Vgl. HR 6 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9322, NJ 1997/655.
HR, 15-02-2022, nr. 20/01355
ECLI:NL:HR:2022:194
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-02-2022
- Zaaknummer
20/01355
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:194, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑02‑2022; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:1242
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2020:1039
ECLI:NL:PHR:2021:1242, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 21‑12‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:194
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2020:1039
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2022-0043
Uitspraak 15‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Medeplegen voorbereidingshandelingen invoer van cocaïne vanuit Caribisch deel Koninkrijk der Nederlanden naar Nederland, meermalen gepleegd (art. 10a Opiumwet) en deelname aan criminele organisatie die zich bezighoudt met invoer van cocaïne (art. 11a.1 (oud) Opiumwet). Onttrekking aan het verkeer van 2 busjes pepperspray, art. 36d Sr. Is sprake van soortgelijke feiten a.b.i. art. 36d Sr? Onder soortgelijke feiten in de zin van art. 36d Sr dienen te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door verdachte begane feiten dan wel feiten waarvan hij wordt verdacht (vgl. HR:1997:ZC9322). Gelet op bewezenverklaring heeft hof het samen met anderen verrichten van voorbereidingshandelingen t.b.v. invoer van cocaïne en deelneming aan een criminele organisatie, die invoer van cocaïne tot oogmerk had, aangemerkt als de door verdachte begane feiten a.b.i. art. 36d Sr. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt echter niet in te zien hoe inbeslaggenomen busjes pepperspray kunnen dienen om soortgelijke feiten als hiervoor genoemd te begaan of voor te bereiden dan wel opsporing van dergelijke feiten te belemmeren. Volgt (partiële) vernietiging t.a.v. onttrekking aan het verkeer van busjes pepperspray (zonder terugwijzing). Samenhang met 20/01289 en 20/01300.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/01355
Datum 15 februari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 maart 2020, nummer 23-000073-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben T.P.A.M. Wouters en R.I. Takens, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de bedoelde twee inbeslaggenomen busjes pepperspray, in zoverre tot zodanige beslissing als de Hoge Raad op grond van art. 440 Sv passend voorkomt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel richt zich tegen de onttrekking aan het verkeer van twee busjes pepperspray en klaagt daarbij over het oordeel van het hof dat deze kunnen dienen tot het begaan of het voorbereiden van soortgelijke feiten of het belemmeren van de opsporing daarvan.
2.2.1
Het hof heeft het bewezenverklaarde - kort gezegd - gekwalificeerd als het medeplegen van het verrichten van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van cocaïne (meermalen gepleegd) en de deelneming aan een criminele organisatie, die tot oogmerk heeft de invoer van cocaïne, en de verdachte voor die feiten onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met onttrekking aan het verkeer van twee inbeslaggenomen busjes pepperspray.
2.2.2
Het hof heeft ten aanzien van de onttrekking aan het verkeer van de twee busjes pepperspray het volgende overwogen:
“De hierna te noemen in beslag genomen (...) pepperspray zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte onder 1, 2 en 3 begane feiten aangetroffen. Zij behoren aan de verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen (...) 36b, 36d (...) van het Wetboek van Strafrecht.”
2.3.1
Artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
2.3.2
Onder soortgelijke feiten in de zin van artikel 36d Sr dienen te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht (vgl. HR 6 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9322).
2.4
Gelet op de bewezenverklaring heeft het hof - kort gezegd - het samen met anderen verrichten van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van cocaïne en de deelneming aan een criminele organisatie, die de invoer van cocaïne tot oogmerk had, aangemerkt als de door de verdachte begane feiten als bedoeld in artikel 36d Sr. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt echter niet in te zien hoe de inbeslaggenomen busjes pepperspray kunnen dienen om soortgelijke feiten als hiervoor genoemd te begaan of voor te bereiden, dan wel de opsporing van dergelijke feiten te belemmeren.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.
3. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de twee inbeslaggenomen busjes pepperspray en de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze zeven maanden en drie weken beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2022.
Conclusie 21‑12‑2021
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Veroordeling wegens opiumwetdelicten en deelneming aan een criminele organisatie. Slagende klacht over onttrekking aan het verkeer van twee inbeslaggenomen busjes pepperspray ex art. 36d Sr. Conclusie strekt tot partiële vernietiging.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/01355
Zitting 21 december 2021
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de verdachte.
I. Inleiding
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft de verdachte bij arrest van 31 maart 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, wegens:
1 en 2 “telkens: medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
- zich en/of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit”; en
3 “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet”.
Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen over in beslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen. Voor zover hier van belang heeft het hof in dat verband de onttrekking aan het verkeer van twee busjes pepperspray bevolen.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 20/01289 en 20/01300. Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens de verdachte hebben mr. R.I. Takens en T.P.A.M. Wouters, beiden advocaat te Amsterdam, twee cassatiemiddelen voorgesteld.
