeft het onder .1 en 2. primair tenlastegelegde bewezenverklaard. Daarbij heeft het Hof vastgesteld dat requirant, op beide dagen, één van de twee uitvoerders was die zich in dat verband in gestolen KLM-auto's op het Schiphol-platform bevonden hebben. Dat requirant (telkens) één van hen was, heeft het Hof hoofdzakelijk afgeleid uit de uitlatingen van medeverdachte [betrokkene 7] tijdens een OVC-gesprek van 17 juni 2013.
7.
De verdediging is in hoger beroep met verschillende verweren ten strijde getrokken tegen (in het bijzonder) de opvatting dat requirant als uitvoerder betrokken is geweest bij het tenlastegelegde, welke opvatting in eerste aanleg ook de rechtbank was toegedaan.2. Zo is onder meer door de verdediging betoogd dat de signalementen die getuigen van de overvallers hebben gegeven, significant afwijken van het signalement van requirant, zodat reeds daarom niet bewezen kan worden dat requirant één van de twee uitvoerders was. Tevens is in dat verband betoogd dat uit de uitlatingen van [betrokkene 7] tijdens het bedoelde OVC-gesprek, noch uit de overige inhoud van het dossier, kan worden afgeleid dat requirant op 10 en 25 februari 2005 als uitvoerder bij de feiten betrokken is geweest. Over deze aspecten gaan de middelen I en II. Met middel III wordt vervolgens geklaagd over het oordeel van het Hof dat — kort gezegd — zonder schending van artikel 6 lid 3 EVRM gebruik kan worden gemaakt van de inhoud van bedoeld OVC-gesprek waar [betrokkene 7] aan deelneemt, ondanks het feit dat de verdediging zijn uitlatingen in dat gesprek niet heeft kunnen toetsen ([betrokkene 7] beriep zich als getuige op zijn verschoningsrecht). Het vierde middel, ten slotte, richt zich tot het oordeel van het Hof dat de onder .2 bewezenverklaarde feiten een poging tot diefstal met geweld opleveren.
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt, in het bijzonder schending van artikel 359 jo. 415 van het Wetboek van Strafvordering (Sv),
doordat het Hof is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging met betrekking tot feit 2 — te weten (kort gezegd) het standpunt dat niet kan worden bewezen dat requirant als uitvoerder bij dit feit betrokken is geweest, omdat zijn signalement significant afwijkt van het signalement dat getuigen van de twee uitvoerders hebben gegeven — zonder in het bijzonder de redenen op te geven die tot afwijking van dat standpunt hebben geleid.
Het bestreden arrest kan hierdoor niet in stand blijven.
Toelichting:
1.
De verdediging heeft, zoals in de inleiding al werd aangegeven, ten aanzien van beide feiten vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat requirant telkens één van de twee uitvoerders was. In dat verband heeft de raadsman eerst (onder meer) opgemerkt dat in het OVC-gesprek waar [betrokkene 7] aan deelneemt, verschillende verhaallijnen door elkaar lijken te lopen: de context waarin de naam ‘[verdachte]’ valt als ‘de man die heeft alles gedaan’, is volgens hem namelijk niet het tenlastegelegde, maar betreft (een eerdere inbraak in een) postkantoor of bank.
2.
Vervolgens heeft de raadsman het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt ingenomen dat — in mijn woorden — de betrokkenheid van requirant bij beide feiten wordt uitgesloten doordat diens signalement significant afwijkt van de signalementen die de getuigen telkens hebben gegeven van de uitvoerders. De relevante onderdelen van de pleitnota van de raadsman geef ik hierna weer, zulks zonder de voetnootverwijzingen. Het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt waar het in dit middel om gaat, treft u vanaf de tussenkop ‘signalementen door slachtoffers’. Ik citeer:
‘Bewijs vóór de inzet WOD
In willekeurige volgorde zal ik nu delen uit het door het OM gepresenteerde bewijs van voor de WOD inzet tegen het licht houden.
OVC 17 juni 2013
Het startdocument in Eaton is de bewijstechnisch uiterst gecompliceerde OVC van 17 juni 2013, hierna ‘de OVC’, waar onder meer de naam [verdachte] ([verdachte] wie?!) zou worden genoemd.
De context waarbinnen die naam wordt genoemd is namelijk niet die van op het platform…dat we daar voor schut gingen.
Ik neem een fragment uit de OVC van 21:46:48 tot 21:48:46. Juist ten aanzien van dit fragment heeft de verdediging een UOS ingenomen. Daargelaten dat de rechtbank niet heeft gerespondeerd heeft zij — ondank uitdrukkelijke vermelding dat ‘dit gesprek’ integraal in de bewijsmiddelen is opgenomen, nou net deze passage niet in de bewijsmiddelen opgenomen.
Citaat [betrokkene 7]:
‘21:46:48
[betrokkene 7]: ‘(…) Die [verdachte] heeft alles gedaan man ze eh ha ehhmmh een lui, weet je, maar wel een lefgozer, weet je. Hey ehm die lange durfde er niet op te gaan hoor.
[betrokkene 22]: Hmm
[betrokkene 7]: Wat dat betreft ehhhh hebt ie het eigenlijk makkelijk gekregen, weet je.
[betrokkene 22]: Ja dat vind ik ook.
[betrokkene 7]. Ik weet ook van ehh van die [betrokkene 20]. Hij zegt: ‘Die lag in dat Postkantoor of ehm… bank dus ik moest die gozer meetrekken’ Hij zegt ‘als ie niks kan vinden: Hij zegt ‘hij blijft doorgaan jongen.’ Hey met zoeken, weet je.
[betrokkene 22]. [betrokkene 11]?
[betrokkene 7].Nee die [verdachte], weet je gewoon, dat ken ie niet hebben als ie niks kan vinden, weet je .Ehm hij weet je hij moet het hebben, hij moet buit hebben, weet je. Hey ehm eh maar die [betrokkene 20] zegt: ‘Hey we zien niks wegwezen’, weet je. Hij zegt ‘Maar eh dan gaat hij nog ff door’ Dat zei die ook. Hij zei: ‘[betrokkene 7] je moet hem meetrekken af en toe man’ Hij zegt: ‘ Als ie het niet ziet liggen hoor’. Hij zegt ehh.
[betrokkene 22]: Anders ben je veel te lang binnen.
[betrokkene 7]: Ja volgens die [betrokkene 20], volgens die [betrokkene 20], weet je. Die [betrokkene 20] zegt ehhh: ‘ja je hebt je tijd nodig om weg te gaan. Het is een bliksemactie. Hij zegt:’ Maar het gebeurde wel is dat je er niet niet bij ken of ehh…dat kon ie dan niet hebben, weet je, dan ging ie door weet je.
[betrokkene 22]: ja
[betrokkene 7]: Ja wat dat betreft is het wel een ehhh coole man inderdaad. Ik weet ook nog over hem in het toilet jonge dat ik naast hem zat he. Samen op het toilet met zijn drieën.
[betrokkene 22]:Hmmm
[betrokkene 7]: Met zijn tweeën. Ik alleen met hem(…)’’
Einde citaat
Opvallend is dat de naam [verdachte] ‘die heeft alles gedaan man’ valt in de context van een Postkantoor en/ of bank en of een buit. lets wat qua justitieel verleden van cliënt niet vreemd in de oren klinkt en niet direct aan de ten laste gelegde feiten kan worden gekoppeld.
Daarnaast is de laatste naam die [betrokkene 7] 4x genoemd heeft, voordat hij oreert over ‘toilet’ (???) en ‘Schiphol’ (noot: met zijn drieën??) en ‘dat we daar voor schut gingen’ die van ’die [betrokkene 20]’.
Het is dus onvoldoende duidelijk op welke andere persoon dan [betrokkene 7] in het direct aansluitende ‘voor schut gaan’ gedeelte wordt gedoeld, daargelaten dat in die specifieke passage geen naam (en achternaam) wordt genoemd. Uit een mededeling enkele passages later die aan ‘[verdachte]’ zou zijn gedaan ‘je mag meedoen, maar ik ga er niet op’, kan evenmin met overtuiging daderschap (fysieke aanwezigheid) op beide ten laste gelegde data) worden afgeleid.
We kunnen verder de lichaamstaal van de betrokkenen niet in een beoordeling betrekken en evenmin of er eerder mogelijk buiten de auto over een ander persoon is gesproken in relatie tot het ‘voor schut gaan’. Zo reageert de reisgenoot van [betrokkene 7] op zeker moment door ‘out of the blue’ vragend de naam van een medeverdachte te noemen. ([betrokkene 11]) te noemen. Waarom?
En waarom zou ‘hij (die [betrokkene 20]) zich met name zorgen maken over [verdachte]?
Zou [verdachte] zorgen dat ‘die val voor hem dicht klapt, dat iemand zo gaat staan? Dat iemand het gaat vertellen? Wordt onder ‘van die nietsnutten dat ie beschermt’ ook cliënt verstaan?
Waarom zou iemand die betrokkenheid heeft als ten laste gelegd ‘het gaat vertellen’, terwijl hij daarmee direct zichzelf ten volle zou incrimineren?
Tot zover is duidelijk dat de OVC juist niet een stuk tekst is wat ten aanzien van cliënt, voor zich spreekt en wat in ieder geval al blijkt is dat [betrokkene 7] niet cliënt aanwijst als ‘de persoon die op beide dagen bij is geweest’ (AG, p. 26) Waar bij?
Mechanische belemmering bewijsvoering 10/2 en 25/2 20052
Het OVC-relaas van [betrokkene 7] gaat — indien wij het standpunt van het OM zouden volgen — alleen nog maar over 10 februari 2005. Evenzo gecompliceerd — zelfs onmogelijk — is de bewijsvoering met het oog op de 25e.
De opmerking van [betrokkene 7] dat ‘[betrokkene 11] in zijn plaats was gegaan’ kan vanzelfsprekend niet zelfstandig het bewijs dragen, dat diegene die hij meent te duiden als andere aanwezige in de auto op de 10e, dan ook maar op de 25e op het platform erbij zou zijn geweest.
De mededeling ‘Die [verdachte] heeft alles gedaan’ is wat dat betreft onvoldoende duidelijk en onzorgvuldig geformuleerd omdat deze geen enkele specifieke handeling van voldoende gewicht duidt. Hij is in ieder geval juist niet heel specifiek over de rol van [verdachte], zoals het OM bij requisitoir wil doen laten geloven.
Op dit punt wordt door de KMAR dus een fatale denkfout gemaakt die door het OM zonder voorbehoud in eerste aanleg is overgenomen.
Naast deze ‘mechanische belemmering’ in de bewijsvoering bestaat ook ernstige twijfel rondom de betrouwbaarheid van de uitlatingen van [betrokkene 7].
Betrouwbaarheid uitlatingen [betrokkene 7] in OVC 17 juni 2013
Dossierkennis
[betrokkene 7] was reeds in 2005/2006 verdachte in het ROCK onderzoek. Uit de (gevoegde) verklaring ter zitting (eerste aanleg) blijkt dat [betrokkene 7] het dossier in 2005 toegezonden heeft gekregen van zijn advocaat. Dit is sowieso buiten die verklaring al aannemelijk. Dat [betrokkene 7] dossierkennis heeft kunnen opdoen wordt bovendien door het OM erkent.
Zodoende had [betrokkene 7] in 2013 ‘sterke dossierkennis’. Wat dan allemaal?
De voorgeleiding pv's van 10 november en 19 december 2005 van [betrokkene 7] zijn aan deze pleitnota gehecht (bijlage 1). Het relaas begint nota bene met de verklaringen van [betrokkene 40] en [betrokkene 41] en bevat compositietekeningen etcetera. Of [betrokkene 7] dus wel of niet inzage heeft gehad in enige versie van het manuscript van [betrokkene 5] voorafgaand aan 2013 doet dus ook niet ter zake.
Daderkennis?
De teksten handgranaat, slaapzak, vinden geen verificatie in het dossier. Dat het hier dan ook om een ‘ooggetuigenverslag’ zou gaan is niet begrijpelijk. Zouden overvallers een slaapzak achterlaten? Die is ook niet in de achtergelaten Jumpy aangetroffen op 25 februari 2005. Evenmin heeft een getuige de overvallers met een slaapzak zien struinen.
Feitelijke onjuistheden [betrokkene 7] in OVC 1[7] juni 2013
In de OVC geeft hij details weer die (objectief) verifieerbaar onjuist zijn:
[betrokkene 40] en [betrokkene 41], noch een van hun medepassagiers, hebben in hun KMAR-verklaringen aangegeven dat zij ten tijde van het ‘overlopen’ op 10 januari 2015.
- • (1)
In een grote Jeep hebben gereden:
- • (2)
Dat deze geel was:
- • (3)
Dat deze grote gele Jeep van hun eigen bewaking van het binnenterrein was
- • (4)
Dat er sprake was van drie bewakers:
- • (5)
Dat er sprake was van vier man in een grote Jeep
- • (6)
Dat zij uniformen droegen met ‘strepen’;
- • (7)
Dat er drie ‘bewakers’ achter het ‘overlopen voertuig’ aan zijn gereden.
Ook de in de OVC genoemde ‘[betrokkene 10]‘ lijkt uit de duim te zijn gezogen. De voornamen van de heren [betrokkene 40] en [betrokkene 41] die beiden over ‘ons’ voertuig hebben verklaard, zijn [betrokkene 40] en [betrokkene 41] (8)
Wat verklaren [betrokkene 40] en [betrokkene 41] bij de R.C.:
[betrokkene 40]
[betrokkene 40] is helder over de kleding die destijds door hem en zijn 3 collega's werd gedragen:
- •
Het betrof algemene KLM-werkkleding die door iedereen die buiten werkt werd gebruikt;
- •
Bestaande uit een overhemd en een losse broek in een lichtere kleur blauw;
- •
Daaroverheen droeg hij een donkerblauwe buitenjas die verder geen bijzonderheden heeft. Hij is gewoon donkerblauw.
- •
Zijn collega's droegen dezelfde KLM-kleding.
Daarnaast bestaat geen onduidelijkheid over het soort voertuig (én de niet gele kleur daarvan) welke [betrokkene 40] naast de andere auto op het platform heeft gezet; Een citaat (blad 4):
‘(…) Van regie hebben wij een nieuw voertuig gekregen. Dit betrof wederom een kleine bestelauto. De auto lijkt op een Volkswagen Caddy. Ik denk dat de auto blauw was. In die tijd liet KLM alle auto's blauw spuiten. We gingen in de nieuwe bestelauto onze weggenomen auto zoeken. We waren wederom met z'n vieren. Dit waren [betrokkene 41], die collega wiens naam ik niet meer weet en de stage loper. Toen wij de auto vonden, ben ik als enige uitgestapt. De andere drie zin in de auto blijven zitten. De auto's stonden naast elkaar op het platform(…)’
[betrokkene 41]
De verklaring van [betrokkene 41] bij de RC is eensluidend:
- •
Droeg die dag blauwe werkkleding;
- •
Blauwe broek of een overall;
- •
Deze kleding is standaard blauw;
- •
Iedereen draagt die kleren en ze hebben altijd dezelfde kleur blauw;
En over het voertuig waarin hij met zijn collega's reed:
‘(…)Het was een gewone KLM-auto. De auto was blauw of wit. Ditzelfde geldt voor de auto die ik daarna heb meegekregen om de andere auto te zoeken(…)’
Aldus staat vast dat [betrokkene 7] in strijd met de waarheid heeft ‘verklaard’ over wat tijdens het ‘overlopen’ feitelijk zou hebben plaatsgevonden:
Maar, er is nog een fatale onjuistheid in het OVC-relaas van [betrokkene 7]. Hij zou zijn weggereden in ‘een wagen zonder kentekenplaten’. [betrokkene 40] laat namelijk weten dat de gestolen auto een kenteken had.(9)
Conclusie:
De aangetoonde 9 (!) feitelijke onjuistheden ondersteunen de verklaring destijds ter zitting van [betrokkene 7] dat hij inderdaad in de OVC heeft lopen opscheppen/ op hol slaan/ ouwehoeren. In ieder geval geen ‘sterke daderkennis’
Mede in het licht van de in 2013 aanwezige dossierkennis — geen eigen wetenschap — zijn deze leugens/ verzinsels fataal voor de door het OM gewenste vaststelling dat de uitlatingen van [betrokkene 7] authentiek. Zij zijn slechts onbetrouwbaar.
Het ‘lenen’ van een — van horen zeggen verhaal — kan de beste overkomen, zo bewees voormalig Minister van Buitenlandse zaken, [minister].
