Hof Amsterdam, 07-04-2020, nr. 23-000073-16
ECLI:NL:GHAMS:2020:1039
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
07-04-2020
- Zaaknummer
23-000073-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:1039, Uitspraak, Hof Amsterdam, 07‑04‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:194
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:1242
Uitspraak 07‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor het plegen van voorbereidingshandelingen om cocaïne in Nederland in te voeren en deelname aan organisatie die dat tot doel had.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000073-16
datum uitspraak: 31 maart 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15/840178-13 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 november 2017, 17 december 2018, 18 december 2018, 11 januari 2019, 3 maart 2020 en 17 maart 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 ten laste is gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover inhoudelijk nog in hoger beroep aan de orde - ten laste gelegd dat:
Feit 1: ([naam] zaaksdossier B1)
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2013 tot en met 23 december 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- een of meer onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en/of buiten de luchthaven gebracht en/of informatie uit die schema's/dat schema overgenomen en/of
- die onderhoudsschema's/onderhoudsschema afgegeven en/of de informatie van die schema's/dat schema gedeeld met een of meer medeverdachten en/of derden, al dan niet inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan en/of
- voor die onderhoudsschema's/dat onderhoudsschema en/of die informatie geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplek(ken) van die cocaïne en/of afspraken heeft gemaakt over die verbergplek(ken) en/of
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in die/dat geselecteerde vliegtuigen zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne en/of
- informatie met mededader(s) gedeeld over de te gebruiken verbergplek(ken) en/of het wel of niet plaatsen van cocaïne op de/het betreffende vliegtuig(en) en/of
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit een of meer verbergplekken in de/het geselecteerde vliegtuig(en) te verwijderen en/of aan landside te brengen en/of
- in een of meer geselecteerde vliegtuigen gezocht naar de betreffende cocaïne;
Feit 2: ([naam] zaaksdossier B2)
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2013 tot en met 18 februari 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- een of meer onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en/of buiten de luchthaven gebracht en/of informatie uit die schema's/dat schema overgenomen en/of
- die onderhoudsschema's/onderhoudsschema afgegeven en/of de informatie van die schema's/dat schema gedeeld met een of meer medeverdachten en/of derden, al dan niet inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan en/of
- voor die onderhoudsschema's/dat onderhoudsschema en/of die informatie geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplek(ken) van die cocaïne en/of afspraken heeft gemaakt over die verbergplek(ken) en/of
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in die/dat geselecteerde vliegtuigen zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne en/of
- informatie met mededader(s) gedeeld over de te gebruiken verbergplek(ken) en/of het wel of niet plaatsen van cocaïne op de/het betreffende vliegtuig(en) en/of
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit een of meer verbergplekken in de/het geselecteerde vliegtuig(en) te verwijderen en/of aan landside te brengen en/of
- in een of meer geselecteerde vliegtuigen gezocht naar de betreffende cocaïne;
Feit 3: ([naam] zaaksdossier B6)
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2013 tot en met 17 juni 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit (onder meer) verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of een of meer andere personen die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet en/of 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een aantal andere beslissingen dan de rechtbank komt.
Bewijsoverwegingen
Algemeen
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte onder meer samen met zijn broer [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]), zijn neef [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]), [medeverdachte 7], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] een groep vormde die voorbereidingshandelingen trof om cocaïne vanuit de Antillen naar Nederland in te voeren. De cocaïne zou daarvoor op de Antillen verborgen moeten worden in ([maatschappij]-)vliegtuigen die kort nadien voor onderhoud in hangars op Schiphol-Oost gepland stonden. In deze hangars zou de cocaïne door twee onderhoudsmonteurs van [maatschappij], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], uit die vliegtuigen gehaald worden. Om dit plan te kunnen uitvoeren was cruciaal dat de groep beschikte over onderhoudsschema’s waarop vermeld stond welk specifiek vliegtuig dat vanuit de Antillen kwam op welk specifiek moment voor onderhoud in een hangar gepland stond. Deze onderhoudsschema’s werden geleverd door [medeverdachte 2]. [medeverdachte 3] verstrekte daarnaast informatie over ‘goede verbergplaatsen’ en stelde door hem gemaakte foto’s van die verbergplaatsen aan de groep ter beschikking. Hun primaire contactpersoon binnen de groep was [medeverdachte 1], eveneens werkzaam bij [maatschappij] op Schiphol-Oost. Als [medeverdachte 1] niet beschikbaar was, namen [medeverdachte 5] of (in mindere mate) de verdachte de honneurs waar.