II. Het eerste middel en de bespreking daarvan
4. Het eerste middel klaagt over de beslissing van het hof tot onttrekking aan het verkeer van twee busjes pepperspray.
5. Ten laste van de verdachte is onder 1, 2 en 3 bewezenverklaard dat:
“Feit 1: ( [naam] zaaksdossier B1)
hij in de periode van 19 oktober 2013 tot en met 23 december 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:
- onderhoudsschema's van vliegtuigen van de [maatschappij] , aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en buiten de luchthaven gebracht en informatie uit die schema’s overgenomen,
- die onderhoudsschema's afgegeven en de informatie van die schema's gedeeld met medeverdachten, inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ( [maatschappij] -)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan,
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in het geselecteerde vliegtuig zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne,
- informatie met mededaders gedeeld over het wel of niet plaatsen van cocaïne op het desbetreffende vliegtuig, en
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit verbergplekken in het geselecteerde vliegtuig te verwijderen;
Feit 2: ( [naam] zaaksdossier B2)
hij in de periode van 23 december 2013 tot en met 18 februari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging niet anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:
- onderhoudsschema's van vliegtuigen van de [maatschappij] , aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en buiten de luchthaven gebracht en informatie uit die schema’s overgenomen,
- die onderhoudsschema's afgegeven en de informatie van die schema’s gedeeld met medeverdachten, inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ( [maatschappij] -)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan,
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplek van die cocaïne,
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in het geselecteerde vliegtuig zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne,
- informatie met mededaders gedeeld over de te gebruiken verbergplek en het plaatsen van cocaïne op het desbetreffende vliegtuig, en
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit verbergplekken in het geselecteerde vliegtuig te verwijderen;
Feit 3: ( [naam] zaaksdossier B6) hij in de periode van 19 oktober 2013 tot en met 18 februari 2014 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit verdachte, [betrokkene 1] , [betrokkene 4] , [betrokkene 3] , [medeverdachte 1] , [betrokkene 2] en [medeverdachte 3] , die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.”
6. Het hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als – kort gezegd – het medeplegen van de voorbereiding of bevordering van invoer van cocaïne in Nederland en deelneming aan een criminele organisatie met het oogmerk het plegen van Opiumwetdelicten (zie randnummer 1).
7. Met betrekking tot de twee busjes pepperspray houdt de bestreden uitspraak in:
“Onttrekking aan het verkeer
De hierna te noemen in beslag genomen verdovende middelen en pepperspray zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 1, 2 en 3 begane feit aangetroffen. Zij behoren aan de verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde, bezit daarvan in strijd is met het algemeen, belang en/of de wet.
[…]
Toepasselijke wetsartikelen De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen […] 36b, 36d […] van het Wetboek van Strafrecht.
[…]
Beslissing
Het hof:
[…]
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten (overeenkomstig de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 18 november 2015):
[…]- twee busjes pepperspray (volgnrs. 27 en 28).
[…]”
8. De beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de busjes pepperspray is klaarblijkelijk gebaseerd op hetgeen is bepaald in art. 36b, eerste lid aanhef en onder 1°, Sr in verbinding met art. 36d Sr. Deze bepalingen luiden als volgt:
9. - Art. 36b, eerste lid aanhef en onder 1°, Sr:
“1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
1° bij de rechterlijke uitspraak waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;”
- Art. 36d Sr:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
9. Onder soortgelijke feiten in de zin van art. 36d Sr dienen te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht.1.
10. Gezien de feiten die door het hof zijn bewezenverklaard valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien hoe de onder de verdachte in beslag genomen busjes pepperspray kunnen dienen tot het voorbereiden en bevorderen van de invoer van verdovende middelen, deelneming aan een criminele organisatie of soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.2.
11. Het middel slaagt. Om redenen van doelmatigheid geef ik de Hoge Raad in overweging om dienaangaande te volstaan met het vernietigen van de beslissing van het hof tot onttrekking aan het verkeer van de busjes pepperspray.
III. Het tweede middel en de bespreking daarvan
12. Het tweede middel klaagt dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden.
13. Namens de verdachte is op 10 april 2020 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 23 maart 2021 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Daarmee is de inzendtermijn van acht maanden overschreden met ruim drie maanden en is dus de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM overschreden. Dat betekent dat de duur van de opgelegde gevangenisstraf dient te worden verminderd aan de hand van de gebruikelijke maatstaf.
14. Het middel slaagt.
IV. Slotsom
15. Beide middelen slagen.
16. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
17. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de bedoelde twee inbeslaggenomen busjes pepperspray, in zoverre tot zodanige beslissing als de Hoge Raad op grond van art. 440 Sv passend voorkomt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 21‑12‑2021
Zie o.m. HR 30 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR1830, NJ 2006/410; HR 7 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9859; HR 20 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ5709; HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:197; HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1410; en HR 16 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:216, NJ 2021/183, m.nt. Mevis.