Nog een keer herhaald. Er zijn keiharde leugens terug te vinden in de OVC. Hét bewijsmiddel volgens het OM en de rechtbank in de zaak van mijn cliënt. Vgl blad 8 (tweede alinea) van het vonnis. In deze alinea staat dat zowel de poging als de overval uit deze OVC van 11 juni 2013 kan worden afgeleid. Bevestiging werd volgens de rechtbank gevonden (‘dat verdachte toen de plek van [betrokkene 7] had ingenomen’) in passage uit de OVC van 19 september 2014 die door de rechtbank even uit het vonnis van [betrokkene 11] werd geknipt en geplakt) ‘De kopieerfout’
(…)
Signalementen
10 februari 2005
Als wij als gedachtenexperiment mee zouden gaan in het OVC-relaas van [betrokkene 7] dan zou een ander persoon op 10 februari bestuurder zijn geweest van de ‘Jumpy’.
De heren [betrokkene 40] en [betrokkene 41] hebben op meerdere momenten (delen van) signalementen van die bestuurder gegeven.
[betrokkene 40]:
- •
Licht getinte huid, nationaliteit Turk of Marokkaan, Donkerbruine ogen.
- •
Heeft Surinaamse collega's, daar zou de bestuurder qua tint goed tussen passen;
- •
Het is een gekleurde man;
- •
Achter het stuur een man met een bruine huidskleur. Hij zou Surinaams kunnen zijn;
- •
Het ging om een bruin persoon;
- •
Mijn eerste ingeving was Surinaams, maar het kan ook Turks of Marokkaans zijn geweest;
- •
Hij was duidelijk een bruin persoon, maar verder kan ik er niet veel over zeggen.
[betrokkene 41]:
- •
Hij was iets getint;
- •
in ieder geval een donkerdere huidskeur (herhaalt hij nog 1 keer);
- •
een spitse neus
In aanvulling op dit alles zijn door [betrokkene 40] een tweetal compositietekeningen vervaardigd van de bestuurder! De eerste ‘compositietekening van persoon A’ is gevoegd bij het p.v. van verhoor van [betrokkene 40] van 26 februari 2005, zodat ik er van uit ga dat deze ook op die datum is opgemaakt.
Opvallend is dat de heer [verdachte] geen bruine ogen heeft. Map 18, p3. Kleurenfoto paspoort: blauwe ogen (waarneming ter zitting)
Ook geen spitse neus (wipneus, bijlage 2), hij geen ‘bruin persoon’ is, geen Surinamer is, man is, geen Turk of Marokkaan.
Wat die wipneus betreft, die ook nog eens zo duidelijk is getekend in het AD op 3 mei 2017, daags na de eerste pro forma; Kijkt u daarna goed naar de compositiefoto van [betrokkene 40] waarop die markante rechte neus is afgebeeld.
De heer [betrokkene 7] gaf in de OVC aan dat zijn vader kennelijk door derden te verstaan was gegeven dat hij zelf de ‘getekende’ was terwijl verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] menen dat de destijds in ‘opsporing verzocht ’getoonde compositietekening (en) grote gelijkenissen vertonen met anderen dan [verdachte]. Het OM heeft in het requisitoir in eerste aanleg opgenomen:
‘(…) Daarnaast complimenteert hij getuige [betrokkene 40] indirect voor zijn goede geheugen. Hij vindt zelf ook dat hij goed past in de compositietekening die gemaakt is(…)’
‘(…)Het signalement dat is gegeven door [betrokkene 40] en dat vervolgens terecht is gekomen in de compositietekening waarin hij zichzelf herkende(…)’
Aangezien het hier gaat om een compositietekening van de bestuurder(!) ga ik er van uit dat het OM hier uitgaat van een rol van [betrokkene 7] als bestuurder van de Jumpy op de 10e. Dit conflicteert met het later bij requisitoir ingenomen standpunt dat [verdachte] bestuurder zou zijn geweest op de 10e. Hoezo: volstrekt onduidelijk.
Het OM zal mogelijk hierdoor bij repliek inzetten op een rol van [verdachte] als ‘bijrijder’. Maar ook hier wijst het bewijs niet naar cliënt:
[betrokkene 40] zei in 2005 al over persoon B;
‘(…) Deze man zei niets en had een lichtere lichaamsbouw dan persoon A(…)’
Bij de rechter-commissaris in 2018:
‘(…) Rechts zat een blanke Hollander, een beetje een slank type(…)’
Ook op dit punt is [betrokkene 40] dus tamelijk consistent.
Dat cliënt eveneens niet in het signalement van de bijrijder past mag evident blijken uit de bijnaam die cliënt volgens het onderzoeksteam draagt: ‘Die Bolle’ Zie ook de zoekslag die door de KMAR is verricht op de onder cliënt in beslag genomen VAIO computer ‘Bolle’.
Noot: Door dit alles wordt (ook) nog verder geërodeerd aan de betrouwbaarheid van de OVC-uitlatingen van [betrokkene 7]. Cliënt kan niet als bestuurder noch als bijrijder worden aangewezen op de 10e..
Tot slot op dit punt. Een van de medepassagiers in de auto van [betrokkene 40], [medepassagier], meent een ‘Indische man’ te hebben waargenomen: In het dossier zijn meerdere CIE p.v.'s opgenomen waarin door een informant een naam als ‘medepleger’ is opgenomen: heer [medepleger]. Ook is die naam weer opgenomen in de zoektermen in het onderzoek op de VAIO van cliënt.. Na de WOD inzetten overigens.
Deze heer [medepleger] wordt zelfs in 2008 — lang na zijn overlijden — als verdachte genoteerd in het Rockdossier Bij het rechercheren in openbare bronnen/afbeeldingen komt het gezicht naar voren van iemand met een Oosters of zo u wilt Indisch uiterlijk. (Bijlage 3) Indien de foto die niet die is van de heer [medepleger] hoor ik dat graag van het OM.
Geen overtuigend bewijs dat cliënt op 10 februari op het platform is geweest (…)
25 februari 2005
Bij de behandeling van de beschreven signalementen dient onderscheid te worden gemaakt tussen de getuigen die met een vuurwapen bedreigd zijn en diegene die deze acute stresssituatie destijds niet hebben beleeft.
Signalementen door slachtoffers
Getuigen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] beschrijven met enig detail de vuurwapens waarmee zij zijn bedreigd. Hoe zij daartoe in staat zijn geweest wordt uiteengezet in de literatuur als het ‘weapon focus’ fenomeen:
‘Tamelijk algemeen wordt de hypothese geaccepteerd dat tijdens het ervaren van een sterke emotie de aandacht zich ‘vernauwd’ en zich concentreert op de meest belangrijke en centrale aspecten in de situatie. Deze hypothese vormt een elegante verklaring voor het verschijnsel dat bekend staat als weapon focus of tunnelgeheugen. Getuigen en slachtoffers blijken zich van sterk emotionele ervaringen vooral de centrale, emotionele reacties oproepende details te herinneren en in veel mindere mate de perifere, niet direct belangrijke details’
(p.408)
‘Soms is het zogenaamde Weapon focus-effect verantwoordelijk voor het optreden van omissies. Onze aandacht richt zich automatisch op bedreigende informatie, bijvoorbeeld een wapen. Het gevolg hiervan is dat herinneringen aan die bedreigende informatie goed zijn, maar aan perifere informatie — bijvoorbeeld uiterlijke kenmerken van de dader- slecht.’
(p.420)
‘Slachtoffers waren in staat een accurate beschrijving te geven van het wapen, terwijl hun herinneringen aan het uiterlijk van de overvaller slecht waren’
(p.428)
Dit gezegd hebbende:
Getuige [betrokkene 1]:
‘(…) Deze man had volgens mij ook een bivakmuts op, maar omdat ik zo gefixeerd was op het wapen weet ik dat niet zeker(…)’
Getuige [betrokkene 2]: Op de vraag wat voor kleur ogen de overvaller had:
‘(…)Dat weet ik niet. Ik was meer gefocust op het wapen dat op mijn borst gericht werd(…)’
Noot: [betrokkene 2] kan het wapen kennelijk wel feilloos natekenen.
Getuige [betrokkene 3] kan zich op de 25e zelf al zaken niet meer herinneren:
‘(…) ik kan het mij niet goed herinneren maar voor mijn gevoel keek ik naar een Oer Hollandse kop(…)’
Noot: ook [betrokkene 3] kan het vuurwapen gedetailleerd beschrijven ‘matzwart wapen met een opvallend grote demper/loop in verhouding tot het handvat’
‘(…)ik kan mij herinneren dat ik een schim heb gezien van een broek, toen ik op de grond lag en heb de indruk dat ik twee overvallers heb gezien(…)’
De uiterlijke kenmerken die [betrokkene 3] noemt, van personen die nb. een bivakmuts dragen, kunnen de toets der betrouwbaarheid dus niet doorstaan. Want: hij kan het zich niet goed herinneren. Daargelaten nog dat een lengte van 1.91 — zoals hij circa 10 (!) maanden na dato beschrijft — en de beschrijving van iemand uit de polderstreek evenmin enig raakvlak heeft met cliënt.
Signalementen afgegeven door getuige [betrokkene 43]
Door het OM volledig buiten beschouwing gelaten. Ik begrijp de reden.
Deze overige getuigen hebben geen belemmeringen in de waarneming ondervonden door de overvalsituatie in combinatie met de bedreiging met een vuurwapen. En: je zou het bijna vergeten: geen belemmering in de waarneming door het dragen van een bivakmuts door de daders.
Enkele uren na de overval (13.25 uur) wordt de heer [betrokkene 43] gehoord:
Hij laat weten :
‘(…)Auto 43 draaide weer naar links en ik kon toen de cabine in kijken. Ik zag dat er twee (2) negroïde mannen inzaten(…)’
Bijna vier maanden later op 15 juni 2005 vindt het tweede verhoor plaats. Mogelijk ingegeven door de onderzoeksbevindingen tot dat moment die niet aansluiten bij de door [betrokkene 43] gegeven signalementen, vervalt de KMAR in een bedenkelijke verhoortactiek. Zo wordt [betrokkene 43] voorgehouden:
‘V= Je verklaart dat jij 2 mannen ziet met mutsen op. Je ziet alleen hun ogen maar een beetje, de rest van hun gezicht was bedekt.
Wat bedoel je daarmee? (Is dit niet vreemd gedrag?)
V=In jouw verklaring zei je dat de 2 mannen van hem wegkeken en dat ze een donkere huidskleur hadden. Wat voor indruk gaf het jou?’
Noot: [betrokkene 43] wordt door verbalisant gewezen op wat hij eerder zou hebben verklaard, kennelijk op 25 februari 2005. Ik heb voornoemde passagens echter niet kunnen terugvinden. Wat hij wel heeft verklaard:
‘Ik zag dat ze allebei een donkerblauwe bontmuts ophadden. Wat mij opviel was dat ze allebei de oorflappen naar beneden hadden zitten.’
Het lijkt wel of men probeert de ‘stellige’ signalementen, afgegeven door [betrokkene 43], enkele uren na de overval, door — bijna 4 en 11 maanden later — eindeloos te bevragen over de huidskleuren van bestuurder en bijrijder, te relativeren’.
Kijkt u ook eens naar de foto confrontatie op 9 februari 2006 met [betrokkene 43]. Ten eerste wordt de heer [verdachte] niet eens in de confrontatie betrokken. Ten tweede wordt een signalement genoemd dat onvoldoende in overeenstemming is met wat [betrokkene 43] heeft beschreven:
‘Vervolgens las ik ze de relevante signalementskenmerken voor van de door de getuige waargenomen persoon, zoals deze dat bij het getuigenverhoor had opgegeven, namelijk:
- ˙
Licht getinte man
- ˙
Lengte ca. 1.75
- ˙
Bol gelaat
- ˙
Gezet postuur
- ˙
Breed
- ˙
Platte, brede, boksersneus’
Wat verklaart [betrokkene 43] o.a.:
‘Nee, in ieder geval was de bestuurder een negroïde type’
‘Deze persoon keek mij ook heel even aan. Het was weer een negroïde type’
‘Ik heb de bijrijder niet goed kunnen zien maar was wel een donker type’
‘Hij had wel het uiterlijk van een negroïde persoon maar was niet echt donker’
V: Wat bedoelt u met negroïde type?
A: Uiterlijke kenmerken van een Negroïde man maar lichter van huidskleur.
V: ‘Omschrijft u eens de uiterlijke kenmerken van een negroïde man?’
A: ‘Een donkergekleurd persoon met kroeshaar, een brede neus die sterk afwijkt van een neus van een blank persoon’
Noot: [betrokkene 43] beschrijft hier dus feitelijk hoe de twee ‘negroïde mannen’ er uit hebben gezien die hij in zijn eerste verklaring van 25 februari 2005 13.25 uur subiet heeft genoemd.
Dit in combinatie met:
- •
De getuigenverklaring [getuige] die loepzuiver bevestigt dat zijn collega [betrokkene 43] hem de 25e heeft gezegd dat de ‘personen van hem wegkeken en dat ze een donkere huidskleur hadden’;
- •
De getuigenverklaring van [betrokkene 35] die zegt de 25e op de PD2 drie personen te hebben gezien, alle drie negroïde;
Laat geen andere conclusie toe dan dat de hypothese dat cliënt de 25e op het platform zou zijn geweest is gefalsifieerd. De zaak eindigt hier eigenlijk hier al. Hij heeft geen negroïde uiterlijk met kroeshaar terwijl evenmin is gebleken dat een derde (niet -negroïde) overvaller de 25e op het platform aanwezig is geweest.
(…)’3.
3.
Het Hof heeft echter anders geoordeeld. Bewezen is verklaard dat requirant beide feiten heeft ‘medegepleegd’, waarbij het Hof ervan uitgaat dat requirant telkens één van de twee personen was zich als uitvoerders op het Schiphol-platform hebben bevonden. Het Hof baseert zich daarbij vooral op het eerder genoemde OVC-gesprek van 17 juni 2013, waaraan de medeverdachte [betrokkene 7] deelneemt. De inhoud van dat gesprek — dat integraal als bewijsmiddel in de bewijsvoering is opgenomen — geef ik hierna weer, almede hetgeen het Hof — voor zover in verband met dit middel van belang — heeft vastgesteld en overwogen:
- ‘31.
Een proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee d.d. 9 december 2013 (map 66, dossierpagina 's 7–8), met als bijlage een geschrift, zijnde een uitwerking Opgenomen Vertrouwelijke Communicatie (dossierpagina's 9–15), inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
‘(…)
Deelnemers in het gesprek:
[betrokkene 22]: [betrokkene 22], geboren op [geboortedatum]-1962 te [geboorteplaats]
[betrokkene 7]: [betrokkene 7], geboren op [geboortedatum]-1964 te [geboorteplaats]
21:42:06
[betrokkene 7] : Zo'n groene batterij. Wat eh wat weegt die?
[betrokkene 22] Ik weet niet
[betrokkene 22] Geen idee een kilo ofzo
[betrokkene 7]: Zal best. Lood hè wegen die dingen.
[betrokkene 22] Ja.
[betrokkene 7]: Ja.
[betrokkene 22]: Dat zijn ook van die dingen die weet ie helemaal niet.
[betrokkene 7]: Weet ie helemaal niet man.
[betrokkene 22]. Hoe komt ie eraan dan?
Ehh is niet van die lange man.
[betrokkene 22]. Van wie is dat dan?
[betrokkene 7]. Is niet van die [betrokkene 20], man. Ehh die is gewoon van die eeeeh hoe heet het … die gozer die ze neer hebben geknald weetje, die neger.
[betrokkene 22]: Die weet ook wel wat heils.
[betrokkene 7]. Watte
[betrokkene 22]: Die heb er ook geen verstand van.
[betrokkene 7]: Die weet wel wat het is, maar maar ehh ze communiceren niet meer zoveel met elkaar, weetje.
Eh die gozer zit in Suriname, weetje ehh die is veiliger daaro en die [betrokkene 20] heeft het via vrienden van hein hebt ie het terug kunnen halen. Die [betrokkene 20] wacht nog steeds op zijn geld ervan, weetje ook van die AK allemaal. Die [betrokkene 20] heeft een pak verlies gemaakt daarop op die zaak, weetje.
[betrokkene 22]. Hmm
[betrokkene 7]: Van afstand hebben is ie ook helemaal niet. Weet ie ook helemaal niks van, weet ie helemaal niks … (van of meer).
21:44:02
Nee hij is er ook huiverig voor geworden zelf weetje.
[betrokkene 22]. Waarom?