[medeverdachte 1] speelde een coördinerende rol binnen de groep: hij had op verzoek van [medeverdachte 7] [medeverdachte 2] benaderd voor de onderhoudsschema’s, verkreeg deze en informatie over de verbergplaatsen van [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] en voorzag hen van informatie over vluchtnummers van vliegtuigen waarin de cocaïne zou worden geplaatst, data van arriveren van die vliegtuigen en vindplaatsen van de cocaïne, een en ander opdat zij de cocaïne uit die vliegtuigen zouden kunnen halen.
[medeverdachte 1] (die zich zoals gezegd geregeld liet waarnemen door [medeverdachte 5] en – in mindere mate – de verdachte) speelde op zijn beurt de informatie die hij had gekregen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] door aan [medeverdachte 7]. Daarbij bediende hij zich, evenals alle andere deelnemers aan de groep, van versluierd taalgebruik. [medeverdachte 7] had eveneens een coördinerende rol en was naar het oordeel van het hof de spilfiguur binnen de groep, in die zin dat hij de contactpersoon was tussen Nederland (de personen die ‘inside information’ hadden op Schiphol en de verdovende middelen uit de vliegtuigen konden halen) en de Antillen (de personen die beschikten over de cocaïne en die met de uit Nederland komende informatie deze cocaïne in de vliegtuigen konden verbergen). Informatie uit de Antillen werd door hem aan [medeverdachte 1] (al dan niet via [medeverdachte 5] of de verdachte) doorgegeven en vice versa.
Op enig moment verscheen ook [medeverdachte 6] ten tonele. Hij werd door [medeverdachte 7] op de hoogte gehouden van de gang van zaken, maar bovendien heeft hij zelf telefonisch een persoon op de Antillen instructies gegeven over hoe te handelen, toen de gemaakte afspraken ten aanzien van de verbergplaatsen op de Antillen kennelijk niet werden nagekomen.
Criminele organisatie
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte en de genoemde mededaders deel hebben uitgemaakt van een groep die tot doel had cocaïne in Nederland in te voeren. Er was sprake van een duidelijke rolverdeling binnen die groep, die met betrokkenheid van de verdachte enkele maanden heeft gefunctioneerd. Aldus is sprake geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en derhalve van een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1: ([naam] zaaksdossier B1)
hij in de periode van 19 oktober 2013 tot en met 23 december 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:
- onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en buiten de luchthaven gebracht en informatie uit die schema’s overgenomen,
- die onderhoudsschema's afgegeven en de informatie van die schema's gedeeld met medeverdachten, inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan,
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in het geselecteerde vliegtuig zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne,
- informatie met mededaders gedeeld over het wel of niet plaatsen van cocaïne op het desbetreffende vliegtuig, en
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit verbergplekken in het geselecteerde vliegtuig te verwijderen;
Feit 2: ([naam] zaaksdossier B2)
hij in de periode van 23 december 2013 tot en met 18 februari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:
- onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en buiten de luchthaven gebracht en informatie uit die schema’s overgenomen,
- die onderhoudsschema's afgegeven en de informatie van die schema's gedeeld met medeverdachten, inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan,
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplek van die cocaïne,
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in het geselecteerde vliegtuig zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne,
- informatie met mededaders gedeeld over de te gebruiken verbergplek en het plaatsen van cocaïne op het desbetreffende vliegtuig, en
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit verbergplekken in het geselecteerde vliegtuig te verwijderen;
Feit 3: ( [naam] zaaksdossier B6)
hij in de periode van 19 oktober 2013 tot en met 18 februari 2014 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 7], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6], die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.
