Einde inhoudsopgave
RvdW 2017/217
Executie pand; beschikking tot verblijven pand aan pandhouder (art. 3:251 BW); analoge toepassing rechtsmiddelenverbod van art. 3:268 lid 3 BW?
HR 10-02-2017, ECLI:NL:HR:2017:213
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 februari 2017
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/01025
- Conclusie
A-G mr. J.B.M.M. Wuisman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:213, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑02‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1169, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑11‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑02‑2016
- Wetingang
Art. 3:251, 3:268 BW
Essentie
Executie pand; beschikking tot verblijven pand aan pandhouder (art. 3:251 BW); analoge toepassing rechtsmiddelenverbod van art. 3:268 lid 3 BW?
In HR 17 juni 1994, NJ 1995/367 (Rabobank/Sporting Connection) is geoordeeld dat de strekking van art. 3:251 lid 1 BW meebrengt dat een hogere voorziening tegen een krachtens deze bepaling gegeven beschikking niet is toegelaten. In deze beschikking is niet een uitzondering gemaakt voor beschikkingen op verblijfsverzoeken. De uitsluiting van een hogere voorziening waartoe in genoemd arrest is geoordeeld, heeft mede betrekking op de in art. 3:251 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.