[betrokkene 7]. Ja waarom ja huiverig in die zin dat ehh … Zelf wil ie er niet mee gelinkt worden, weetje. Bedoel ehh … die man heb genoeg. Die is nog steeds eh is ie paranoia dat een keer je die val voor hem dichtklapt weetje. Zo nu en dan slaat ie helemaal door man.
[betrokkene 22]:Hmnmnmn.
[betrokkene 7]: ‘Ik wacht op het moment dat er iemand zo gaat staan ’, zegt ie dat zegt ie. Zoveel tijd zit erin, weetje.
[betrokkene 22]: Die wat?
[betrokkene 7]. ‘Ik wacht op het moment dat iemand zo gaat staan ’zegt ie. Ik zeg eh wie zou dat dan kunnen doen? Ik zeg eeehjjj? Ik zeg [verdachte]? Tuurlijk niet man. Ja ehh hij is echt bang. Er zijn meerdere mensen die het weten, weetje.
[betrokkene 22]: Dat iemand het gaat vertellen?
[betrokkene 7]: Ja daar is ie bang voor weetje dat iemand zo gaat staan, weetje met een … n. t. v.
[betrokkene 22]. Hij weet wie erbij betrokken is?
[betrokkene 7]: Ja.
[betrokkene 22]: Dat lult toch niemand man.
[betrokkene 7]: Nee.
[betrokkene 22]: Hmmnm misschien denken zij wel over hem zo. Die andere. Dat hij zo gaat staan.
[betrokkene 7]: Hij is best wei gesloten hoor. Maarja … het zit met name om die [verdachte] maakt hij zich zorgen, weetje.
[betrokkene 22]. Ja hmm.
[betrokkene 7]: Destijds dat ie ehh (korte stilte).
[betrokkene 22]: Waarom?
[betrokkene 7]: Die gasten hebben gewoon …. Zijn allemaal van die nietsnutten dat ie beschermt, weetje, die zwaar eh zwaar hebben snee lopen profiteren, weetje, eigenlijk.
[betrokkene 22]: Hij vertrouwt het niet?
[betrokkene 7]. Ja in die zin ehh het zal een reden hebben man, Hij eh hij hoort ook af en toe dingen van mensen, weetje. Dat ie ehhh.
[betrokkene 22]: Waarom werk jij dan met hem?
[betrokkene 7]: Ikke ik heb helemaal geen problemen met de man. Die man heeft mij nooit wat gedaan [betrokkene 22].
[betrokkene 22]. Nee het hoeft maar l keer te gebeuren.
[betrokkene 7]. Ja neee maar eh kijk die [betrokkene 20]. Die [betrokkene 20] is paranoia man. Ik weet.. Ik weet ook eh die [verdachte] man en ze ehh. Hey die [betrokkene 20] mag hem eigenlijk dankbaar zijn man. Die eh die [verdachte] heeft alles gedaan man.
[betrokkene 22]: Hmm.
[betrokkene 7]: Die [verdachte] heeft alles gedaan man ze eh ha ehhmmh een lul, weetje, maar wel een lefgozer, weet je. Hey ehm die [betrokkene 20] durfde er niet op te gaan hoor.
[betrokkene 22]. Hmm
[betrokkene 7]. Wat dat betreft ehhhh hebt ie het eigenlijk makkelijk gekregen, weetje.
[betrokkene 22]: Ja vind ik ook, weetje
[betrokkene 22]:Ja.
[betrokkene 7]: Ja wat dat betreft is het wel een ehhh coole man inderdaad. Ik weet ook nog over hem in het toilet jonge dat ik naast hem zat he samen op het toilet met zijn drieën
[betrokkene 22] Hmmm
[betrokkene 7]. Nee met zijn tweeën. Ik alleen met hem.
21:46:48
[betrokkene 7]: Ik weet ook van ehh van die [betrokkene 20]. Hij zegt. ‘Die lag in dat postkantoor of ehn, bank dus ik moest die gozer meetrekken. ’Hij zegt: ‘Als ie niks kan vinden. ’Hij zegt: ‘Hij blijft doorgaan jongen.’ Hey met zoeken, weetje.
[betrokkene 22]. [betrokkene 11]?
[betrokkene 7]: Nee die [verdachte], weetje gewoon, dat ken ie niet hebben als ie niks kan vinden, weetje. Ehn hij weetje hij moet het hebben, hij moet buit hebben, weetje. Hey ehm eh maar die [betrokkene 20] zegt: ‘Hey we zien niks wegwezen’, weetje. Hij zegt ‘Maar eh dan gaat hij nog ff door. Dat zei die ook Hij zei: ‘[betrokkene 7] je moet hem meetrekken af en toe man’ Hij zegt: ‘Als ie het niet ziet liggen hoor’. Hij zegt ehh
[betrokkene 22]: Anders ben je veel te lang binnen.
[betrokkene 7]: Ja volgens die [betrokkene 20], volgens die [betrokkene 20], weetje. Die [betrokkene 20] zegt ehhh: ‘Ja je hebt je tijd nodig om weg te gaan ’, weetje. Het is een bliksemactie. Hij zegt: ‘Maar het gebeurde wel is dat je er niet bij ken of ehh… dat kon ie dan niet hebben ’, weetje, dan ging ie door.
21:48:46
[betrokkene 7]: En ehh op het platform ook nog met die ehhm mmmet die wagen met die bewaker ehm … dat we daar voor schut gingen man, weetje. Dat die kerel zei: ‘Hey jullie hebben die wagen van ehh van ehh [betrokkene 10] gepakt ’. ‘[betrokkene 10] gepakt? ’ Hij zei: ‘Meen je dat nou? ’. Maar hij ken heel goed lullen hij ken zich heel goed uitlullen, weetje gewoon. Ehm ik zou gelijk in paniek raken, weetje. In zijn paniek ik.
[betrokkene 22]: Ja.
[betrokkene 7]. Ik eh ik ik weetje. Ik bij mij komt er agressie tevoorschijn, weetje. Ik eh zou vluchten gelijk weetje. Ik denk bij mijn eigen hee eh op dat binnenterrein. Op dat binnenterrein moetje niet gepakt worden, weetje. Met een machinegeweer en een handgranaat, Jeetje. Je had gewoon 15 jaar gekregen. Je ken zeggen wat je wilt, maar ze gaan er gewoon vanuit daaro dat je het bent. Dat je dat je misschien terrorist ehh terrorist ehh ([betrokkene 7] doet wat lacherig), weetje. Ehh hmnm het ging bijna fout een machinegeweer in eehhm in een slaapzak man en een paar handgranaten en een pistool weetje. Het moet niet fout gaan, weetje gewoon.
[betrokkene 22]: Hmmmn.
[betrokkene 7]: Op een gegeven moment, hij begint gewoon met die kerel. Die kerel trekt gewoon de deur open.
Maar die kerel denkt echt dat wij ehh gewoon personeel waren: Jeetje. Hij zegt eh hij zegt: ‘Ja ouwehoeren jij hebt hem van [betrokkene 10] gepakt man ’. Van [betrokkene 10]? Hij zegt … Iedereen heeft zijn eigen map dus hij … kijken. Hij zegt ‘Kelere ’. Hij zegt: ‘Het is echt van [betrokkene 10] ik ga hem terug brengen ’. Hij zegt. Die kerel zegt: ‘NU! ’. Die kerel met eh drie bewakers, strepen, alles weetje en bellen die reden gewoon achter ons aan man.
[betrokkene 22]: Meen je dat nou?
[betrokkene 7]. Ja die reed gewoon ehh. Hij zegt: ‘NU' Nu terugbrengen! ’. Ik zeg wat ga je doen? Ik zo maar ey hey die uitgang. Wij eh wij staan hier de uitgang is hier. Weetje wel om eh van het terrein af te komen. Maar waar die auto vandaan kwam, was op het binnenterrein, hier ergens. Ik zeg wat ga je doen?! Hij zegt: ‘Ik ga die auto terugbrengen ’. En dan? Zeg ik. Ik zeg, die kerel laat het daar niet bij, die gaat verder praten hoor, weetje gewoon en dan staan we daaro. Dat weet ik gewoon. Ik zeg wat jij gaat doen. Ik zeg je ramt die je ramt nu die slagboom!! Zeg ik zo tegen hem. Meen je dat nou? Ik zeg Rammen man! Nou op een gegeven moment reed ie op die boom afging ie in I keer voor ons open, weetje. Hahahaha Je hoort [betrokkene 7] lachen)
[betrokkene 22]: Wat deed die kerel?
[betrokkene 7]. Nee die kerel die kerel reed achter ons aan nou. We gingen eerst, we gingen eerst de goeie kant op en in I keer maken we een rondje en ze stonden heel raar te kijken naar ons, weetje. Ehheheh ([betrokkene 7] lacht wat). Reden we met een wagen weg zonder kentekenplaten, reden we gewoon de straat op.
[betrokkene 22]. Hmm
[betrokkene 7]: Ze hebben auto ook op het binnenterrein daar zitten geen kentekenplaten op. Ehh een heel stuk nog naar ehm richting Hoofddorp gereden man zonder kentekenplaten.
[betrokkene 22]. (Je hoort [betrokkene 22] gniffelen…).
[betrokkene 7]: Jaah (op een lachende toon).
[betrokkene 22]. (je hoort [betrokkene 22] lachen,).
[betrokkene 7]: (je hoort [betrokkene 7] kuchen,).
[betrokkene 22]: Wat deed die kerel? Kwam ie achter jullie aan of niet?
[betrokkene 7]: Nee nee die bleef bij die slagboom slaan. Hij begreep het allemaal niet meer jongen die kerel (op een lachende toon)… die die wat doen die nou dat personeel, we hadden pakken ook aan man.
We zagen er ehnnm eh hmmn als die koffertrekkers zagen ie eruit allemaal man. Ja die kerel die keek ons aan jongen. Bij die boom. Toch nog een goed geheugen gehad hè die kerel hey.
[betrokkene 22]: Hmm
[betrokkene 7]: Achteraf hoor. He?
[betrokkene 22]: Heeft ie jou herkend?
[betrokkene 7]. Hij heeft mij eh hey mij ehh ik hey ik pas ook in die tekening man. Ik pas goed in die tekening die in de krant stond, weetje. Ze zeiden tegen mijn vader, dat is je zoon. Mijn vader zegt ‘dat is mijn zoon niet’, weetje man. Ik zeg weet niet ik … ntv … zoon … Hij zegt ntv … Op een gegeven moment mijn advocaat zegt ook er passen er 13 in een dozijn. En een dozijn is 12 toch. Hij zegt in Amsterdam heb je een heleboel van dat soort types, weetje gewoon, die voor hem door kunnen gaan. Het is allemaal maar met een sisser afgelopen voor mij, weetje. Het had heel anders voor mij kunnen aflopen.
[betrokkene 22] En die tekening Was het hij die achter het stuur zat?
[betrokkene 7] Hij zat achter het stuur
[betrokkene 22]: Zijn tekening was het?
[betrokkene 7]: Het was hij of zij of ik, weetje gewoon.
[betrokkene 22]: Maar die kerel praatte met hem?
[betrokkene 7]: Die kerel ja, maar die keek ons allebei aan man. En die andere gasten die stonden er ook bij, weetje. Stonden ook te kijken, weetje gewoon.
[betrokkene 22]: En die waren met zijn tweeën?
[betrokkene 7]: Ja wij waren met zijn tweeën hun die waren met zijn vieren man. Vier man in een grote jeep, weetje. Die gele jeep van hun eigen bewaking van het binnenterrein, weetje. Waar alleen vliegtuigen rijden.
21:53:00
[betrokkene 7]: Op een gegeven moment heeft ie nog een telefoontje ook bij zich. Die kerel zit te praten. En op een gegeven moment hè. Doet ie net of ie belt ‘Oh ja ik heb het gehoord ja ’. Hij zegt ‘Ik moet ik moet nu die auto terugbrengen. Ja [betrokkene 10] ik kom eraan’ weetje gewoon. Dat deed ie gewoon ik zag die kerel. Die kerel zat helemaal verbouwereerd zat ie te kijken man. Dat deed ie gewoon.
[betrokkene 22]: Ooh hij deed dat.
[betrokkene 7]: Hij deed dat! Hij ken improviseren jongen die gozer die is een acteur! Ik ehm ik trek op dat moment die deur dicht. De mazzel ik ga niet eens met je in discussie man. Ik denk op dat moment alleen maar aan mijn vrijheid, wegwezen, weetje gewoon. Maar dat ehmn dat bedoelt die [betrokkene 20]
natuurlijk. Die [betrokkene 20] zegt: ‘Hij probeert zich overal uit te likken’, weetje. Hey maar wel eh daar op het terrein hè, waar moetje naar toe man. Alsje alsje die auto neerzet loopje daar met je slaapzak met je kussensloop rond. Daarin zit een machinegeweer een pistool en een handgranaat in. Allemaal kantoren heb je daaro. Elke … elke ehm pier elke pier heb eh heb zijn eigen kantoor met personeelsleden, weetje. Hey het staat vol met camera daaro. Je hebt de grootste problemen man.
[betrokkene 22]: Hmnm.’
(…)’4.
‘Diamantroof 25 februari 2005
Op 25 februari 2005 vond ter hoogte van platform B34, op het beveiligde en voor het publiek niet vrij toegankelijke deel van Schiphol (‘airside’), rond 10.00 uur een gewapende overval plaats op een waardetransportauto van KLM. In de waardetransportauto, die werd bemand door de getuigen [betrokkene 2] en [betrokkene 1], lagen diamanten en sieraden ter waarde van ruim 72 miljoen USD. De waardetransportauto werd vergezeld door een volgauto van een beveiligingsbedrijf met daarin de getuige [betrokkene 3]. Op het moment dat de waardetransportauto vlak bij het vliegtuig werd geparkeerd kwam een blauwe KLM-auto hard aangereden. Hierin zaten de twee overvallers. Zij hebben vuurwapens op [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [betrokkene 3] gericht. Die moesten op de grond gaan liggen, hun portofoons en de sleutels van de waardetransportauto afstaan. De overvallers zijn vervolgens met de waardetransportauto en de waardevolle inhoud weggereden en hebben het Schipholterrein verlaten via hek 54.
De door de overvallers gebruikte KLM-auto, met nummer 43, is door hen tussen 8.30 en 9.00 uur gestolen. De overvallers droegen KLM-kleding. De overvallers hebben zich geruime tijd op ‘airside’ moeten ophouden, omdat het vliegtuig dat met de diamanten en sieraden naar Antwerpen zou vertrekken vertraagd was. Het vliegtuig had, zoals gebruikelijk van maandag tot en met vrijdag, om 8:50 uur moeten vertrekken.
Om 10:29 uur is de waardetransportauto teruggevonden onder het viaduct van de (busverbinding) Zuidtangent op industrieterrein De Hoek in Hoofddorp. Een deel van de buit is in de waardetransportauto achtergebleven. Er zijn door de daders diamanten en sieraden meegenomen ter waarde van ongeveer 43,5 miljoen USD.
Industrieterrein De Hoek
In de directe omgeving van de teruggevonden waardetransportauto is een schoenafdruk maat 48 aangetroffen. Op camerabeelden van de omgeving is op een aantal tijdstippen tussen 7:37 en 10:07 uur een rode bestelbus, gelijkend op een Renault Express, waargenomen.
De getuige [betrokkene 35] heeft op 25 februari 2009 tussen 10:00 en 10:15 uur drie mannen bij een witte KLM-bus bezig gezien. Eén van de mannen was rond de 1,90 meter en droeg een oranjeveiligheidsvest Er stond ook een bordeauxrode auto, een ouder en beetje hoekig model. De beschrijving van de ([betrokkene 20]) man en de auto komt overeen met hetgeen de getuigen [betrokkene 36], [betrokkene 37] en [betrokkene 38] hebben verklaard over hetgeen zij op 25 februari 2005 hebben waargenomen. [betrokkene 36] en [betrokkene 38] hebben ook verklaard dat zij de ([betrokkene 20]) man hebben zien graven, volgens [betrokkene 38] alsof hij ‘geen doel’ had. [betrokkene 38] heeft bovendien verklaard dat hij die man en bestelauto twee keer eerder, op dezelfde plaats, heeft gezien. Ook toen stond de man te graven. Getuige [betrokkene 37] herkende de auto ook van een eerder moment, dat zou de 7e of de 10e (het hof begrijpt: februari 2005) geweest kunnen zijn, dat hij een man heeft zien graven. En ook de getuige [betrokkene 39] heeft ‘ongeveer een week voor afgelopen vrijdag 25 februari 2005’ rond 8.45 uur een man van ongeveer 1.90 meter, met een oranje/geel reflecterend vest, zien graven. Er stond toen ook een kleine bestelauto.