Hetgeen meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens: medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
- zich en/of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen beslist tot verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, daarbij rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en dat ten aanzien van het beslag wordt beslist conform het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in hoger beroep verzocht om, in aanmerking genomen de rol van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden, het feit dat de verdachte sinds 2014 niet meer met politie of justitie in aanraking is geweest en rekening houdend met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, een taakstraf op te leggen, eventueel aangevuld met een fors voorwaardelijk strafdeel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in de periode van 19 oktober 2013 tot en met 18 februari 2014 in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen, gericht op de invoer van cocaïne vanuit de Antillen. De rol van de verdachte bestond uit het onderhouden van contact met medeverdachten onder wie zijn broer en [medeverdachte 7]. Ook heeft de verdachte in deze periode op verzoek van zijn broer onderhouds-schema’s voor vliegtuigen gekopieerd. Twee monteurs in dienst van [maatschappij] leverden de groep respectievelijk onderhoudsschema’s van vliegtuigen en informatie over verbergplekken; ook hielden zij zich beschikbaar om de cocaïne tijdens onderhoudswerkzaamheden op Schiphol-Oost uit de vliegtuigen te halen. Aan de hand van de onderhoudsschema’s kon de groep zich op de hoogte stellen van de vliegbewegingen van de toestellen die zij voor de bewezen verklaarde feiten gebruikten of op het oog hadden. Kwalijk is dat hierbij misbruik werd gemaakt van de privileges die [maatschappij]-medewerkers op Schiphol hebben. Het inschakelen van medewerkers van luchthavens, zoals werknemers van vliegmaatschappijen, heeft bovendien ter plaatse een corrumperend effect.
Het doel van de organisatie was de invoer van cocaïne naar Nederland. Cocaïne is een voor de gezondheid schadelijke stof en bedreigt de volksgezondheid. Ook leidt het tot verschillende andere vormen van criminaliteit, zoals bijvoorbeeld de strafbare feiten die mensen plegen om met de opbrengst daarvan cocaïne te kunnen kopen. Om de volksgezondheid te beschermen en om bedoelde cyclus van strafbare feiten te beperken, zijn voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van cocaïne met hoge straffen bedreigd. Hetzelfde geldt voor het lidmaatschap van een criminele organisatie als die waarvan de verdachte lid was.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de rol die de verdachte daarin heeft vervuld, ook al was deze van minder gewicht dan die van zijn mededaders, past naar het oordeel van het hof als sanctie slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daaruit volgt dat de door de rechtbank opgelegde, door de advocaat-generaal gevorderde en door de verdediging bepleite combinatie van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf ver afstaat van wat het hof in de onderhavige zaak een passende en geboden bestraffing acht.
Het hof is van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in hoger beroep is overschreden, nu het hof pas na vier jaar en bijna drie maanden na het instellen van het hoger beroep (op 7 januari 2016) eindarrest wijst. Vanwege deze overschrijding van de redelijke termijn zal het hof in plaats van de passend geachte gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden opleggen.
Verbeurdverklaring
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan of voorbereid met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Onttrekking aan het verkeer
De hierna te noemen in beslag genomen verdovende middelen en pepperspray zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 1, 2 en 3 begane feit aangetroffen. Zij behoren aan de verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 10a en 11b van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk in hoger beroep nog aan de orde, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten (overeenkomstig de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 18 november 2015):
- vier stuks bescheiden (volgnr. 30).
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten (overeenkomstig de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 18 november 2015):
- negen wikkels met vermoedelijk cocaïne en een half pilletje xtc (volgnr. 2);
- twee busjes pepperspray (volgnrs. 27 en 28).
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten (overeenkomstig de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 18 november 2015):
- een sleutelbos met drie sleutels (volgnr. 3);
- een geldbedrag van 5 US-dollar (volgnr. 4).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.L.M. van der Voet en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 maart 2020.
Mr. K.J. Veenstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.