Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/16.2.5.3
16.2.5.3 De schorsingsbevoegdheid van de executierechter
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS381552:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
In België werd een schorsingsbevoegdheid aangenomen in Cass. 2 mei 1996, RW 1996-97, 656; zie voorts hieromtrent wat betreft het Belgische recht Wagner 2003, p. 55.
Laatstgenoemde schorsing betreft niet slechts de incasso van reeds verbeurde dwangsom, maar brengt mee dat gedurende de schorsingsperiode de 'dwangsomteller' niet doorloopt: in die periode worden geen dwangsommen verbeurd.
Zie bijvoorbeeld Hof Leeuwarden 28 maart 1984, NJ 1984, 644, in welk geval de kortgedingrechter volgens het Hof kon bevelen de executie van dwangsommen te staken onder de voorwaarde dat de op straffe van dwangsommen veroordeelde binnen drie maanden na de uitspraak een bodemprocedure ex art. 611d Rv zou instellen. Zie met betrekking tot de schorsing van de executie van dwangsommen ook Vzngr. Rb. Amsterdam 10 april 2003, LJN AF7230. Naar mijn mening strekt de schorsingsbevoegdheid van de executierechter zich niet alleen uit over schorsing van de executie van dwangsommen, maar ook tot schorsing van de executie van de hoofdveroordeling. Laatstgenoemde schorsing heeft tot gevolg dat de dwangsom gedurende de periode van schorsing niet wordt verbeurd.
Zie ook J.H. Blaauw 2002, p. 32.
De tweede door de A-G hierboven opgeworpen vraag met betrekking tot de schorsingsbevoegdheid van de executierechter zou mijns inziens om praktische redenen bevestigend beantwoord moeten worden.1 De schorsingsbevoegdheid van de executierechter is mijns inziens niet beperkt tot de schorsing van de executie van dwangsommen, maar strekt zich mede uit tot de schorsing van tenuitvoerlegging van de met dwangsom versterkte hoofdveroordeling.2
Weliswaar zou strikt genomen gesteld kunnen worden dat de executierechter blijkens het arrest Leslee/Snauwaert in dit geval een met de exclusieve schorsingsbevoegdheid van de 611d-rechter conflicterende schorsing uitspreekt als deze in afwachting van de uitkomst van een 611d-procedure op grond van een onmogelijkheidsverweer de executie van de met dwangsom versterkte hoofdveroordeling schorst; deze interpretatie van het arrest lijkt mij echter te streng en niet praktisch. Wanneer de dwangsom in de bodemprocedure is opgelegd, kan zich het geval voordoen dat een beslissing van de bodemrechter in de 611 d-procedure niet kan worden afgewacht.3 Er moet daarom een spoedprocedure bestaan waarin, in afwachting van de beslissing van de 611d-rechter, de tenuitvoerlegging van de met dwangsom versterkte hoofdveroordeling voorlopig kan worden geschorst.4 Dat de executierechter overigens in het executiegeschil aan een bijzonder streng criterium toetst waar het de schorsing van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke veroordeling betreft, bleek al uit hetgeen ik hierboven in par. 15.2 ten aanzien van misbruik van bevoegdheid stelde.