Diefstal KLM-auto 10 februari 2005
Op 10 februari 2005 is er omstreeks 8:00 uur een melding bij de KMar binnen gekomen van de vermoedelijke diefstal van een KLM-auto die geparkeerd stond bij Delta 7 (‘airside’). Omstreeks 8:30 uur is de auto gezien op het B-platform met daarin twee personen die KLM-bedrijfskleding droegen De mannen werden door de getuige [betrokkene 40], die samen met [betrokkene 41] en ‘[betrokkene 42]’ op zoek was naar de door hen geparkeerde auto, aangesproken. [betrokkene 40] — die op dat moment nog uitging van een vergissing — heeft gezegd dat de bestuurder achter hem aan moest rijden om de auto terug te brengen. De KLM-auto is aanvankelijk ook achter [betrokkene 40] en zijn collega's aangereden, maar is plotseling gekeerd en met hoge snelheid door hek 54 (waarvan net de slagboom was geopend) het terrein afgereden. Volgens getuide [betrokkene 41] leek het alsof de bestuurder van de ‘kofferafhandeling’ was, maar daarvoor klopte het tenue niet.
Overeenkomsten tussen 10 en 25 februari 2005
Uit het voorgaande blijkt dat op beide data een KLM-auto is gestolen op het afgesloten deel van Schiphol. Rond hetzelfde tijdstip zijn beide auto's gezien op het B-platform, rond welk tijdstip van maandag tot en met vrijdag om 8.50 uur een vlucht met waardevolle goederen, hoofdzakelijk diamanten naar Antwerpen vertrekt. Beide keren is via hek 54 het Schipholterrein verlaten. De rode bestelauto met de ([betrokkene 20]) gravende man is niet alleen op de 25ste waargenomen, maar ook korte tijd daarvoor. Ten slotte heeft onderzoek van de historische verkeersgegevens via de zendmast op het B-platform en de zendmast op industrieterrein De Hoek het volgende uitgewezen:
- —
op 10 februari rond het tijdstip van de diefstal belt de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 22] (omgeving B-platform) naar het telefoonnummer [telefoonnummer 23] (omgeving De Hoeksteen);
- —
op 25 februari rond het tijdstip van de overval is er contact tussen dezelfde telefoonnummers, maar nu bevindt het nummer eindigend op [telefoonnummer 23] zich in de omgeving van het B-platform en het nummer eindigend op [telefoonnummer 22] in de omgeving van het industrieterrein;
- —
na 25 februari zijn beide telefoonnummers niet meer gebruikt.
Waarneming [betrokkene 5] op 5 december 2004 bij hek 54
Op 5 december 2004 is [betrokkene 5] door de KMar gecontroleerd bij hek 54 (‘landside’). Hij vertelde dat hij vliegtuigen aan het kijken was, maar geen spotter was. Volgens de mutatie van de KMar maakte [betrokkene 5] een gespannen indruk en is er ter plaatse maar beperkt zicht op de vliegtuigen. Bovendien stond [betrokkene 5] er pas vier minuten voor de controle en is hij twee minuten later weer vertrokken. Volgens een mutatie van de Herkenningsdienst van de KMar was [betrokkene 5] 2,04 meter en had hij schoenmaat 48.
Aantreffen Renault Expresse op 8 maart 2005
De KMar is naar stadsdeelkantoor Oud-Zuid gegaan om een plattegrond te halen van de woning van [betrokkene 5] en zijn partner [betrokkene 6]. Laatstgenoemde was (naar moet worden aangenomen zonder dat de KMar daarvan op de hoogte was) werkzaam bij het stadsdeelkantoor. Uit de later door [betrokkene 6] afgelegde verklaring blijkt dat zij er daardoor achter is gekomen dat de KMar de plattegrond had opgevraagd en dacht dat er mogelijk, zoals eerder was gebeurd, een inval zou komen. Op 8 maart 2005 om 10:00 uur heeft [betrokkene 6] om die reden naar [betrokkene 5] gebeld en hem gevraagd naar huis te komen.
[betrokkene 5] moest daarna het huis uit. Op diezelfde dag heeft [betrokkene 5] om 10:26 uur naar [verdachte] gebeld om af te spreken. [verdachte] en [betrokkene 5] hebben die dag acht keer telefonisch contact gehad. [verdachte] heeft ook drie keer contact gehad met [betrokkene 11]. Omstreeks 22:18 uur is op de Kanaaldijk in Diemen een in brand staande Renault Express aangetroffen.
In de Renault Express zijn papieren en bijbehorende cd-roms aangetroffen die afkomstig bleken uit de op 25 februari 2005 geroofde waardetransportauto.
Doorzoeking bij [verdachte]
Op 9 januari 2006 is [verdachte] aangehouden en is zijn woning doorzocht. In zijn woning is een jas aangetroffen, in een zak van deze jas is een bladzijde met diamantomschrijvingen en geldbedragen aangetroffen. Het hof gaat ervan uit deze jas aan [verdachte] toebehoort.
De jas is immers in zijn woning aangetroffen en door [verdachte] is nooit bij de KMar of nadien ter terechtzitting bij de rechtbank of het hof verklaard dat deze jas aan een ander, en aan wie, toebehoort. Van vier specifieke beschrijvingen van diamanten op de lijst die bij [verdachte] is aangetroffen, kan op basis van verkregen informatie uit het rechtshulpverzoek aan België (samengevat: omschrijvingen van vier zeldzame, en ontvreemde, diamanten) en het verhoor van deskundige [betrokkene 21], geconcludeerd worden dat het omschrijvingen zijn van op 25 februari 2005 gestolen diamanten.
OVC-gesprek 17 juni 2013
Op 17 juni 2013 zat [betrokkene 7] met een medeverdachte (in een ander strafrechtelijk onderzoek) in een auto waarin afluisterapparatuur was geplaatst. Er heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij vooral [betrokkene 7] aan het woord was. Gelet op de inhoud van dat gesprek, waarvan het verslag integraal is opgenomen in de bewijsmiddelen, gaat het over de diamantroof op Schiphol en meer in het bijzonder een daaraan voorafgaande poging. Dat het gesprek over Schiphol gaat leidt het hof onder andere af uit de gebruikte zinsneden, op Schiphol, ‘op het platform’ en ‘we hadden pakken ook aan man, we zagen er ehmm eh hmm als die koffertrekkers’. Verder sluit hetgeen door [betrokkene 7] is verteld naadloos aan bij hetgeen [betrokkene 40] en [betrokkene 41], zoals hierboven benoemd, hebben verklaard over de gebeurtenissen op 10 februari 2005. Samengevat komt het er op neer dat [betrokkene 7] in een op het binnenterrein van Schiphol buitgemaakte auto zat, met ‘[verdachte]’ als bestuurder. Ze hadden wapens bij zich: een machinegeweer, een paar handgranaten en een pistool. Op het binnenterrein zijn [verdachte] en [betrokkene 7] aangesproken door een medewerker van Schiphol (‘bewaking’), die denkt dat zij gewoon personeel zijn, en zegt dat ze de auto (van ‘[betrokkene 10]’) hebben gepakt. Die auto moesten [verdachte] en [betrokkene 7] terugbrengen Ze reden eerst de goede kant op, maar plotseling ‘maakten ze een rondje’ en zijn ze ‘toen die boom (het hof begrijpt: slagboom) in één keer open ging’ het terrein afgereden.
[betrokkene 7] heeft ook over een daarop volgende keer verteld. Hij zegt:
‘Maar de eerste keer ging ik er gewoon voor. Maar toen dat fout ging hè wouden ze een week later wouden ze weer. Toen zat in mijn hoofd nog hey fuck dat man’.
En ook:
‘(…) achteraf wisten ze dat het twee weken eerder had moeten gebeuren’.
Het hof leidt hieruit, mede in het licht van de nader te bespreken bewijsmiddelen af dat dit over de geslaagde diamantroof op 25 februari 2005 gaat. [betrokkene 7], die kennelijk niet meer durfde, zegt dan nog:
‘Die [betrokkene 11] heeft toen mijn plek gepakt en ehh, die heeft een mejoen gehad’.
[betrokkene 7] heeft overigens ook nooit ontkend dat het OVC-gesprek betrekking heeft op de diamantroof op Schiphol en de daaraan voorafgaande poging. Ter terechtzitting van de rechtbank (waarvan het proces-verbaal ter terechtzitting is gevoegd in de zaak tegen de verdachte) heeft [betrokkene 7], aan de hand van een briefje, verklaard:
‘Ik heb het dossier toegestuurd gekregen van mijn advocaat in 2005. Ik wist dus van het manuscript van [betrokkene 5]. Over het OVC gesprek van 17 juni 2013 wil ik zeggen dat ik heb lopen opscheppen. Ik ben een Amsterdammer en zat gewoon te ouwehoeren. Soms sla ik op hol en dat gebeurde toen ook’.
Volgens het hierop gebaseerde verweer van de raadsman is dan ook geen sprake van daderkennis maar kennis vanuit het dossier en/of het manuscript, en heeft [betrokkene 7] om stoer te doen voorgewend dat hij betrokken was bij de mislukte overval op 10 februari 2005. Het moment van overleggen van deze verklaring en het gebrek aan enige toelichting en specificering door [betrokkene 7] van deze verklaring, doen reeds afbreuk aan de geloofwaardigheid ervan. Bovendien is bevreemdend dat als [betrokkene 7] slechts aan het opscheppen was of ‘stoer deed’, hij opgeeft over betrokkenheid bij de mislukte roof in plaats van de geslaagde roof, waaraan hij bovendien naar eigen zeggen niet meer durfde deel te nemen omdat hij nog met de mislukking ‘in zijn hoofd’ zat. Dit komt de geloofwaardigheid van de door [betrokkene 7] bij de rechtbank geschetste gang van zaken evenmin ten goede. Genoemde verklaring in eerste aanleg behelst zodoende niet meer dan een niet-onderbouwde mededeling, die strikt genomen niet eens inhoudt dat [betrokkene 7] op basis van kennis uit het Rock-dossier of het manuscript heeft verteld Daar komt bij dat kennelijk uit de inhoud van die verklaring moet worden afgeleid dat [betrokkene 7] op grond van het Rock-dossier (‘dus’) wist van het manuscript van [betrokkene 5] (dat over de diamantroof op Schiphol gaat). In zoverre kan de verklaring van [betrokkene 7] niet waar zijn, omdat het manuscript (meerdere versies) pas in 2017 in het onderzoek Eaton, is gevonden Daar komt bij dat het hof twee delen, zoals digitaal toegevoegd aan het dossier, van het OVC-gesprek heeft beluisterd [betrokkene 7] is daarin — zo stelt het hof op basis van zijn eigen waarneming vast — zeer beeldend en gedetailleerd in zijn beschrijving van hetgeen is voorgevallen en hij vertelt bovendien wat hij — op sommige momenten — dacht en voelde. Hij spreekt daarbij ook met een zekere bewondering voor de bestuurder [verdachte], die kennelijk heel rustig bleef toen hij werd aangesproken, en op dat moment zelfs een telefoongesprek voorwendde met de KLM-medewerker bij wie de auto in gebruik zou zijn geweest (‘[betrokkene 10]’ in de bewoordingen van [betrokkene 7]). In zoverre komt hetgeen [betrokkene 7] tegen zijn gesprekspartner vertelde zeer authentiek over, als een verslag van iemand die uit eigen wetenschap vertelt.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de (kennelijk zo bedoelde) verklaring van [betrokkene 7] in eerste aanleg dat hij slechts heeft verteld op basis van kennis uit het Rock-dossier en/of het manuscript ongeloofwaardig is. Het verweer van de raadsman dat het OVC-gesprek van 17 juni 2013 geen daderwetenschap inhoudt wordt daarom verworpen.
De door de raadsman benoemde ‘onjuistheden’ in het OVC-gesprek (een grote, gele jeep in plaats van een blauwe KLM-auto, vier in plaats van drie bewakers, bewakers — met strepen — in plaats van ‘gewone’ medewerkers, [betrokkene 10] in plaats van — naar het hof aanneemt — [betrokkene 42], een KLM-auto zonder kenteken terwijl de auto wel, in elk geval blijkens de goederenbijlage bij de aangifte, een kenteken had) zijn naar het oordeel van hof van zo'n ondergeschikte betekenis, dat die aan vorenstaande conclusie geen afbreuk doen. Terzijde merkt het hof op dat uit de verklaringen van [betrokkene 40] en [betrokkene 41] blijkt dat zij, op het moment dat [betrokkene 40] de inzittenden van de gestolen KLM-auto aansprak, wel met z'n vieren waren.
Bevestiging van de inhoud van het OVC-gesprek van 17 juni 2013
De inhoud van het OVC-gesprek vindt daarnaast bevestiging in andere bewijsmiddelen, meer in het bijzonder waar het gaat om de betrokkenheid van [betrokkene 5], [verdachte] en [betrokkene 11]. En het OVC gesprek heeft [betrokkene 7] het over ‘de [betrokkene 20]’ die het allemaal bij elkaar gebracht heeft, maar niet zelf het Schipholterrein op durfde. Het was eigenlijk ‘[verdachte]’ die alles gedaan heeft, de — zo leidt het hof uit het gesprek af — bestuurder die nadat hij werd aangesproken door [betrokkene 40] goed toneel speelde. In de woorden van [betrokkene 7]:
‘Hij ken improviseren jongen, die gozer is een acteur’.
Die karakterschets (die overigens niet in het dossier Rock terug te vinden is) past zeer goed bij de beschrijving die [betrokkene 14] heeft gegeven van één van de daders: de maat van ‘ [betrokkene 20]’ die alles recht lulde en dat op zo'n manier deed dat iedereen hem geloofde. Deze maat, met wie [betrokkene 14] kennelijk ‘[verdachte]’ bedoelde, was volgens [betrokkene 14] ook bij een eerdere bankroof met [betrokkene 5] betrokken. Uit het onderzoek is gebleken dat [betrokkene 5] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij overvallen in de periode van 1986 tot 1988 en hiervoor zijn aangehouden en veroordeeld.
In het WOD-traject heeft [betrokkene 14] ook nog verteld over de betrokkenheid van de [betrokkene 20], als iemand die ‘erbij was’ en bij [betrokkene 14] terecht kwam via een oude schoolvriend (naar het hof aanneemt: [betrokkene 13], die bevriend was met [betrokkene 14] en bij hem op de lagere school heeft gezeten), aan wie de [betrokkene 20] had gevraagd of hij iemand op Schiphol kende die ‘iets kon betekenen’. Dat past goed bij de rol van de [betrokkene 20] zoals [betrokkene 7] die heeft benoemd.
Dat [betrokkene 7] in het OVC-gesprek met ‘de [betrokkene 20]’ doelt op [betrokkene 5] en met ‘[verdachte]’ op [verdachte] (wiens voornaam [verdachte] is) vindt mede bevestiging in hetgeen hierboven ten aanzien van [betrokkene 5] en [verdachte] is overwogen. In dit verband is bovendien van betekenis dat [betrokkene 7] op 19 april 2014 belt met [verdachte] en zegt:
‘je spreekt met [betrokkene 7], de gabber van die [betrokkene 20]’.
Overigens heeft [betrokkene 7] nooit bestreden dat hij het in het OVC-gesprek heeft over [betrokkene 5] en [verdachte].
De beschrijving die de getuige [betrokkene 43] heeft gegeven van één van de overvallers op 25 februari 2005 — de bestuurder — geeft het hof, anders dan door de raadsman is bepleit, geen aanleiding om te twijfelen aan de aanwezigheid van [verdachte] toen ter plekke. [betrokkene 43] spreekt bij de beschrijving van de bestuurder, die overigens volgens [betrokkene 43] een bontmuts droeg met de oorflappen naar beneden, immers over een ‘negroïde type’ en, iets later in zijn verklaring, een ‘negroïde type […] niet een echt donkere persoon, wat lichter type’. Deze beschrijving sluit [verdachte] geenszins uit, mede gelet op zijn donkere voorkomen, zoals het hof ter terechtzitting zelf heeft waargenomen.
Uit de opmerking van [betrokkene 7] in het OVC-gesprek dat ‘[betrokkene 11] zijn plek heeft gepakt’ en daarvoor een ‘mejoen’ heeft gehad, begrijpt het hof dat ‘[betrokkene 11]’ op 25 februari 2005 (naast [verdachte]) één van de twee gewapende overvallers was. Met [betrokkene 11] wordt, zo stelt het hof op grond van de overige bewijsmiddelen vast, door [betrokkene 7] gedoeld op [betrokkene 11]. Zoals hierboven beschreven is er tussen hem en [verdachte] contact op de dag dat [betrokkene 5] op de hoogte raakt van een mogelijke inval door de politie, en de Renault Express brandend is gevonden. Verder heeft [betrokkene 14] in het WOD-traject, als hij wordt geconfronteerd met het vermoeden dat er twee neven bij de overval betrokken waren, gezegd:
‘één was erbij, ik ken ze, ben met hen in Suriname geweest’.
