RvdW 2022/556:Herziening. Poging tot doodslag, art. 287 Sr. Aangevoerd wordt dat hof tot een vrijspraak zou zijn gekomen als het bekend zou zijn geweest met de bij de aanvraag gevoegde getuigenverklaringen (art. 457 lid 1 sub c Sv). Op de in de CAG vermelde gronden kan aangevoerde niet worden aangemerkt als een gegeven a.b.i. art. 457 lid 1 sub c Sv. HR wijst aanvraag af. CAG: bij aanvraag gevoegde verklaring van getuige die zou zijn teruggekomen van door hem afgelegde belastende verklaring die hof voor het bewijs heeft gebruikt, tast die voor het bewijs gebruikte verklaring niet aan. Bij aanvraag gevoegde verklaring van broer van aanvrager inhoudende dat hij en dus niet aanvrager heeft gestoken, is in lijn met zijn eerder tegenover RC afgelegde verklaring en was hof dus reeds bekend. Overige bij aanvraag gevoegde getuigenverklaringen, die erop neerkomen dat broer van aanvrager heeft bekend dat hij het slachtoffer heeft gestoken, zijn van onvoldoende gewicht om een gegeven op te leveren a.b.i. art. 457 lid 1 sub c. Sv. Vervolg op HR 15 december 2020, RvdW 2021/113.