Vgl. HR 6 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9322, NJ 1997/655.
HR, 05-07-2016, nr. 15/00843
ECLI:NL:HR:2016:1410
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-07-2016
- Zaaknummer
15/00843
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:1410, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑07‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:600, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:600, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑05‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:1410, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0309
Uitspraak 05‑07‑2016
Inhoudsindicatie
Onttrekking aan het verkeer. Art. 36d Sr. Onder soortgelijke feiten i.d.z.v. art. 36d Sr dienen te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht (vgl. ECLI:NL:HR:1997:ZC9322). Zonder nadere motivering die ontbreekt valt niet in te zien hoe het onder verdachte inbeslaggenomen mes kan dienen om een vergelijkbaar vermogensdelict te begaan of voor te bereiden als de bewezenverklaarde (winkel)diefstal.
Partij(en)
5 juli 2016
Strafkamer
nr. S 15/00843
AJ/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 23 januari 2015, nummer 22/002090-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een mes, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte dan wel onvoldoende gemotiveerd een mes van de verdachte aan het verkeer onttrokken heeft verklaard.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 02 november 2013 te Monster, gemeente Westland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee kledingstukken, toebehorende aan Rataplan."
2.2.2.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als 'diefstal' en de verdachte te dier zake veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen mes.
2.2.3.
Het bestreden arrest houdt, voor zover hier van belang, in:
"Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp (...) (mes aangetroffen in dashboardkastje van auto), is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 1 begane misdrijf werd aangetroffen en dit aan de verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang."
2.3.
Onder soortgelijke feiten in de zin van art. 36d Sr dienen te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht. (Vgl. HR 6 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9322, NJ 1997/655.)
2.4.
Als zodanig, door de verdachte begaan, feit heeft het Hof blijkens zijn hiervoor aangehaalde overweging de onder 1 bewezenverklaarde (winkel)diefstal aangemerkt. In aanmerking genomen dat de bewezenverklaring van dit feit geen melding maakt van enige vorm van gewelddadigheid, valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien hoe het onder de verdachte inbeslaggenomen mes kan dienen om een vergelijkbaar vermogensdelict te begaan of voor te bereiden.
2.5.
Het middel slaagt.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissing ter zake van de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2016.
Conclusie 31‑05‑2016
Inhoudsindicatie
Onttrekking aan het verkeer. Art. 36d Sr. Onder soortgelijke feiten i.d.z.v. art. 36d Sr dienen te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht (vgl. ECLI:NL:HR:1997:ZC9322). Zonder nadere motivering die ontbreekt valt niet in te zien hoe het onder verdachte inbeslaggenomen mes kan dienen om een vergelijkbaar vermogensdelict te begaan of voor te bereiden als de bewezenverklaarde (winkel)diefstal.
Nr. 15/00843 Zitting: 31 mei 2016 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 23 januari 2015 de verdachte ter zake van "diefstal" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken. Voorts heeft het hof beslist op de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, een en ander als in het arrest vermeld.
Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeftmr. L.E.G. van der Hut, advocaat te Den Haag, een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het hof ten onrechte dan wel onvoldoende gemotiveerd een mes van de verdachte aan het verkeer onttrokken heeft verklaard.
De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals dit is vermeld onder 1 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (mes aangetroffen in dashboardkastje van auto), is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 1 begane misdrijf werd aangetroffen en dit aan de verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang."
5. Redelijke uitleg van de in art. 36d Sr gebezigde woorden 'soortgelijke feiten' brengt mee dat daaronder dienen te worden verstaan feiten, die, gelet op het belang dat de wetgever door de strafbaarstelling ervan heeft willen beschermen, tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht.1.
6. In aanmerking genomen dat onder 1 is bewezenverklaard dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee kledingstukken en dat de bewezenverklaring geen melding maakt van enige vorm van gewelddadigheid, valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien hoe het bij de verdachte inbeslaggenomen mes kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven. Het middel klaagt daarover terecht.2.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van het mes, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 31‑05‑2016
Vgl. HR 2 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5268 en HR 7 september 2010, ECLI:NL:HR:BM9859.