[betrokkene 14] heeft later bij de KMar verklaard dat hij met [betrokkene 11] in Suriname is geweest, hetgeen overigens bevestiging vindt in hun beider paspoortgegevens. [betrokkene 11] is een neef van de in 2015 doodgeschoten [betrokkene 11], die bij leven president was van motorclub [A] Amsterdam. Bovendien is vastgesteld dat het nummer van [betrokkene 14] in 2005 in de telefoon van [betrokkene 11] stond. Als tijdens het WOD-traject door één van de WOD'ers wordt opgemerkt dat één van de neven die doodgeschoten was ook lid was van [A], zegt [betrokkene 14]:
‘[betrokkene 11], nee die was er niet bij, die ander’.
Dat die ander [betrokkene 11] was vindt ten slotte bevestiging in hetgeen is gebleken ten aanzien van het hieronder nog te bespreken financiële conflict.
In het WOD-traject heeft [betrokkene 14] uiteindelijk ook de deelname van ‘de 41-jarige Amsterdammer [initialen]’ bevestigd. De verdachte [betrokkene 7] was, ten tijde van zijn aanhouding in het onderzoek Rock op 8 november 2005, 41 jaar oud. Het hof gaat er dan ook — gelet op de overige inhoud van de bewijsmiddelen — vanuit dat [betrokkene 14] met zijn bevestiging doelde op [betrokkene 7].
Dat [betrokkene 14] in het WOD-traject uit eigen wetenschap heeft verklaard over de diamantroof en de daarbij betrokken personen, vindt naar het oordeel van het hof bevestiging in de bewijsmiddelen die hierboven aan de orde zijn gekomen. Verder acht het hof in het bijzonder van belang dat tijdens een doorzoeking bij [betrokkene 14] thuis (in een AH-tas) een (heel klein) deel van de op 25 februari 2005 gestolen buit is aangetroffen. Dat [betrokkene 14] deze diamanten en bescheiden van iemand in het casino heeft ontvangen, zoals ook de al eerder genoemde schriftelijke verklaring van [betrokkene 14] bij de rechtbank staat maar in het geheel niet is onderbouwd, is naar het oordeel van het hof ongeloofwaardig. Dat geldt te meer nu in de locker van [betrokkene 14] bij de KLM een briefje met daarop de naam van [betrokkene 5] en diens adres in Spanje is aangetroffen. Verder geldt dit te meer nu bij [betrokkene 14] thuis ook een kopie van een deel van het dossier dat destijds aan de raadsvrouw van [betrokkene 5] was verstrekt, is aangetroffen. [betrokkene 14] heeft tijdens het WOD-traject bovendien verklaard dat hij via zijn ‘gabber’ eerder diamanten heeft verhandeld. Deze ‘gabber’ is geïdentificeerd als de verdachte [betrokkene 17]. Die heeft verklaard dat hij inderdaad diamanten voor [betrokkene 14] heeft laten verkopen in Antwerpen, waarvoor hij de verdachte [betrokkene 44] had ingeschakeld. [betrokkene 44] heeft dat in een verhoor in 2017 bevestigd en heeft erkend de diamantgerelateerde aantekeningen, die in de bij [betrokkene 14] gevonden AH-tas zijn aangetroffen, te hebben geschreven. Hij verklaart dat dit 10, 12 jaar geleden was.
Financieel conflict
De betrokkenheid van de genoemde verdachten vindt naar het oordeel van het hof ten slotte bevestiging in de onderlinge contacten die verband hielden met een financieel conflict. Het hof gaat ervan uit dat [betrokkene 7] niet deelnam aan deze contacten omdat hij slechts betrokken is geweest bij de poging en niet bij de uiteindelijke roof. De andere verdachten hebben in de periode van oktober 2013 tot en met februari 2015 veelvuldig telefonisch contact gehad en elkaar in wisselende samenstellingen ontmoet. Op 17 april 2014 wordt een ontmoeting waargenomen tussen [verdachte], [betrokkene 14], [betrokkene 19], [betrokkene 5] en [betrokkene 13]. Dat sprake is van een financieel conflict, en meer in het bijzonder dat [betrokkene 14], [betrokkene 19] en [betrokkene 13] geld tegoed hadden van [betrokkene 5] en/of [verdachte] volgt uit de inhoud van een aantal in de bewijsmiddelen opgenomen tap- en OVC-gesprekken. In het bijzonder wijst het hof op het OVC gesprek tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 11] op 19 september 2014. In dat gesprek, dat voor een groot deel integraal is opgenomen in de bewijsmiddelen, heeft [betrokkene 11] (aan het einde) gezegd dat hij ‘ergens’ hoopt dat hij nog geld krijgt. Daaraan voorafgaand heeft hij gezegd:
‘Toen ik uit de bajes kwam, zegt [verdachte] tegen me: Ik weet dat er een heleboel nog was. (…) ik heb het samen met hem in het plafond gezet (…) dus ik weet die hele koffer zit vol (…)’.
En volgens [betrokkene 11] had ‘[betrokkene 20]’ tegen hem gezegd:
‘Ach er is, er is nog zoveel, je kleinkinderen kunnen er nog van leven’.
Kennelijk ging het om veel geld, maar desondanks kwam dat geld niet over de brug en voelde [betrokkene 13] zich ‘besodemieterd’. Er moest van hem ‘wat gebeuren’, want ‘het is al 9 jaar geleden’. Het hof stelt vast dat het kennelijk gaat om een gebeurtenis, waar veel geld mee is verdiend, in 2005, het jaar waarin ook de diamantroof plaatsvond. Ten slotte wordt tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 11] besproken wat beiden wel hebben ontvangen. Kort samengevat ‘zweert’ [betrokkene 11] dat hij ‘maar I miljoen’ heeft gepakt. Dit gegeven pas zeer goed bij hetgeen [betrokkene 7] heeft gezegd in het OVC-gesprek als hij zegt dat ’[betrokkene 11]’ zijn plek heeft gepakt een daarvoor een ‘mejoen’ (het hof begrijpt: een miljoen) heeft gehad. In zoverre ondersteunen ook deze bewijsmiddelen elkaar.’5.
4.
Uit de inhoud van het voor het bewijs gebezigde OVC-gesprek van 17 juni 2013 blijkt niet — anders dan de indruk die lezer van 's Hofs overwegingen zou kunnen krijgen — dat [betrokkene 7] daarin met zoveel woorden zegt dat ‘[verdachte]’ op 10 februari 2005 de bestuurder was van de gestolen KLM-auto (waar [betrokkene 7] kennelijk als bijrijder in zat). Dat requirant, wiens voornaam [verdachte] is, als bestuurder van die gestolen auto bij dit feit betrokken was, heeft het Hof namelijk uit het volgende afgeleid:
[betrokkene 7] merkt in het bewuste gesprek op dat de medeverdachte [betrokkene 5] — ‘de [betrokkene 20]’ — degene was ‘die het allemaal bij elkaar gebracht heeft, maar niet zelf het Schipholterrein op durfde’. Het was eigenlijk ‘[verdachte]’ die volgens [betrokkene 7] alles gedaan heeft. [betrokkene 7] was op 10 februari 2005 de bijrijder van de gestolen KLM-auto. ‘[verdachte]’ moet volgens het Hof dan de bestuurder zijn geweest. De bestuurder was namelijk iemand die volgens [betrokkene 7] goed toneelspeelde nadat zij op het platform werden aangesproken door de getuige [betrokkene 40]. Die karakterschets past bij de beschrijving die medeverdachte [betrokkene 14] heeft gegeven van één van de daders: de maat van ‘[betrokkene 20]’, die alles recht lulde en dat op zo'n manier deed dat iedereen hem geloofde. Deze ‘maat’ was volgens medeverdachte [betrokkene 14] bij een eerdere bankroof met [betrokkene 5] betrokken. Uit het onderzoek is gebleken dat [betrokkene 5] en requirant betrokken zijn geweest bij overvallen in de periode van 1986 tot 1988. Requirant is naar de kennelijke redenering van het Hof derhalve de ‘toneelspelende’ maat van [betrokkene 5], die op 10 februari 2005 de bestuurder was van de gestolen KLM-auto.
5.
De juistheid van deze ‘afleiding’ is door de verdediging echter middels een uitdrukkelijk onderbouwde standpunt (u.o.s.) bestreden. De redenering dat requirant — als zijnde de man ‘die alles gedaan heeft’ — op 10 februari 2005 samen met [betrokkene 7] in de gestolen KLM-auto op het platform aanwezig was, gaat volgens de verdediging immers niet op, omdat de signalementen die de ooggetuigen van de twee inzittenden hebben gegeven, wezenlijk afwijken van het signalement van requirant. Onder meer de huidsleur, de kleur van de ogen en de (opvallende) vorm van de neus wijken evident af. Door dit alles wordt de betrouwbaarheid van de OVC-uitlatingen van [betrokkene 7] ‘nog verder geërodeerd’ en kan requirant ‘niet als bestuurder noch als bijrijder worden aangewezen op de 10e’, aldus de raadsman. Hij concludeert dan ook tot vrijspraak voor dit feit.
6.
Met de bewezenverklaring van feit 2 is het Hof van dit u.o.s. afgeweken. In de daarbij gehanteerde bewijsredenering liggen echter niet zonder meer de redenen besloten die tot deze afwijking hebben geleid.
7.
Immers heeft het Hof in het arrest de juistheid van de goed onderbouwde stelling van de raadsman dat het signalement van requirant afwijkt van de signalementen die [betrokkene 40] en [betrokkene 41] hebben gegeven van de inzittenden van de gestolen KLM-auto, in het midden gelaten. Anders dan ten aanzien van feit 1, heeft het Hof in de bestreden uitspraak namelijk geen afzonderlijke overweging gewijd aan die signalementen. In cassatie zal derhalve moeten worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van de raadsman dat die signalementen wezenlijk verschillen.
8.
Daarbij merk ik op dat het Hof bepaalde onderdelen van de verklaringen van die [betrokkene 40] en [betrokkene 41] voor het bewijs gebezigd,6. waaruit kan worden afgeleid dat hun verklaringen (in zoverre) door het Hof als betrouwbaar zijn aangemerkt. Dat het Hof die verklaringen betrouwbaar acht, blijkt verder ook uit de overweging dat ‘hetgeen door [betrokkene 7] is verteld naadloos aan[sluit] bij hetgeen [betrokkene 40] en [betrokkene 41] (…) hebben verklaard over de gebeurtenissen op 10 februari 2005’.7. De inhoud van het arrest geeft aldus geen enkele aanleiding te veronderstellen dat het Hof de verklaringen van deze getuigen over de signalementen van de overvallers onbetrouwbaar heeft gevonden.
9.
De inhoud van het door de verdediging ingenomen u.o.s. is echter, indien dit voor juist wordt gehouden, onverenigbaar met de bewezenverklaring van feit 2, in het bijzonder met hetgeen het Hof heeft afgeleid uit de uitlatingen van [betrokkene 7] — ergo: dat requirant zich op 10 februari 2005 als één van de twee uitvoerders in de gestolen KLM-auto op het Schiphol-platform bevond. Het Hof kon dan ook niet stilzwijgend aan dit u.o.s. voorbijgaan.
10.
In dat verband benadruk ik hier nog eens dat het Hof over het ‘signalementsverweer’ ter zake van de voltooide overval van 25 februari 2005 heeft overwogen dat de beschrijvingen die de getuigen van de uitvoerders hebben gegeven, requirant geenszins als dader uitsluiten. Daarmee is op dit verweer van de verdediging gereageerd met een feitelijk oordeel, waarover in cassatie — gelet op de vrijheid van selectie en waardering van het voorhanden materiaal die de feitenrechter toekomt — maar heel beperkt met succes kan worden geklaagd.8. Maar met betrekking tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd over de signalementen van de uitvoerders van de vermeende poging op 10 februari 2005, ontbreekt een dergelijk oordeel dus volledig.
11.
Er is in zoverre dan ook sprake van een motiveringsgebrek dat gelet op artikel 359 lid 8 Sv nietigheid tot gevolg heeft. Het bestreden arrest kan hierdoor ten aanzien van zowel feit 2 als feit 1 niet in stand blijven, nu het Hof immers de bewezen betrokkenheid van requirant bij feit 2 tevens aan de bewezenverklaring van feit 1 ten grondslag heeft gelegd.
Middel II
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt, in het bijzonder schending van artikel 350 en/of met artikel 359 jo. 415 Wetboek van Strafvordering (Sv),
doordat — anders dan het Hof onder. I bewezen heeft verklaard — uit de gebezigde bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat requirant op 25 februari 2005 als ‘medepleger’ één van de twee gewapende uitvoerders van de diefstal met geweld was, althans doordat deze bewezenverklaring in zoverre ontoereikend gemotiveerd is,
met name nu uit de uitlating van [betrokkene 7] tijdens het OVC-gesprek van 17 juni 2013 dat ‘[betrokkene 11] zijn plek heeft gepakt’ en daarvoor ‘een mejoen’ heeft gehad, mogelijk wél kan worden afgeleid dat deze ‘[betrokkene 11]’ [[betrokkene 11] — NvS] op 25 februari 2005 één van de twee gewapende overvallers was, maar in ieder geval niet dat requirant bij deze overval als uitvoerder ‘op het platform’ aanwezig was.
Het bestreden arrest kan hierdoor zowel ten aanzien van feit 1 als feit 2 niet in stand blijven.
Toelichting:
1.
Aan de bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 heeft het Hof niet minder dan 52 bewijsmiddelen ten grondslag gelegd, waarvan de inhoud 45 pagina's van het arrest bestrijkt. Ik zal deze daarom niet integraal weergeven in de toelichting op dit middel, maar volsta met de vaststelling dat de bewijsmiddelen zijn onder te verdelen in de volgende relevante onderwerpcategorieën:
- —
De bewijsmiddelen1tot en met10beschrijven de buit van de diefstal op 25 februari 2005 (feit 1);
- —
De bewijsmiddelen11tot en met14en16tot en met21betreffen getuigenverklaringen met betrekking tot — kort gezegd — de modus operandi van de diefstal op 25 februari 2005 (feit 1);
- —
De bewijsmiddelen22tot en met25betreffen getuigenverklaringen met betrekking tot — kort gezegd — de modus operandi van voorbereiding van c.q. poging tot diefstal van 10 februari 2005 (feit 2);
- —
De bewijsmiddelen26tot en met28behelzen bevindingen over het bestaan van telefooncontacten [betrokkene 5] en requirant;
- —
Uit de bewijsmiddelen29tot en met30blijkt van het aantreffen van schriftelijke aantekeningen in kleding woning requirant over diamanten — vermoedelijk betrekking hebbende op een van de buit;
- —
De bewijsmiddelen31en32geven het OVC-gesprek van 17 juni 2013 weer waar [betrokkene 7] aan deelneemt;
- —
De bewijsmiddelen42tot en met46betreffen bevindingen van uitlatingen van de medeverdachte [betrokkene 14] tijdens het WOD-traject;
- —
De bewijsmiddelen51en52geeft de inhoud weer van (bevindingen over) contacten en ontmoetingen tussen diverse verdachten — onder wie requirant — over een vermeend (financieel) conflict.
2.
Uit geen van deze bewijsmiddelen blijkt rechtstreeks dat requirant, zoals het Hof bewezen heeft verklaard, als uitvoerder betrokken is geweest bij de overval van 25 februari 2005 en de vermeende poging daartoe op 10 februari 2005. Het Hof heeft die zodanige betrokkenheid, zoals in de toelichting op het vorige middel al aan bod kwam, afgeleid uit met name enkele uitlatingen van [betrokkene 7] tijdens het OVC-gesprek van 17 juni 2013, in het bijzonder uit de uitlating dat ‘[verdachte] alles heeft gedaan’ en uit de beschrijving van het gedrag van de bestuurder van de gestolen KLM tijdens de vermeende poging van 10 februari 2005. Daarbij heeft het Hof als steunbewijs betrokken (a) de telefonische contacten van tussen requirant en [betrokkene 5] op 8 maart 2005, de dag dat de uitgebrande Renault Expresse met goederen afkomstig uit de diamantroof is aangetroffen;9.(b) de bladzijde die op 9 januari 2006 is aangetroffen in de aan requirant toegeschreven jas, met daarop omschrijvingen van enkele diamanten die mogelijk op 25 februari 2005 gestolen zijn;10. en (c) de contacten in het jaar 2014 tussen de verschillende verdachten van de diamantroof, onder wie requirant, over een vermeend financiële conflict.’11.
3.
Met betrekking tot de betrokkenheid van requirant bij de voltooide overval van 25 februari 2005, overweegt het Hof in het bijzonder nog het volgende:
‘[betrokkene 7] heeft ook over een daarop volgende keer verteld. Hij zegt:
‘Maar de eerste keer ging ik er gewoon voor. Maar toen dat fout ging hè wouden ze een week later wouden ze weer. Toen zat in mijn hoofd nog hey fuck dat man’.
En ook:
‘(…) achteraf wisten ze dat het twee weken eerder had moeten gebeuren’.
Het hof leidt hieruit, mede in het licht van de nader te bespreken bewijsmiddelen af dat dit over de geslaagde diamantroof op 25 februari 2005 gaat. [betrokkene 7], die kennelijk niet meer durfde, zegt dan nog:
‘Die [betrokkene 11] heeft toen mijn plek gepakt en ehh, die heeft een mejoen gehad.’
(…)
Uit de opmerking van [betrokkene 7] in het OVC-gesprek dat ‘[betrokkene 11] zijn plek heeft gepakt’ en daarvoor een ‘mejoen’ heeft gehad, begrijpt het hof dat ‘[betrokkene 11]’ op 25 februari 2005 (naast [verdachte]) één van de twee gewapende overvallers was. Met [betrokkene 11] wordt, zo stelt het hof op grond van de overige bewijsmiddelen vast, door [betrokkene 7] gedoeld op [betrokkene 11]. Zoals hierboven beschreven is er tussen hem en [verdachte] contact op de dag dat [betrokkene 5] op de hoogte raakt van een mogelijke inval door de politie, en de Renault Express brandend is gevonden. Verder heeft [betrokkene 14] in het WOD-traject, als hij wordt geconfronteerd met het vermoeden dat er twee neven bij de overval betrokken waren, gezegd:
‘één was erbij, ik ken ze, ben met hen in Suriname geweest’.
[betrokkene 14] heeft later bij de KMar verklaard dat hij met [betrokkene 11] in Suriname is geweest, hetgeen overigens bevestiging vindt in hun beider paspoortgegevens. [betrokkene 11] is een neef van de in 2015 doodgeschoten [betrokkene 11] [betrokkene 11], die bij leven president was van motorclub [A] Amsterdam. Bovendien is vastgesteld dat het nummer van [betrokkene 14] in 2005 in de telefoon van [betrokkene 11] stond. Als tijdens het WOD-traject door één van de WOD'ers wordt opgemerkt dat één van de neven die doodgeschoten was ook lid was van [A], zegt [betrokkene 14]:
‘[betrokkene 11], nee die was er niet bij, die ander’.
Dat die ander [betrokkene 11] was vindt ten slotte bevestiging in hetgeen is gebleken ten aanzien van het hieronder nog te bespreken financiële conflict.’12.
4.
Uit de opmerking van [betrokkene 7] in het OVC-gesprek dat ‘[betrokkene 11] zijn plek heeft gepakt’ en daarvoor ‘een mejoen heeft gehad’, leidt het Hof aldus af dat [betrokkene 7] ná de vermeende poging van 10 februari 2005 kennelijk niet meer durfde en dat in zijn plaats ‘[betrokkene 11]’ [[betrokkene 11] — NvS] op 25 februari 2005 is meegegaan als uitvoerder. [betrokkene 7] is dan ook niet veroordeeld voor (enige) betrokkenheid bij dit voltooide delict.13.
5.
Het feit dat [betrokkene 7] hierbij geen betrokkenheid heeft gehad, brengt uiteraard met zich mee dat hij niet uit eigen waarneming kan verklaren dat requirant op 25 februari 2005 als één van de twee gewapende overvallers was op het Schiphol-platform aanwezig was. [betrokkene 7] heeft zoiets in het bewuste OVC-gesprek dan ook niet gezegd. Ik verwijs naar de inhoud van bewijsmiddel 32. Dat het Hof uit de opmerking van [betrokkene 7] dat ‘[betrokkene 11] zijn plek heeft gepakt’14. heeft begrepen dat die ‘[betrokkene 11]’ op 25 februari 2005 één van de twee gewapende overvallers was, is ergens nog wel te volgen, maar dat deze ‘[betrokkene 11]’ — zoals het Hof in dezelfde adem overweegt — daarbij ‘naast [verdachte]’ zat, kant uit de uitlatingen van [betrokkene 7] echter niet worden afgeleid.
6.
Dat wordt niet anders wanneer de inhoud van het bewuste OVC-gesprek wordt bezien in het licht van de in acht genomen steunbewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen houden ogenschijnlijk wel verband met de roof van 25 februari 2005 — dat kan aan het Hof worden toegegeven —, maar de inhoud ervan is niet redengevend voor het oordeel dat requirant op die datum als één van de uitvoerders van de roof op het Schiphol-platform aanwezig is geweest.
7.
Daarbij merk ik op dat, naar de vaststellingen van het Hof, de gesprekken in 2014 over het ‘financiële conflict’ plaatsvonden tussen veel meer dan slechts twee personen, namelijk tussen requirant, [betrokkene 5], [betrokkene 11], [betrokkene 19], [betrokkene 14] en [betrokkene 13]. Dat wil zeggen, als we de gedachtegang van het Hof volgen dat deze gesprekken over de afwikkeling van de buit gingen, dat tenminste zes personen aanspraak maakten op een deel van die buit. In zoverre plaatsen de gesprekken en contacten over (beweerdelijk) onder meer de buit en het aantreffen van vermeende aantekeningen van deel daarvan, requirant evenmin als één van de twee uitvoerders ‘op het platform’.
12.
De bewezenverklaring van feit 1, voor zover inhoudende dat requirant op 25 februari 2005 één van de twee gewapende overvallers was, kan aldus niet (zonder meer) uit de gebezigde bewijsvoering worden afgeleid. Het bestreden arrest kan hierdoor ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2 niet in stand blijven, nu het Hof immers de bewezen betrokkenheid van requirant bij feit 1 tevens aan de bewezenverklaring van feit 2 ten grondslag heeft gelegd.
Middel III
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt, in het bijzonder schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en/of schending van artikel 350 en/of met artikel 359 jo. 415 Wetboek van Strafvordering (Sv),
doordat het gebruik voor het bewijs van de uitlatingen van [betrokkene 7] tijdens het OVC-gesprek van 17 juni 2013 (bewijsmiddel 31 en 32) een schending oplevert van artikel 6 lid 3 EVRM, nu de verdediging deze [betrokkene 7] hierover niet heeft kunnen ondervragen (hij heeft zich als getuige op zijn verschoningsrecht beroepen), terwijl de uitlatingen van [betrokkene 7] beslissend zijn voor de veroordeling van requirant en de verdediging niet voldoende gecompenseerd is voor het niet kunnen horen van [betrokkene 7],
althans doordat het oordeel van het Hof dat de uitlatingen van [betrokkene 7] niet in beslissende mate aan het bewijs bijdragen en de verdediging door kennisneming van de audio-opnames van het OVC-gesprek voldoende is gecompenseerd voor het niet kunnen ondervragen van [betrokkene 7], niet (zonder meer) begrijpelijk is, zodat het oordeel dat de uitlatingen van [betrokkene 7] zonder schending van artikel 6 EVRM voor het bewijs kunnen worden gebruikt, evenmin begrijpelijk is.
Het bestreden arrest kan hierdoor zowel ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1 als feit 2 niet in stand blijven.
Toelichting:
1.
De verdediging heeft in hoger beroep uitvoerig betoogd dat en waarom niet bewezen kan worden dat requirant op 10 respectievelijk 25 februari 2005 — als uitvoerder — op het Schiphol-platform aanwezig is geweest. In dat verband is onder meer aangevoerd dat de door getuigen gegeven signalementen van de uitvoerders (telkens) afwijken van het signalement van requirant. Mede tegen die achtergrond moet worden aangenomen dat de medeverdachte [betrokkene 7] (in relatie tot de tenlastegelegde feiten) niet over requirant spreekt feiten als hij het heeft over ‘[verdachte] die alles heeft gedaan’ en evenmin als hij verhaalt hoe de bestuurder van de gestolen KLM zich gedroeg tijdens de vermeende poging tot overval van 10 februari 2005, aldus de verdediging.
2.
Als onderdeel van het verweer strekkende tot (integrale) vrijspraak, heeft de raadsman zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het Hof niet zonder schending van artikel 6 EVRM voor het bewijs gebruik kan maken van de inhoud van het OVC-gesprek d.d. 17 juni 2013, waaraan onder anderen de medeverdachte [betrokkene 7] deelneemt. De verdediging heeft immers — naar aanleiding van dit gesprek — verzocht om [betrokkene 7] als getuige te mogen horen, maar die heeft zich in de hoedanigheid van getuige vervolgens op zijn verschoningsrecht beroepen.15. Omdat het OVC-gesprek — gezien de uitleg die de rechtbank daar in de bewijsconstructie aan had gegeven — het beslissende bewijsmiddel vormt, terwijl de verdediging onvoldoende compensatie is geboden voor het niet kunnen ondervragen van [betrokkene 7], mocht het Hof de inhoud van bedoeld OVC-gesprek niet voor het bewijs tegen requirant bezigen, aldus de raadsman. Ik citeer wat hierover in de ter zitting voorgedragen pleitnota is opgenomen:
‘Schending art. 6 lid 3 onder d EVRM
Dit is een goed moment om met alle procesdeelnemer vast te stellen dat
- 1.
De inhoud van de uitlatingen van [betrokkene 7] in de OVC, materieel hebben te gelden als die van een belastende getuige. Zo overweegt de rechtbank op blad 8 onder meer:
‘(…)Dat hetgeen [betrokkene 7] de beslotenheid van een auto en niet wetende dat het gesprek wordt opgenomen vertelt, het karakter heeft van een beeldend en enthousiast daderverslag; een verslag van iemand die uit eigen wetenschap — op een aantal punten gedetailleerd — verteld over zijn daden en die van zijn medeverdachten en wat hij — [betrokkene 7] — toen dacht en voelde(…)’
- 2.
Dat de inhoud van dit bewijsmiddel (belastende getuigenverklaring) als ‘Sole and Desicive’ is toegepast door de Rechtbank voor de veroordeling van cliënt
(Uitsluitend of in beslissende mate) OVC 19 september 2014 valt weg: blad 8 vonnis 2e alinea.
- 3.
Dat de verdediging haar ondervragingsrecht als bedoeld in art. 6 lid 3 onder d EVRM niet, althans niet adequaat en effectief heeft kunnen uitoefenen doordat die [betrokkene 7] als gehoorde getuige zich in eerste als tweede aanleg steeds heeft verschoond. Dit klemt temeer vanwege de 8 tot 9 aangetoonde leugens.
- 4.
Dat compenserende maatregelen niet voorhanden zijn en, voor[z]over dat anders mocht zijn niet door het Hof zijn geboden.
Aldus beschouwd:
- —
Substantieel aantal leugenachtigheden door [betrokkene 7] geuit in de OVC van 17 juni 2013, derhalve onbetrouwbaar;
- —
Schending van artikel 6 lid 3 onder d EVRM.
Conclusie:
In de zaak van client dient de OVC van 17 juni 2013 te worden uitgesloten van het bewijs.’16.
3.
Het Hof heeft dit verweer van de verdediging verworpen. Daartoe is het volgende overwogen:
‘Artikel 6 EVRM
Over het verweer dat het gebruik van de uitlatingen van [betrokkene 7] als bewijs strijdig is met het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces, overweegt het hof het volgende.
In het arrest van 20 april 2021 (ECLI:NL:HR:2021:576) heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:
‘2.12.1
Zoals in het […] arrest van 4 juli 2017 [ECLI:NL:HR:2017:1015] is overwogen, moet de rechter voordat hij einduitspraak doet, nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Zo nodig zal hij hetzij ambtshalve alsnog overgaan tot het oproepen en het horen van (een) getuige(n), hetzij bij zijn beslissing over de bewezenverklaring onder ogen moeten zien of en zo ja, welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige(n) in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen.
2.12.2
Deze wijze van beoordeling sluit aan bij de drie stappen die in de rechtspraak van het EHRM deel uitmaken van de beoordeling of in gevallen waarin de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen, het proces als geheel eerlijk is verlopen. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid.
Deze beoordelingsfactor en moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring groter is, is het — wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt — des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan. Dit betekent dat met name in gevallen waarin niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen zonder dat die in beslissende mate zal steunen op de verklaring van de getuige, terwijl de verdediging het nodige initiatief heeft getoond om het ondervragingsrecht te kunnen uitoefenen en een goede reden ontbreekt om de getuige niet te horen, de rechter (alsnog) zal moeten overgaan tot het oproepen en horen van die getuige, althans nog zal moeten doen wat redelijkerwijs mogelijk is om de verdediging de gelegenheid te bieden tot uitoefening van het ondervragingsrecht.
Als de uitoefening van het ondervragingsrecht niet wordt gerealiseerd, moet de rechter onderzoeken of voldoende compenserende factoren hebben bestaan voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige, waarmee ook de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing wordt gewaarborgd. Als de rechter oordeelt dat (vooralsnog) onvoldoende compenserende factoren hebben bestaan, onderzoekt hij of daartoe alsnog stappen kunnen worden gezet. Het gaat er daarbij in de kern om dat de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet ondervraagde getuige zorgvuldig onderzoekt, een en ander in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door de verdachte van die verklaring. Van belang daarbij kunnen zijn verklaringen van personen tegenover wie de getuige -kort na de gebeurtenissen waar het om gaat — zijn of haar verhaal heeft gedaan of die anderszins feiten en omstandigheden waarop de getuigenverklaring ziet, kunnen bevestigen. Het kan onder omstandigheden ook gaan om verklaringen van deskundigen die de totstandkoming en de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet ondervraagde getuige dan wel de persoon van die getuige aan een onderzoek hebben onderworpen. Verder kan compensatie betrekking hebben op procedurele waarborgen zoals de beschikbaarheid van een audiovisuele vastlegging van het verhoor van de getuige of het ondervragen van de zojuist genoemde personen of deskundigen. In dit verband kan ook van belang zijn dat de verdediging wel een beperkte mogelijkheid heeft gehad om vragen te (doen) stellen aan de getuige.’
Vooropgesteld dient te worden dat deze overwegingen van de Hoge Raad — en daarmee samenhangende rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens over het ondervragen van een prosecution witness — betrekking hebben op de situatie dat de verdediging heeft verzocht om een getuige te horen ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al (in het vooronderzoek of anderszins) een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. In de onderhavige zaak is deze situatie niet aan de orde, nu [betrokkene 7] niet op enig moment in deze procedure als getuige een verklaring heeft afgelegd die [verdachte] belast.
Het voorgaande laat echter onverlet dat [betrokkene 7] tijdens het gesprek op 17 juni 2013 uitlatingen heeft gedaan die belastend zijn voor [verdachte]. Nu de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om hem vervolgens als getuige over deze belastende uitlatingen te bevragen, dient naar het oordeel van het hof- in lijn met hetgeen de Hoge Raad, zoals hiervoor weergegeven, heeft overwogen over niet-ondervraagde getuigen — te worden beoordeeld of het proces desondanks als geheel eerlijk is verlopen. Bij die beoordeling acht het hof de volgende omstandigheden van belang:
- (i)
De verdediging is in hoger beroep in de gelegenheid gesteld om het ondervragingsrecht jegens [betrokkene 7] uit te oefenen, maar deze heeft zich beroepen op het hem toekomende verschoningsrecht. Er is dus een geldige reden waarom hij niet als getuige kon worden ondervraagd.
- (ii)
Bij de waardering van het gewicht van de belastende uitlatingen die [betrokkene 7] heeft gedaan is van belang dat deze uitlatingen (op directe en indirecte wijze) steun vinden in een reeks van feiten en omstandigheden die hiervoor zijn benoemd en die in onderlinge samenhang dienen te worden beschouwd. Daarbij benoemt het hof wat de betrokkenheid van [verdachte] betreft in het bijzonder (a) de telefonische contacten van tussen [verdachte] en [betrokkene 5] op de dag dat de uitgebrande Renault Expresse met goederen afkomstig uit de diamantroof is aangetroffen, (b) de bladzijde die op 9 januari 2006 in de jas van [verdachte] is aangetroffen met daarop omschrijvingen van op 25 februari 2005 gestolen diamanten en (c) de genoemde contacten tussen de verschillende verdachten van de diamantroof, onder wie [verdachte], in verband met het financiële conflict. Onder deze omstandigheden berust het bewijs over de betrokkenheid van [verdachte] bij de gewapende overval en de poging daartoe niet in beslissende mate op de uitlatingen van [betrokkene 7].
- (iii)
Ten slotte is van belang dat er een compenserende factor bestaat voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de uitlatingen van [betrokkene 7]. De verdediging heeft de audio-opnames van het gesprek van 17 juni 2013 kunnen beluisteren, waardoor zij in staat is geweest om aan de hand hiervan zelf vast te stellen welke uitlatingen [betrokkene 7] heeft gedaan en op welke wijze — met welke intonatie en interactie met de gesprekspartner bijvoorbeeld.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden het feit dat de verdediging [betrokkene 7] niet als getuige heeft kunnen ondervragen onverlet laat dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
Conclusie
Het hof is van oordeel, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, in samenhang beschouwd, dat bewezen kan worden dat [verdachte], tezamen en in vereniging met anderen, zich op 25 februari 2005 schuldig heeft gemaakt aan de gewapende overval op Schiphol en op 10 februari 2005 aan een poging daartoe. (…)’17.
4.
Het onderhavige middel komt aldus op tegen het oordeel van het Hof dat het feit dat de verdediging [betrokkene 7] niet als getuige heeft kunnen ondervragen onverlet laat dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces en het OVC-gesprek van 17 juni 2013 — houdende diverse uitlatingen van [betrokkene 7] — (mitsdien) voor het bewijs kan worden gebruikt.
5.
Daarbij stel ik voorop dat het Hof de beoordeling van de bruikbaarheid van het OVC-gesprek voor het bewijs — hoewel dit gesprek niet kwalificeert als een ‘verklaring’ in het vooronderzoek of anderszins — (met de raadsman in hoger beroep) terecht heeft geplaatst in de sleutel van artikel 6 lid 3 sub d EVRM. Het EHRM heeft in de zaak Mirilashvili al overwogen dat er ‘duidelijke aanwijzingen’ bestaan dat dit artikel ook kan worden toegepast op ander bewijs dan ‘getuigen’.18. Bevestiging daarvoor kan vervolgens worden gevonden in de zaak Chap Ltd.19. Daarin had de beoogde getuige, [naam 1], op verzoek van de Armeense Belastingdienst bepaalde (belastende) documenten verstrekt over de omroepactiviteiten van de verzoekende onderneming. Deze werden door de Belastingdienst gebruikt met het oog op de vaststelling van de belastingschuld van die onderneming. Later werd naar de documenten verwezen in een uitspraak van de administratieve rechtbank, nadat deze door de Belastingdienst in de procedure waren gebracht. Onder deze omstandigheden was het feit dat [naam 1] in de betreffende procedure(s) geen mondelinge of schriftelijke verklaringen had afgelegd tegen de verzoekende onderneming, volgens het EHRM niet relevant. Het ging hier immers om voor de verzoekster belastende documenten en de verdediging wenste [naam 1] (uitsluitend) te bevragen over de inhoud en de juistheid ervan. Daarmee kon [naam 1] als ‘getuige’ in de zin van artikel 6 lid 3 sub d EVRM kon worden aangemerkt.20. De casus ‘Chap’ is in zoverre vergelijkbaar met die van requirant. Het OVC-gesprek houdende uitlatingen van [betrokkene 7] is immers door het OM ingebracht ter vaststelling van de schuld van requirant aan de tenlastegelegde feiten. Over de inhoud en juistheid van zijn (potentieel) voor requirant belastende uitlatingen wenste de verdediging [betrokkene 7] te bevragen. Daarmee kan ook [betrokkene 7] als ‘getuige’ in de zin van artikel 6 lid 3 sub d EVRM worden aangemerkt.21.
6.
Dat vooropgesteld hebbende, merk ik op dat het Hof verder terecht heeft geoordeeld dat het beroep op het verschoningsrecht een geldige reden is waarom in casu het overvragingsrecht door de verdediging niet geëffectueerd is kunnen worden. De vraag is daarom vooral (a) of het bedoelde OVC-gesprek houdende diverse uitlatingen van [betrokkene 7] — waarvan de inhoud integraal voor het bewijs is gebezigd22. — inderdaad niet beslissend is voor de veroordeling van requirant ter zake van feit 1 en feit 2 en (b) of de verdediging daadwerkelijk voldoende compensatie heeft gekregen voor het niet kunnen effectueren van het ondervragingsrecht ten aanzien van de getuige [betrokkene 7]. Daarover het volgende.
a) Sole and decisive
7.
Wat betreft de vraag of de uitlatingen van [betrokkene 7] aangemerkt moeten worden als het ‘sole or decisive’ bewijs waarop de bewezenverklaring steunt, zijn de zaken Al-Khawaja en Tahery tegen het Verenigd Koninkrijk23. richtinggevend zijn. Daarin heeft de Grote Kamer van het EHRM gepoogd om het begrip ‘decisive evidence’ nader te omlijnen. Het gaat dan om ‘evidence of such significance or importance as is likely to be determinative of the outcome of the case’. Bedoeld begrip ‘should be narrowly understood as indicating evidence of such significance or importance as is likely to be determinative of the outcome of the case’. Daarbij wijst het EHRM op het belang van steunbewijs:
‘the stronger the corroborative evidence, the less likely that the evidence of the absent witness will be treated as decisive’.24.
Het antwoord op de vraag of het desbetreffende bewijsmiddel ‘decisive’ is, hangt dus vooral af van het al dan niet bestaan van aanvullend bewijs uit een andere, onafhankelijke bron. Of dergelijk steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van het bewijsmiddel in het licht van de bewijsvoering als geheel. Het steunbewijs moet bovendien betrekking hebben op het onderdeel van het bewijsmiddel dat door de verdachte wordt betwist.25.
8.
Bij de beoordeling of een bewijsmiddel al dan niet ‘decisive’ is, moet dat (betwiste) bewijsmiddel dus eigenlijk worden weggedacht uit de bewijsvoering. Dit betekent logischerwijs dat steunbewijs dat zijn bewijswaarde uitsluitend ontleent aan de relatie waarin het staat tot het bewijsmiddel dat moet worden weggedacht, eveneens moet worden weggedacht. Knigge zegt hierover:
‘Een deskundigenrapport met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring die de minderjarige getuige aflegde heeft bijvoorbeeld geen zelfstandige betekenis. Men kan dat rapport niet gebruiken als de verklaring van de minderjarige niet wordt gebruikt. Hetzelfde geldt voor steunbewijs dat enkel een inhoudelijke bevestiging vormt van niet direct relevante onderdelen van de desbetreffende getuigenverklaring. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Als de getuige verklaart dat de verdachte haar na een cafébezoek in een dronken bui heeft mishandeld en de desbetreffende caféhouder verklaart dat de verdachte zijn etablissement die avond inderdaad stomdronken heeft verlaten, ondersteunt de verklaring van de caféhouder die van de getuige. Als echter de verklaring van de getuige wordt weggedacht, komt de verklaring van de caféhouder in de lucht te hangen. Zelfstandige bewijswaarde komt aan die verklaring niet toe. De verklaring van de getuige wordt er door die verklaring dus niet minder beslissend op.’26.
9.
Tegen de achtergrond van het voorgaande merk ik het volgende op. Het Hof heeft requirant zowel bij de diefstal van 25 februari 2005 (feit I) als bij de vermeende poging van 10 februari 2005 (feit 2) aangemerkt als één van de twee uitvoerders op het Schiphol-platform. Dat requirant uitvoerder was, heeft het Hof afgeleid uit (kort samengevat) de uitlating van [betrokkene 7] dat ‘[verdachte] die alles heeft gedaan’ en diens beschrijving van het gedrag van de bestuurder van de gestolen KLM tijdens de vermeende poging. Voor wat betreft deze — door de verdediging uitdrukkelijk betwiste — betrokkenheid als uitvoerder van de tenlastegelegde feiten (zie hiervoor de randnummers .1 en .2), heeft het Hof de volgende steunbewijsmiddelen in acht genomen om te komen tot het oordeel dat de uitlatingen van [betrokkene 7] niet ‘decisive’ zijn:
- (a)
de telefonische contacten van tussen requirant en [betrokkene 5] op 8 maart 2005, de dag dat de uitgebrande Renault Expresse met goederen afkomstig uit de diamantroof is aangetroffen;27.
- (b)
de bladzijde die op 9 januari 2006 is aangetroffen in de aan requirant toegeschreven jas, met daarop omschrijvingen van mogelijk op 25 februari 2005 gestolen diamanten;28.
- (c)
de contacten in 2014 tussen de verschillende verdachten van de diamantroof, onder wie requirant, in verband met het financiële conflict.29.
10.
Denken wij nu de uitlatingen van [betrokkene 7] weg uit de bewijsconstructie, dan moet in de eerste plaats worden vastgesteld dat de bewezenverklaring van feit 2 — de veroordeling van requirant voor betrokkenheid bij de vermeende poging op 10 februari 2005 — uitsluitend op die uitlatingen is gebaseerd. Dat requirant, in welke vorm dan ook, bij die vermeende poging betrokken is geweest, vindt immers geen bevestiging in de genoemde steunbewijsmiddelen, die allen (indirect) betrekking hebben op de voltooide roof van 25 februari 2005, noch in de overige bewijsmiddelen die het Hof heeft hier gehanteerd. De uitlatingen van [betrokkene 7] vormen ‘the sole evidence’ voor requirants betrokkenheid bij dit feit, waarmee die uitlatingen aldus ook ‘decisive’ zijn voor diens veroordeling. Het oordeel van het Hof dat de bewezenverklaring van feit 2, voor zover inhoudende dat requirant één van de twee uitvoerders van dit feit was, niet in beslissende mate op de uitlatingen van [betrokkene 7] gebaseerd is, is dan ook onjuist, althans onbegrijpelijk.
11.
Datzelfde geldt ten aanzien van de bewezenverklaring van feit I. De in acht genomen steunbewijsmiddelen houden (mogelijk) wél verband met de roof van 25 februari 2005, maar de inhoud ervan vormt geen bevestiging van de relevante onderdelen van ('s Hofs interpretatie van) de uitlatingen die in dezen door de verdediging zijn betwist, te weten dat requirant als één van de uitvoerders van de roof op het Schiphol-platform aanwezig zou zijn geweest. Daarbij neem ik in aanmerking dat naar de vaststellingen van het Hof, de gesprekken in 2014 over het ‘financiële conflict’ plaatsvonden tussen veel meer dan slechts twee personen, namelijk tussen requirant, [betrokkene 5], [betrokkene 11], [betrokkene 19], [betrokkene 14] en [betrokkene 13]. Dat wil zeggen, als we de gedachtegang van het Hof volgen dat deze gesprekken over de afwikkeling van de buit gingen, dat tenminste zes personen aanspraak maakten op een deel van die buit. Het bestaan van contacten tussen deze zes verdachten (ruim) ná de overval, plaats requirant derhalve niet op het Schiphol-platform tijdens de overval van 25 februari 2005, althans net zomin als de overige belanghebbenden bij de buit.
12.
Hiermee is gegeven dat de uitlating van [betrokkene 7] tijdens het OVC-gesprek dat ‘[verdachte] alles heeft gedaan’ — in de interpretatie die het Hof daaraan heeft gegeven — ‘decisive’ is voor de bewezenverklaring dat requirant ook op 25 februari 2005 als uitvoerder ter plaatse bij dit feit betrokken is geweest. Het oordeel van het Hof dat de bewezenverklaring van feit 1 niet in beslissende mate op de uitlatingen van [betrokkene 7] gebaseerd is, is derhalve eveneens onjuist, althans onbegrijpelijk.
b) Compensatie
13.
Vervolgens de vraag of de verdediging voldoende compensatie is geboden voor het niet kunnen horen van [betrokkene 7]. In dat verband merk ik op dat het EHRM in Al-Khawaja & Tahery overwoog dat de inbreuk op het recht op een eerlijk proces toeneemt naarmate de verklaring van een niet door de verdediging ondervraagde getuige belangrijker is voor een veroordeling. Volgens De Wilde neemt daarom de behoefte aan compensatie toe naarmate een getuigenverklaring belangrijker is.30. Hij wijst in dat verband op de zaak Rosin, waarin het EHRM overwoog dat het enkele ter zitting afspelen van de videoregistratie van een getuigenverklaring, onvoldoende was om de rechten van de verdediging voldoende te waarborgen, zulks ‘having regard to the importance of V.'s testimony’.31. Ook in andere zaken — waarin, naast het belastende bewijsmiddel dat ‘untested’ bleef, weinig relevant steunbewijs was — vereiste het EHRM meer compenserende maatregelen: een zorgvuldige beoordeling van de belastende getuigenverklaring door de rechter, in combinatie met de gelegenheid voor de verdachte om die getuigenverklaring te betwisten, leverde bijvoorbeeld bij herhaling onvoldoende compensatie op.32.
14.
Het Hof heeft in de onderhavige zaak overwogen dat in casu een (lees: één) compenserende factor heeft bestaan voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de uitlatingen van [betrokkene 7]. De verdediging heeft namelijk de audio-opnames van het gesprek van 17 juni 2013 kunnen beluisteren, waardoor zij volgens het Hof in staat is geweest om aan de hand hiervan zelf vast te stellen welke uitlatingen [betrokkene 7] heeft gedaan en ‘op welke wijze’ (met welke intonatie en interactie met de gesprekspartner). Het kennelijk in die overweging besloten liggende oordeel van het Hof dat dit ook voldoende is om de beperkingen van het niet kunnen horen van [betrokkene 7] te kunnen compenseren, is evenwel niet begrijpelijk. Daarbij neem ik het volgende in aanmerking.
15.
Het Hof heeft, zoals hiervoor al aan de orde kwam, in de kern uit enkel de uitlatingen van [betrokkene 7] afgeleid dat requirant bij beide feiten één van de twee uitvoerders op het Schiphol-platform was. Die uitlatingen zijn derhalve cruciaal voor de bewijsconstructie die aan de veroordeling van requirant ten grondslag ligt, zodat de verdediging ruimhartig zou moeten worden gecompenseerd voor het niet direct kunnen toetsen van de inhoud ervan. De thans geboden compensatie is echter ver onder de maat. Het is immers niet zozeer de vraag of [betrokkene 7] bepaalde uitlatingen heeft gedaan, en zo ja met welke intonatie, maar in welke context hij zijn uitlatingen (aangaande ene [verdachte]) precies deed en over wie hij het heeft als hij spreekt over de bestuurder van ‘KLM-auto 43’, met wie hij op 10 februari 2005 beweerdelijk op het B-platform bivakkeerde. Met name dát aspect wilde de verdediging kunnen toetsen middels een verhoor van [betrokkene 7]. Ik wijs in dat verband op de onbeantwoord gebleven vragen van de raadsman die in het proces-verbaal van de zitting d.d. 16 november 2020 zijn weergegeven.33. De audio-opnamen voegen in dat opzicht echter niets toe. Vaststaat immers dat [betrokkene 7] requirant niet met zoveel woorden aanwijst als zijn mededader op 10 februari 2005, en al zeker niet als één van de twee uitvoerders van de voltooide overval (bij die overval was [betrokkene 7] naar de vaststelling van het Hof namelijk niet aanwezig). Het Hof heeft die zodanige betrokkenheid slechts uit de uitlatingen van [betrokkene 7] afgeleid. Hoe — in de woorden van het Hof — ‘beeldend’ die uitlatingen aan de hand van de opnamen ook moge blijken te zijn; dat gegeven raakt niet aan de inhoudelijk toets die de verdediging hier wilde aanleggen.
Conclusie
16.
Concluderend stel ik het volgende vast. Anders dan naar het oordeel van het Hof, zijn de uitlatingen van [betrokkene 7] tijdens het OVC-gesprek van 17 juni 2013 wel degelijk het bewijs waarop de bewezenverklaring in beslissende mate steunt. Dat requirant op 10 februari 2005 en 25 februari 2005 als uitvoerder op het platform was, heeft het Hof welbeschouwd immers uitsluitend uit deze uitlatingen afgeleid. De verdediging is voorts — wederom anders dan het Hof heeft geoordeeld — niet voldoende gecompenseerd voor het feit dat zij [betrokkene 7] niet heeft kunnen horen over diens uitlatingen. Een en ander brengt met zich mee dat het gebruik van de uitlatingen van [betrokkene 7] voor het bewijs een schending oplevert van het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces, althans is het oordeel van het Hof dat artikel 6 EVRM in dezen niet is geschonden, niet zonder meer begrijpelijk. Het bestreden arrest kan hierdoor, zowel ten aanzien van feit I als feit 2, niet in stand blijven.
Middel IV
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan niet-naleving nietigheid meebrengt, in het bijzonder schending van artikel 312 jo. artikel 45 Wetboek van Strafrecht (Sr) en/of artikel 359 Sv jo. artikel 415 Wetboek van Strafvordering (Sv),
doordat het oordeel van het Hof dat ten aanzien van het onder .2 tenlastegelegde sprake is van het voor een strafbare poging vereiste begin van uitvoering en het onder .2primairtenlastegelegde aldus kan worden bewezen, onbegrijpelijk is, althans ontoereikend gemotiveerd is,
nu de in dit verband door het Hof vastgestelde gedragingen van de verdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet (zonder meer) reeds gericht waren op de voltooiing van het met geweld wegnemen van een grote partij diamanten en/of sieraden, aangezien uit 's Hofs vaststellingen niet blijkt waar die diamanten en/of sieraden zich ten tijde van de vastgestelde gedragingen bevonden, zodat op grond van de gebezigde bewijsvoering onduidelijk is hoe dicht deze gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen.
Het bestreden arrest kan hierdoor in zoverre niet in stand blijven.
Toelichting:
1.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging in subsidiaire zin bepleit dat de primair tenlastegelegde pogingsvariant niet kan worden bewezen. Dat verweer is als volgt gevoerd:
‘Geen overtuigend bewijs dat cliënt op 10 februari op het platform is geweest, daargelaten dat dit door het OM gestelde feitencomplex beschouwend, geen sprake kan zijn geweest van een poging. De casus valt nagenoeg integraal te leggen over de het Grenswisselkantoor arrest uit 1987. Geen begin van uitvoering. In de auto met wapens andere ‘werktuigen’ in de auto klaar voor actie, auto echter nog niet verlaten of een andere gedraging verricht die moet worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf. Lees: er was nog geen vliegtuig gearriveerd op het platform, er was nog geen geldwagen vertrokken richting vliegtuig en evenmin had de auto aanstalten gemaakt om richting het B platform en de geldwagen te versnellen (zoals de 25e is gebeurd (…)).’34.
2.
Het Hof heeft dit verweer verworpen. Daartoe is het volgende overwogen:
‘Het hof is van oordeel, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, in samenhang beschouwd, dat bewezen kan worden dat [verdachte], tezamen en in vereniging met anderen, zich op 25 februari 2005 schuldig heeft gemaakt aan de gewapende overval op Schiphol en op 10 februari 2005 aan een poging daartoe.
Daarbij merkt het hof op dat, anders dan de raadsman (subsidiair) heeft bepleit, op 10 februari 2005 niet slechts sprake is geweest van de diefstal van een KLM-auto. Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van dat voorgenomen misdrijf. Dat voorgenomen misdrijf was op 10 februari 2005 onmiskenbaar een gewapende overval, op een waardetransport, op het beveiligde deel van Schiphol. [betrokkene 7] spreekt in het OVC-gesprek in dat verband over een ‘plan dat fout ging’ en had het over de wapens die men bij zich had. De uitvoering van dat plan was in een vergevorderd stadium.
[betrokkene 7] bevond zich met [verdachte], op het moment dat hun plan werd gedwarsboomd, al op het beveiligde gedeelte van Schiphol, bewapend, in KLM-kleding en in een voertuig dat kort daarvoor van het binnenterrein was gestolen. Dit zijn gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Dat [betrokkene 14] het tijdens het WOD-traject heeft over een ‘proef’ komt gelet op het voorgaande geen betekenis toe, te meer niet omdat [betrokkene 14] daaraan heeft toegevoegd dat het goed was dat die eerste keer niet is gelukt, omdat de buit dan minder was geweest.’35.
3.
Tegen de achtergrond van dit oordeel, stel ik het volgende voorop. Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf.36. Volgens Uw Raad laat de vraag of sprake is van zulke gedragingen, zich niet in algemene zin beantwoorden. Het komt aan op een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Algemene regels kunnen daarvoor niet worden gegeven.
4.
Uit de rechtspraak van Uw Raad kan echter wel worden afgeleid dat in dit verband een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen — bijvoorbeeld in tijd en/of plaats — en hoe concreet deze daarop waren gericht.37.
5.
Rozemond noemt hierbij als relevante factoren:
- (i)
de nabijheid van de gedraging ten opzichte van het voltooide delict — de gedraging moet volgens hem op ‘directe aanvang’ van het misdrijf gericht zijn —;
- (ii)
het onderscheidende karakter van de bewezenverklaarde gedraging ten opzichte van alledaagse gedragingen,
- (iii)
de ‘acuutheid’ van het gevaar voor het beschermde belang,
- (iv)
de noodzaak om tot politie-ingrijpen over te gaan en
- (v)
het ontbreken van strafrechtelijke alternatieven.38.
6.
Bij de beoordeling van zaken als de onderhavige is het derhalve aangewezen om op zoek te gaan naar het ‘omslagpunt’ waarvandaan niet meer van voorbereiding, maar van een daadwerkelijke poging kan worden gesproken.39. Gezien de aard van de verdenking in de onderhavige zaak — een ‘overval’ — lijkt het voor de hand te liggen om dat omslagpunt hier mede te bepalen aan de hand van enerzijds het Cito-arrest40. en anderzijds de Grenswisselkantoor-beschikking.41.
7.
In het Cito-arrest nam Uw Raad een poging tot diefstal met geweld aan in een zaak waarin de dader met een gedeeltelijk afgedekt gezicht, een schietklaar vuurwapen en een lege weekendtas aanbelde bij een uitzendbureau. Dat was anders in de Grenswisselkantoor-beschikking. Twee mannen, voorzien van pruiken en wapens, wachtten in een (gestolen) auto met draaiende motor een bankemployé op, teneinde hem te kunnen overvallen op het moment dat hij het bankkantoor zou openen. De bankemployé had echter argwaan gekregen en waarschuwde de politie in plaats van het kantoor te openen. Toen een politieauto arriveerde, gingen de overvallers er vandoor. Kan in deze omstandigheden gezegd worden dat het voornemen van de overvallers zich had geopenbaard door een begin van uitvoering? Naar het oordeel van Uw Raad was dat niet het geval: van degene die een grenswisselkantoor wilde overvallen en zich daartoe met een auto naar die bank heeft begeven, doch — om welke reden dan ook — die auto niet heeft verlaten, noch (in of vanuit die auto) een gedraging heeft verricht die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van dat voorgenomen misdrijf, kan nog niet gezegd worden dat hij aan dat misdrijf een begin van uitvoering heeft gegeven.42.
8.
In zijn aan de Grenswisselkantoor-beschikking voorafgaande conclusie zat Remmelink op dezelfde lijn: het springende punt was dat de verdachten in deze zaak wel alles hadden gedaan om de bankoverval te kunnen plegen door zich (kort gezegd) gewapend en ‘gemaskerd’ in een auto met draaiende motor vlak bij het grenswisselkantoor op te stellen met de bedoeling om de bank te overvallen, maar zij hadden hun voornemen hoe dan ook niet kunnen uitvoeren, omdat de kantoorbediende die argwaan kreeg het gebouw niet opende. Dat ‘hetgeen hier is geschied als een manifeste gedraging gericht op de onmiddellijke uitvoering van het delict kan worden beschouwd’, sprak Remmelink niet tegen, maar hij was van oordeel dat ‘naast dit alles ook nog een regelrecht contact met plek of toekomstig slachtoffer van het delict, kortom met het ‘corpus delicti’, noodzakelijk is, met andere woorden iets van een uitvoeringshandeling, al zou het slechts een gedraging zijn, die nog niet het grondfeit zelf zou betreffen, maar de adiafora ervan, gelijk in de zaak van HR 24 okt. 1978, NJ 1979, 52, waar de ‘schietklare’ dader aanbelde, derhalve een ‘concrete’ handeling verrichtte om binnen te komen’.
9.
Met dat laatste legt Remmelink een wezenlijk verschil bloot tussen die beide casus, welk verschil in zaken als de onderhavige mijns inziens als het gezochte omslagpunt kan worden beschouwd: de plaats en tijd waar(op) een concrete handeling wordt verricht om ‘binnen’ te geraken (in casu ‘in’ de waardetransportauto die — gelijk het gebeuren op 25 februari 2005 — de beoogde buit zou vervoeren). Oftewel, in de woorden van Rozemond — de handeling die op ‘directe aanvang’ van het misdrijf gericht is.
10.
Volgens de raadsman in hoger beroep was van zo een handeling hier nog geen sprake: de overvallers hadden de auto nog niet verlaten of een andere gedraging verricht die moet worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf:
‘er was nog geen vliegtuig gearriveerd op het platform, er was nog geen geldwagen vertrokken richting vliegtuig en evenmin had de auto aanstalten gemaakt om richting het B platform en de geldwagen te versnellen’.
De overvallers waren, met andere woorden, nog niet aanbeland op het punt dat contact kon worden gemaakt met de toekomstig slachtoffers van het voorgenomen delict (ergo: de personele beveiliging van de beoogde buit).
11.
Tegen die achtergrond ben ik dan ook, anders dan het Hof, de opvatting toegedaan dat zich hier nog geen begin van uitvoering van de voorgenomen overval op enig diamanttransport heeft geopenbaard. Dat de overvallers zich op het beveiligde gedeelte van Schiphol hebben opgehouden (bewapend, in KLM-kleding en in een voertuig dat kort daarvoor van het binnenterrein was gestolen), laat immers onverlet dat zij zijn afgedropen op een moment dat gewenste buit en de toekomstig slachtoffers — de beveiligers van het diamanttransport — in tijd en plaats te ver van hen verwijderd waren om te kunnen zeggen dat de uitvoering reeds nabij was. Het ‘gewapend afwachten’ door de verdachten is — gelijk als in de Grenswisselkantoor-zaak — naar de uiterlijke verschijningsvorm niet zonder meer te beschouwen als te zijn gericht op voltooiing van de voorgenomen overval.
12.
Daarbij neem ik in aanmerking dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet blijkt waar zich op 10 februari 2005 de gewilde diamanten bevonden toen de overvallers door de cabinemonteurs werden ‘gesnapt’ in de gestolen KLM-auto op het vrachtplatform van de B-pier.43. Weliswaar blijkt uit de bewijsmiddelen dat er in de regel dagelijks een diamanttransportvlucht van Amsterdam naar Antwerpen gaat met als schemavertrektijd 08.50 uur,44. maar uit het gebeurde op 25 februari 2005 weten we dat deze vertrektijd geen Wet van Meden en Perzen is; op die dag moest het vliegtuig immers om 09:50 uur nog vertrekken, omdat de diamanten te laat op Schiphol gearriveerd waren.45. Tot de aankomst van de diamanten op Schiphol blijven de KLM-beveiligingsmedewerkers die het vliegtuig beladen in de kluis wachten46. en rijdt er dus ook geen waardetransportauto die overvallen kan worden. Het feit dat de overvallers zich op 10 februari 2005 relatief kort vóór de bedoelde schemavertrektijd op het beveiligde gedeelte van Schiphol ophielden, is derhalve tevens in dat opzicht — zonder nadere vaststellingen over de plek waar de diamanten zich op dat moment bevonden — onvoldoende om van een begin van uitvoering te kunnen spreken.
13.
Het oordeel van het Hof dat ten aanzien van het onder .2 tenlastegelegde sprake is van het voor een strafbare poging vereiste begin van uitvoering en het onder .2 primair tenlastegelegde aldus kan worden bewezen, is derhalve onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd. Het bestreden arrest kan in zoverre niet in stand blijven.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, aldaar kantoorhoudende aan de Catharijnesingel 70 (3511 GM), die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door requirant van cassatie.
Utrecht, 3 mei 2022
advocaat
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 03‑05‑2022
Arrest Hof, p. 1–2.
Vonnis, p. 8 en 15.
Pleitnota hoger beroep, p. 3 tot en met 16.
Arrest, p. 69–73.
Arrest Hof, p. 35–41.
Bewijsmiddel 22 en 23.
Arrest Hof, p. 37.
Zie hierover bijv. de conclusie van A-G Spronken vóór HR 27 augustus 2019, ECLI:NL:HR:2019:1539 (randnummer 2.10)
Bewijsmiddel 26.
Bewijsmiddel 29–30.
Bewijsmiddel 51–52.
Arrest Hof, p. 38, resp. p. 39–40.
In combinatie met uitlatingen van de medeverdachte [betrokkene 14] over [betrokkene 11] tijdens het WOD-traject; zie nogmaals het citaat van de bewijsoverweging onder randnummer .3 van deze toelichting.
Proces-verbaal van de zitting in hoger beroep d.d. 16 november 2020, p. 10.
Pleitnota hoger beroep, p. 9–10.
Arrest Hof, p. 41–43.
EHRM 5 juni 2009, nr. 6293/04 (Mirilashvili tegen Rusland), par. 159.
EHRM 4 mei 2017, nr. 15485/09 (Chap Ltd. tegen Armenië).
Ibid, par. 48. Zie hierover ook de conclusie van A-G Harteveld vóór HR 10 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:177 (ECLI:NL:PHR:2022:17, randnummer 3.17–3.18).
Ibid, par. 48. Zie hierover ook de conclusie van A-G Harteveld vóór HR 10 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:177 (ECLI:NL:PHR:2022:17, randnummer 3.17–3.18).
Bewijsmiddel 31.
EHRM 15 december 2011, nrs. 26766/05 en 22228/06.
Par 131.
Vlg. ook HR 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1017, rov. 2.3.2.
Conclusie Knigge vóór HR 4 juli 2017, NJ 2017/447 m.nt. T. Kooijmans (ECLI:NL:PHR:2017:573, randnummer 5.4–5.5).
Bewijsmiddel 26.
Bewijsmiddel 29–30.
Bewijsmiddel 51–52.
Zie B. de Wilde, Stille getuigen 2015/7.2.8.3 (online geraadpleegd op 12 april 2022).
Proces-verbaal van de zitting in hoger beroep d.d. 16 november 2020, p. 10.
Pleitnota hoger beroep, p. 12 .
Arrest Hof, p. 43.
Vgl. HR 24 oktober 1978, NJ 1979/52, m.nt. Van Veen.
HR 30 maart 2021, NJ 2021/228 m.nt. Machielse.
Noot onder HR 30 juni 2015, NJ 2015/403.
Zie hierover ook G-J. Kruizinga, Strafbare poging óf voorbereidingshandelingen? Advocatenblad, Afl.10 (2020) — online geraadpleegd: https://www.advocatenblad.nl/2020/l2/30/strafbare-poging-of-voorbereidingshandelingen/.
HR 24 oktober 1978, NJ 1979/52.
HR 8 september 1987, NJ 1988/612.
Uit HR 30 maart 2021, NJ 2021/228, rov. 2.3.2., volgt dat het Cito-arrest (nog altijd) als bestendige jurisprudentie moet worden gezien. Ten aanzien van Grenswisselkantoor-beschikking wordt door Machielse echter betwijfeld of het belang van deze beschikking in de rechtspraktijk niet wordt overschat. Het ging in die zaak om een afwijzing van een vordering tot bewaring, waarbij het volgens hem maar de vraag was welke feiten door het OM aan de rechtbank waren voorgehouden. Ik merk in dat verband op dat uit overweging .5 van de beschikking van Uw Raad blijkt dat de officier van justitie tijdens de behandeling van de vordering bewaring aan de rechtbank onder meer had voorgehouden dat ‘van de herhaalde aanwezigheid van de auto van de verdachten een dreiging is uitgegaan naar de bankbediende, waardoor deze ervan werd weerhouden de bank te openen, met als gevolg dat de verdachten afzagen van hun voornemen’. Uw Raad heeft dat aspect gelet op overweging 6.3 echter niet als redengevend beoordeeld voor het aannemen van een poging: om welke reden de overvallers ook in de auto zijn blijven zitten, daardoor is een begin van uitvoering achterwege gebleven, mede omdat in de auto naar de uiterlijke verschijningsvorm geen handelingen zijn verricht die moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf. In zoverre bevatten deze beschikking mijns inziens wel degelijk belangrijke richtsnoeren voor de vaststelling van het ‘omslagpunt’ in zaken als de onderhavige.
Bewijsmiddel 22 en 23.
Bewijsmiddel 2 en 11.
Bewijsmiddel 11.
Bewijsmiddel 11.